nigen tyd genooten wordt. Naa lang hier aan gewend te zyn, heeft men zich beginnen diets te maaken, dat, in den Wintertyd, de sappen, in de boomen, werkloos zyn, en dat, by gevolge, die dan gehakt worden, spoedigst droogen. Het Hout is 's Winters in den bast beslooten en bewaard: in den Zomer bederft deeze ligt, en de Wormen zetten 'er zich in. Deeze omstandigheden hebben aan 't vooroordeel nieuwe kragt bygezet. Ondertusschen is het eene zeer valsche veronderstelling, dat de Sappen 's Winters niet werken; deeze verdikken als dan, om vervolgens in Hout veranderd te worden. Doch, schoon dit geen plaats hadt, gaat het vast, dat Hout, van de Maand Maart tot Augustus gehakt, min blootgesteld is aan vermolzeming, en langer duurt dan 't geen in den Wintertyd gehakt wordt. De rede hier van is, dat in het Hout, des Winters gehakt, een groot gedeelte der wateragtige deelen in den Stam bevroozen zynde, deeze veel langzaamer uitdroogen, 't welk noodwendig verrotting naa zich moet sleepen: de tyd van Vorst is niet geschikt om uit te droogen. In Hout, veel laater
gehakt, zyn de Sappen in eene veel sterker beweeging, de porien geopend, de warmte der Zonne kan 'er veel beter doordringen, de lugt 'er beter in speelen, en de vogtigheid wegneemen. Het Hout sluit zich als dan, het verhardt, en wordt, by gevolge, veel duurzaamer. Om van deeze waarheid overtuigd te worden, heeft men alleen de proeve te neemen, 't geen ieder doen kan, met, in die verschillende Saizoenen, boomen te vellen.