De maansverduistering.
Eene Fabel.
(Uit het Engelsch.)
OP zekeren dag, wanneer de Maan taande, klaagde zy aan de Zon, indeezervoegen, over het ophouden van haare gunsten: ‘myn waarde Vriendin, waarom schynt gy niet op my, gelyk gy gewoon zyt?’ Schyn ik niet op u? hervatte de Zon, ik ben verzekerd, dat ik zulks beooge! ‘O neen, antwoordde de Maan; maar ik bemerk de reden, ik zie, die slykerige Dwaal Ster, de Aarde, is tusschen ons beiden gekomen.’
De goede Invloed van de Grooten zou meer verspreid zyn, waren 'er geen booze Afhangelingen, die zoo dikwerf toegelaaten worden om tusschen beiden te komen.