Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 304]
| |
Vertoog, over den invloed der zedelyke wysbegeerte.
| |
[pagina 305]
| |
wy deezen verpligten om een oogenblik met ons op te merken, dat wy hun tot erkentenis noodzaaken. Onder de Zedelyke gebreken des Menschdoms is 'er één, dat alle de andere in zich schynt te bevatten, een kort begrip van alle boosheid, de Geestdryvery. Deeze behelst in zich onregtvaardigheid, wreedheid, veragting der Wetten en verwaarloozing der Natuure; deeze dooft alle Deugden uit of bederft ze; deeze vermeerdert en styft alle Ondeugden: zy kan noch verschrikt noch bedwongen worden: dewyl zy straffen en bedreigingen versmaadt. De ongelukkigen, aan dit euvel ziek, geneezen zeldzaam, zeer zeldzaam; maar de Rede, die op hun niets vermag, belet het overspruiten deezer kwaale; en brengt te wege dat die woede sterft met de zodanigen, die 'er door zyn aangetast. Deezen dienst hebben wy aan de Zedelyke Wysbegeerte dank te weeten. De Geestdryvery, die pest der Ziele, heeft nimmer met meer gewelds gewoed dan staande de twee Eeuwen, die de helschitterende Eeuw, waarin de Fraaije Letteren begonnen te herleeven, voor gingen: die Eeuw zelve was besmet met de overblyfzelen diens bederfs. De beschaavende Kunsten hadden de Menschen verzagt, 'er bleef over dat zy onderweezen moesten worden. - Hoe, zal men ons misschien te gemoete voeren, hoe, zyn 'er Boeken noodig om de Menschen te leeren, dat zy Broeders zyn, dat een zagt liefhebbend Character den waaren Godsdienst gelykvormig moet maaken aan god, wiens werk dezelve is? dat de Waarheid, wanneer dezelve vervolgt, de wapenrusting der Leugen aanschiet, en haatlyker dan de Leugen zelve wordt? Hoe, bepaalen zich de poogingen der Wysbegeerte tot zo eenvoudige beginzelen? - Ja, ongetwyfeld, en wat moet dezelve, derhalven, doen? Kan zy de Waarheid, die eeuwig is, hervoortbrengen? - Neen; maar zy herroept dezelve in het hart der Menschen, wanneer de Driften den indruk daar van hebben doen verdwynen. Als de Wysbegeerte haare stemme verheft, zyn het de Verouderde in de Schoole der dwaaling niet, die zich getroffen voelen door haare lessen: het opluikend Geslacht ontvangt de waarheid. Het zaad der Rede, door goede Boeken verspreid, valt in den grond der leerzaame gemoederen. De Jongeling tot het Overheidsampt opgevoed, vervoegt zich in de regtbank met rechtmaatige denkbeelden van zyne Pligten en van de Wetten. Hy, die geroepen is tot de Kerklyke Bediening, vaart dezelve aan met beginzelen van Gemaatigdheid en Liefde, voegende aan de Wet van een god, die | |
[pagina 306]
| |
zyne Kinderen bemint. Een ander, geschikt om die schitterende plaatzen te bekleeden, welke naby de oppermogenheid komen, bepaalt zich altoos voor oogen te houden den grooten pligt van de Menschen goed te doen; weetende dat hy anderzins derzelver billyke veragting te wagten hebbe. - Dus verdweenen allengskens die schadelyke en verderslyke beginzels, welke den Volken en Koningen zo veel kwaads brouwden. Zodanig was de ongemerkte vordering der Rede, wanneer zy het vreeslyk verderf der voorgaande eeuwen, de schrik der onze geworden, verdelgde. - Zy heeft het, onder allerlei gedaanten, bestreeden. Zy is op het schouwtooneel geklommen, waar de indrukzels op de Menschen gemaakt zo sterk zyn. Zy heeft het schrikdier vervolgd, 't welk zy alleen kon overwinnen. Het brult nog by wylen; doch het brult in ketenen geklonken, en wordt nauwlyks gehoord. Men heeft zelfs de Wysgeeren, die altoos voor 't zelve vreezen, beschuldigd, dat zy aanvallen op een verwonnen vyand. Dit is eene bezorgdheid, welke men hun dank moet weeten. Een Koning van Macedonie hadt een' Slaaf geboden, hem alle morgens te herinneren dat hy een Mensch was. Laaten wy niet klaagen, dat 'er van tyd tot tyd Mannen opstaan die ons toeroepen, ‘weest Regtvaardig, weest Menschlievend!’ Zyn wy niet eenigen dank verschuldigd aan Schryvers, die 'er zich op toegelegd hebben, om de gebreken en misbruiken van de Regtsgeleerdheid der Volken te overweegen? Een Mensch, die zich des eeniglyk bevlytigde, die dit begonnen werk voltrok, die de heldere fakkel des onderzoeks gebruikte om over dien ongeschikten hoop van grillige instellingen, van ongerymde wreede wetten, een beschaamend licht te verspreiden, die een kundiger eeuw deedt bloozen over het aanneemen van het werk der barbaarsche eeuwen; die, eindelyk, in onze Wetten eene hervorming te wege bragt, welke de Rede vordert, en de Menschlykheid afsmeekt, zal die Mensch geen Weldoender der Volken mogen heeten, en zullen, nevens dien onsterflyken naam, de naamen der geenen, die de eerste grondtrekken van dit groot werk ontworpen hebben, niet met roem pryken? 't Is waar, men legt der Wysbegeerte, en aan groote Mannen, die dezelve geleerd hebben, ten laste, dat zy, in die vryheid van denken, het deel van schepzelen, met Rede begaafd, te verre gegaan zyn. Verre zeer verre is 't 'er af, dat wy die misbruiken goedkeuren. Zodanig is de gesteltenis der menschlyke natuure, dat zy zelden maat weet te houden. Zy zagen agter zich die langduurige heerschappy | |
[pagina 307]
| |
van blindheid en dwaaling, onder welke een klein getal heerschzugtige bedriegers het gezond verstand in eene menigte van Slaaven vernietigd hadden. Zy waren met verontwaardiging vervuld over ondraaglyke dwangregeering. Zy keerden de grondslagen van dezelve het onderst boven. Zy eischten alle hunne regten weder: en gingen misschien te verre. Zy misbruikten de kragten van hun vernuft, omtrent op dezelfde wyze, indien 't my vrystaat deeze gelykenisse te gebruiken, als een zieke, die, langen tyd zwak geweest zynde, de weder bekomene kragten te veel te doen geeft. - Doch kan dat misbruik, immer, zulke verderflyke uitwerkzels hervoortbrengen, als de wreede onkunde, waar in onze Voorouders gedompeld lagen, veroorzaakte. Dwaaling is buiten twyfel te beklaagen; maar Geestdryvend Bygeloof te verfoeijen. Dwaalen, hoe menigmaal heeft men dit reeds gezegd, is menschlyk; maar vergifnis den dwaalenden te weigeren, is het werk van een gedrogt; en de woede van 't zelve zou den Aardbodem ontvolkt hebben, hadt de Hemel toegelaaten, dat die algemeen en ongeneeslyk geworden ware. Ondertusschen moeten wy bekennen, dat de Wysbegeerte alles niet kan verbeteren. Altoos worden 'er onverbeterlyke Menschen gevonden, die den schat der oude Dwaalingen, met alle zorgvuldigheid, bewaaren, en zich wel wagten dien voor de goede munt der Waarheid te verwisselen. - Maar wie zal bestaan te lochenen, dat de Fraaije Letteren het gelaat van Europa vernieuwd hebben? Het Noorden bovenal ontvangt ze in zyn' schoot, met zo veel tederheids als vrugts. De beste Fransche Toneelspelen worden vertoond aan de Oevers van den Donau, en naby de bevroozene golven van de Neva: eene eer, welke Frankryk verschuldigd is, aan die wondere vernuften, die de Hartstogten, allen Volken gemeen, en de Deugden, over welke alle Menschen zich verwonderen, eene welspreekende taal in den mond gelegd hebben. Deeze gemeenschap der Kunsten des Vernufts heeft inzonderheid veel toegebragt, om Europa tot één groot Gezin te maaken, dikwyls door de Staatzugt verdeeld, en door de Beschaafdheid veréénigd, om de Maatschappy te vercieren tot in de woestste streeken der Aarde, om, in de beginzels van alle Staatsbestuuren, eene regtmaatige agting te betoonen voor de Menschen in 't algemeen; eene agting zeer verre te zoeken, of liever geheel niet te vinden, toen de Menschen blind en verslaafd waren. Kunnen wy ons het genoegen ontzeggen om ons een haarer schoonste zegepraalen te herinneren? Zal het ons hier vry- | |
[pagina 308]
| |
staan, met een zwakke stem, te vermelden, 't geen de welspreekenheid zelve, met al de kunst van welzeggen, behoorde te verkondigen? Eene Keizerin, Opperheerscheresse van die groote landen, waar de groote alexiowis de Kunsten binnen geroepen, en Zy de Wysheid genoodigd heeft, stelt, in eene uitgestrektheid van twee duizend mylen lands, eene Wet van Zagtheid en Verdraagzaamheid vast; die ten voorbeelde moet strekken van alle Ryken, zo dezelve geene les is. ô Beheerschers der Volken! het is op deeze wyze dat gy hunne erkentenisse en den naam van Goden der Aarde verdient; een naam u zo dikwyls door de vleiery gegeeven. Ziet daar de gedenktens eener Eeuwe, waarin de Vorsten de schriften der Wysgeeren leezen; en waar in de Vorsten Wysgeeren zyn. De verbetering des Menschdoms is het groot doelwit, 't welk tegenwoordig alle eerste Verstanden behooren op 't oog te hebben; om dit te treffen, moeten zy hunne poogingen inspannen. - De loopbaan der Wysbegeerte opent zich, en is van eene verbaazende uitgestrektheid: haar oogmerk is, zo veel mogelyk, de kwaalen, die het Menschdom drukken, en de dwaalingen, die het schandvlekken, te verbeteren: en, schoon 'er maar één dier kwaalen, ééne dier dwaalingen overig ware, nog was 'er iets nuttigs te doen. Gy, derhalven, wie gy ook zyn moogt, die de bekwaamheden bezit om een groot Schryver te worden, streef na den tytel van Weldoender des Menschdoms; dat deszelfs geluk ten bewyze van uwe Letter-Oefeningen, en tot belooning daar van, strekken. |
|