Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 301]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Aanmerkingen over het wonderwerk van Jesus Christus verrigt, op de bruiloft te Cana in Galilea. Joan: II.HEt Wonderwerk, door christus op de Bruiloft te Cana in Galilea verrigt, heeft den Vyanden van het Christendom stoffe tot tegenspreeken opgeleverd; doch hunne ingebragte zwaarigheden, meestal ingerigt om aan dit bedryf eenen bespotlyken dray te geeven, zyn ten overvloede opgelost, door verscheide Schryvers. - De grootheid der Magt van christus, in dit Wonderwerk uitblinkende, is iets 't welk men gemeen moet agten aan alle Wonderdaaden oit door hem volvoerd. Omtrent beide deeze stukken heb ik niets voor te draagen. Maar de wyze op welke jesus, te deezer gelegenheid, zyne Wonderdoende Magt betoonde, verdient een byzonderder opmerking dan men 'er veel al aan verleent: ik heb de myne daar over laaten gaan, en zal ze hier mededeelen. Zo wonderdaadig eene bezorging van Wyn, op een Bruiloftsfeest stelt de Goedaartigheid van onzen Godlyken Meester in een helder daglicht. Niettegenstaande het oneindig gewigt en het onnadenkelyk veel behelzend oogmerk zyner Zendinge en Omwandelinge op deeze Wereld, is hy zo inschiklyk en meegaande, dat hy het zyne toebrengt, tot de vrolykheid en het genoegen van een Gezelschap; verschaffende geene noodwendige behoefte, maar iets 't welk tot verkwikking en verhenging diende. Hy vangt zyne buitengewoone Zending aan met een bedryf, geschikt om elk een zyn Character in een gunstig licht te vertoonen; hy kwam, gelyk hy elders verklaart, eetende en drinkende. Ik weet niet waarom wy hier uit niet zouden leeren om onzen heer aan te merken als een Vriend van onze geringste, zo wel als van onze grootste, belangen, als geen Vyand van onschuldige vreugde en het genot van de aangenaamheden deezes Leevens: terwyl zyne hoogste bedoeling strekte, om ons die des toekomenden Leevens te doen hoogagten, en boven alles zoeken. De Milddaadigheid waarmede hy zo tresfelyken Wyn verzorgde, dient om zyne Goedgunstigheid te luisterryker te | |
[pagina 302]
| |
maaken: het was eene ruime vergoeding voor het onthaal hem en zynen Jongeren gegeeven, eene verpligtende handelwyze, teffens ten blyke strekkende van zyne gereedheid om den Bruidegom en de Feestgenooten genoegen te schenken; en het overschot naa de Bruiloft was geen gering geschenk voor 't nieuwgetrouwde Paar! De Zedigheid en Nederigheid, welke jesus, te deezer gelegenheid betoonde, moet onze opmerking niet ontglippen. Het blykt, dat jesus dit Wonderwerk met zo min vertoons verrigtte als mogelyk was, by zulk een openbaar Feest. De Bruidegom en de Hofmeester, en alle de Gasten, wisten 'er niets van, de Dienaars alleen wisten wat 'er gedaan was; jesus zelve sprak 'er niets van tot hun, hy belast enkel de Watervaten te vullen met water, daar uit te scheppen en het tot den Hofmeester te draagen. Wy zien hier geen' ommeslag, geen vertoon, geschikt om de aandagt der Gasten te trekken: het wordt buiten hun weeten volvoerd. Onze heer maakt 'er geene aanmerkingen over, of leidt 'er een bewys uit af voor zyne hemelsche Zending. Hy wist het zou zich ontdekken; doch hy doet niets om die ontdekking te verhaasten of te vervroegen: vervolgens laat hy het Wonderwerk voor zich zelve spreeken, en de overtuiging, daar door te veroorzaaken, op de baarblyklykheid van de Wonderdaad zelve aankomen. Op zulk een Wyze handelen geene Geestdryvers, geen Bedriegers. Neen! het is byzonder eigen aan den Zoon van god, dat hy zyne groote Werken op dezelfde wyze volvoerde, als andere de gemeenste bedryven deezes leevens verrigten. Het was noodzaaklyk, dat zyne Wonderdaaden openbaar wierden, om tot staavende en verzegelende blyken van zyne Godlyke Zending te strekken. Doch, desniettegenstaande, volvoert hy ze op eene zo heimlyke, stille, en zedige wyze als mogelyk was, en bestaanbaar met dat einde. Eene andere byzonderheid in het gedrag onzes Zaligmaakers, te deezer gelegenheid onzer opmerkinge waardig, is zyne Wysheid om een Bruiloftsfeest te doen medewerken ter bereikinge van het groot oogmerk zyner Zendinge. Te midden der uitspanning, welke dit Feestuur hem verschafte, verloor hy de waardigheid zyns Characters en het doelwit zyner Zendinge niet uit het oog; en neemt de gelegenheid waar hem aangebooden, door het mangel aan Wyn, (op eene wyze, geenzins strekkende om hunne vreugde te stooren, maar veel eer om die te vermeerderen) om de Feestgenooten op te wekken, tot het doen van onderzoek op zyn Ampt en Getuigenissen: hy poogt, door de vreugde des Feests te vergroo- | |
[pagina 303]
| |
ten, hunne aandagt op te wekken, en in hunne harten een dorst na de geestlyke zegeningen zyns Koningryks te verwekken. Hy draagt zorge, dat het Feestuur voor hem, noch voor de Feestgenooten, een verlooren uur was; maar medewerkte met de andere staatlyker verrigtingen ten tyde zyner Omwandelinge, om zyne Heerlykheid te openbaaren en het Geloof zyner Leerlingen te versterken. Daarenboven strekt dit bedryf onzes Godlyken Meesters om ons te doen opmerken, welk een' trap zyne Zelfsverlochening beklom. Dezelfde Magt, waar door hy, op dit Feest, een zo overvloedig onthaal verschafte, kon ten allen tyde, zyne eenvoudige voldoening der leevensnoodwendigheden, in eene Koninglyke tafel veranderd hebben. Dit voorbeeld leert ons, derhalven, dat hy geenen zwaargeestigen afkeer hadt van deeze genietingen, of onverschillig was, om ze anderen te doen smaaken: doch wat zyn eigen Persoon betrof, hy stelde noit zyn Wonderdoend vermogen te werke tot Zelfsvoldoening: hy leedt honger, dorst, en alle de gestrengheden van een behoeftig leeven. Zo weinig agts sloeg hy op de zinnelyke vermaaken, zo greetig was hy gesteld op de edeler voldoening, voorstpruitende uit de Gehoorzaamheid aan god, en het betoon van Liefde tot het Menschdom: eene Gemaatigdheid zo veel te voorbeeldelyker als men in aanmerking neemt, hoe hy in staat was om zich allenhalven voldoening te verzorgen. Ik zal by deeze myne aanmerkingen 'er nog ééne voegen, van den Geleerden Dr. jortin. ‘'Er ontstonden, van de vroegste tyden af, in de Kerk, Kettersche Aanhangen, die den Wyn, Dierlyk Voedzel, en het Huwelyk veroordeelden: en niet alleen de Ketters, maar ook de Regtzinnigen, vervielen tot buitenspoorige denkbeelden van denzelfden aart; met grooten ophef spreekende van het Ongehuwd en 't Eenzaam leeven, gepaard met eene strenge onthouding van allen vermaak, en vergezeld van kwellingen des Lichaams. Wy mogen, overzulks, gissen, dat christus op deeze Bruiloft tegenwoordig was, en dien met een Wonderwerk vereerde, om in de Euangeliesche Geschiedenissen tot eene spreekende wederlegging te dienen, van deeze dwaaze misvattingen, en om allen, die ooren hadden om te hooren, te waarschuwen, dat zy zich, door zulke Geestdryveryen, niet zouden laaten vervoeren. De Heilige joannes, die dit Wonderwerk alleen optekent, leefde lang genoeg om dergelyke valsche Leeringen te hooren prediken en te zien voortplanten’Ga naar voetnoot(*). |
|