verwonderlyke kunststukken, de tedere zo wel als de sterke en vervaarlyke driften heeft weeten te leggen. Deeze, op zekeren tyd, door een Vriend, gevraagd ‘hoe hy, in Steen, zulke zagte en tedere trekken kon uitdrukken?’ gaf zedig ten antwoord. ‘Zy zitten alle in 't Marmer, ik doe niets meer dan dat ik ze 'er uithak.’
Indien de beoefening van de Gelaatkunde ons tot de Zielkunde opleidt, zal ze ons, gelyk montagne treffend zegt, ‘het groote beeld van onze Moeder Natuur in haare volle Majesteit toonen; en wy zullen, in haar gelaat, die algemeene en bestendige verscheidenheid leezen, welke een zo ruim en aangenaam veld ter bespiegeling oplevert.’ - Elk Mensch heeft zyn Character in zyn Gelaat; doch om 't zelve te kennen moeten wy op de Gelaatkunde afgerigt weezen. De gemaakte veranderingen, en geveinsde trekken, die anderen bedriegen, en gebezigd worden om onkunde, dwaasheid en ondeugd te vermommen, zyn terstond openbaar, als men de Gelaatkunde verstaat.
Eenigen hebben geoordeeld dat deeze Kennis een Instinct der Natuure was; doch het is veel waarschynlyker eene Kennis verkreegen door nauwlettend waarneemen. Doch, wat hier van ook zyn moge, het lydt geen twyfel of dezelve verschaft ons ontelbaare vermaaken, door de verscheidenheid van gesteltenissen, die ons elken dag, ja ieder uur, voor oogen komen. - Ook kunnen wy 'er niet weinig nuts van trekken. Eene byzondere nutheid bestaat hier in, dat iemand, in de Gelaatkunde ervaaren, gemaklyk met allerlei Menschen konne omgaan, en, zo hy het verkieze, zich naar alle verschillende Characters schikken: doch, zal hy hier in gelukkig slaagen, zo is 't noodig, dat hy, by veel waarneemens, eene buigzaamheid van aart bezitte. Kundigen in dit stuk scheppen zo veel genoegen uit de stille aanduiding des Gelaats, wanneer bat in een onbedrieglyken staat is, als anderen uit een druk gesprek; en terwyl gemeene waarneemers alleen agtslaan op een doordringend oog, of eene byzondere weezenstrek, kunnen zy door den sluier, die het hart scheen te zullen bedekken, heen dringen.
Schoon wy zeker voornaamlyk over 't Gelaat moeten oordeelen, als het in een bedaarden en natuurlyken staat is, zal het, nogthans van veel aanbelangs weezen, 'er het oog op te slaan, in meer dan gemeene omstandigheden. 't Is verwonderlyk te zien, welk eene verandering één enkel oogenblik in de ziel te wege brengt, als het eene gewigtige omstandigheid deezes leevens betreft. Men verhaalt, dat, wanneer monimia aan mithridates haare liefde tot xiphares ontdekte, de verandering zyns Gelaats haar terstond overtuigde van haar eigen ongeluk en het verderf van xiphares.
Het Gelaat in bedaardheid zelve draagt voor den bedreeven Gelaatkundigen eenige merktekens van het Character, 't geen iemand, in zekere omstandigheden, zal aanneemen; hy zal oordeelen op