Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTrekken voor ene levensbeschryving van den heer de Voltaire.(Vervolg van bladz. 167.)
ZIe hier het Vervolg, myn Heer, van de Levensbyzonderheden des groten Dichters van de Henriade.
De Heer de Voltaire was te Brussel, als hy zyn Mahometh t'zamenstelde. Toen hy het stuk af had, vertrok hy aanstonds met Mevrouw de Chatelet na Ryssel, daar hy dit Treurspel wilde doen spelen; alwaar zich ene zeer goede troep Comedianten ophield. - Men voerde 't zelve ook zeer wel uit. - Terwyl men bezig was, om het stuk te spelen, bragt men den Autheur, in een tusschen-bedryf, een brief van den Koning van Pruissen, die hem van de overwinning op Molwitz onderrichtte; hy las den brief de ver- | |
[pagina 208]
| |
gaderde Gemeente voor; men klapte in de handen; ‘Gy zult zien, zeide hy, dat dit stuk te Molwitz myn stuk zal doen gelukken.’ Men vertoonde Mahometh te Parys den 19 Augustus van 't zelfde jaar. Het was hier, dat men den nayver, (Jalouzie,) die tusschen geleerde lieden, en vooral ten opzichte van de Theatrale oefening, heerscht, tot het uiterste zag stygen. De Abt des Fontaines en Bonneval, welken de Heer de Voltaire in zyne noodwendigheden hadden ondersteund, het Treurspel Mahometh niet kunnende doen vallen, klaagden 't by den Procureur Generaal aan, als een stuk tegen den Christelyken Godsdienst. De zaak ging zo ver, dat de Kardinaal de Fleury den Autheur raadde, het zelve in te trekken. Deze raadgeving had de kracht van een Gebod; evenwel deed de Autheur het stuk drukken; en droeg het op aan den Paus Benedictus den XIV (Lamhertini;) die reets vele blyken zyner goedgunstigheid aan hem bewezen had. Hy was aan dezen Paus voorgedragen, door den Kardinaal Passionei, een beroemd man van Letteren, met welken hy, zedert langen tyd, briefwisseling gehouden had. Wy hebben enige brieven van dezen Paus aan den Heer de Voltaire. Zyne Heiligheid wilde hem naar Rome trekken; en hy heeft het zich nooit kunnen vergeven, van deze Stad, welke men de Hoofdstad van Europa noemt, niet gezien te hebben. Mahometh is vervolgens altoos in bezitting van het Toneel gebleven; zelfs in dien tyd, toen dat Toneel in den allerslechtsten staat was. - De Heer de Voltaire bekent, dat hy zich beklaagd heeft, Mahometh veel bozer asgeschilderd te hebben, dan deze grote man werkelyk wasGa naar voetnoot(*). ‘Maar zo ik 'er niet meer dan een staatkundig held van gemaakt had, schryft hy aan een zyner vrienden, zou het stuk uitgefluit zyn. Men moet in een Treurspel grote driften en grote misdaden zoeken te brengenGa naar voetnoot(†);’ Tot slot zegt hy, enige regels verder, ‘het onverzoenelyk geslacht der Poëren (genus implacabile vatum) vervolgt my meer, dan men Mahometh te Mekka vervolgd heeft.’ Men spreekt van de Jalonzie en Twisten, die de Hoven beroeren, maar men vind ze nog meer onder de Geleerden. Na alle deze wederwaardigheden, raadden hem de Heren de | |
[pagina 209]
| |
Reaumur en de Mairan, om geheel van de Dichtkonst af te zien, die hem toch zo veel nyds en leeds baarde; zich liever aan de Natuurkunde (Physica) over te geven; en te verzoeken om een Lid te worden van de Academie des Sciences, gelyk hy 'er een was van de Koninglyke Societeit van Londen, en 't Genootschap van Boulogne. Maar toen de Heer de Tourmont, zyn Vriend, een Man van Letteren, en van een zeer beminnelyk Karakter, hem een Brief in Vaerzen schreef, om hem af te trekken, van zyne Talenten dus niet te verdoven, schreef hy hem wederom een Brief in Vaerzen ten antwoord, en aanstonds begon hy zyn Merope zamen te stellen. Het Treurspel Merope, het eerste ongewyde Stuk, dat een goeden uitslag had, zonder behulp van ene Liefdedrift, het geen onzen Dichter zo veel eer aandeed, en meer dan hy gehoopt had, wierd den 26 February 1743 vertoond. Ik kan het byzondere, dat omtrent dit Treurspel gebeurde, niet beter voorstellen, dan door het mededelen van een Brief, dien hy vervolgens den 4 April schreef, aan zyn Vriend d'Aiguchaire, welke te Toulouse was. ‘De Merope is nog niet gedrukt; ik twyffel of dezelve zo wel in de lezing als in de vertoning zal voldoen. Ik ben de Man niet, die dit Stuk gemaakt heeft; het is het Werk van Juffrouw Dusmesnil. Wat zegt gy van ene Actrice, welke de Aanschouwers drie Bedryven achter een kan doen schreien? Het Gemeen heeft zich een weinig verzonnen. Zy hebben op myn rekening gesteld, een gedeelte van 't uitnemendste vermaak, dat hen de Acteurs veroorzaakt hebben. Die verzinning zou baast de oorzaak geweest zyn, dat het Parterre, met luid geschreeuw, om my te zien, geroepen had. Men heeft my uit een schuilhoek gehaald, waar in ik my verstoken had; men heeft my met geweld in de Loge van Mevrouw de Marschalkin de Villars gebragt, alwaar haare Schoondochter zat. - Het Parterre was gek, het was verrukt, &c.’ Ik zou niets zeggen van het jaar 1744, zo niet onze Autheur, in dat Jaar, in byna alle Genootschappen van Europa werd toegelaten, en, het geen byzonder is, in dat van La Crusca. Hy had zich zeer sterk geoessend in de Italiaansche Taal; getuigen hier van is een Brief van den beroemden Kardinaal Passionei, die met deze woorden begint. - ‘Ik heb gelezen en herlezen, en altoos met een nieuw vermaak, uwen schonen en geleerden Italiaanschen Brief. Het is moeielyk te begrypen, hoe iemand, die in den grond andere Talen kent, deze Taal tot zulk ene volkomenheid kan beoeffenen..... Deze Kardinaal schreef zo goed in 't Fransch als in 't Italiaansch, en dacht zeer regelmatig. De Heer de Voltaire had, op 't einde van 1744, een Gunstbrief, als Historieschryver van Frankryk. Hy was reeds bekend, door zyne Historie van Karel den XII; waar van men naderhand zo vele Uitgaven gemaakt heeft. Deze Historie wierd voornamentlyk in Engeland zamengesteld, met eenen Fabrice, een Kamerheer van Koning | |
[pagina 210]
| |
George den eersten Door dezen weg wierd ook de Henriade te-St. Ange, na eenige Verkeeringen met den Heer de Caumartin, begonen. De Historie van Karel den XII wierd zeer geroemd, om den fraajen styl; maar ook zeer berispt van wegens de ongelooflyke daden daar in verhaald. Dan deze berispingen bedaarden, toen Koning Stanistaus, door den Graaf de Tressan, Luitenant Generaal, aan den Autheur ene echte Attestatie zond, in deze woorden begr pen: ‘De Heer de Voltaire heeft noch vergeten, noch misplaatst, ene enige daad, of gebeurtenis; alles is waar; alles is in zyn verband gesteld. Hy heeft over Polen, en over alle de Gebeurtenissen, die daar voorgevallen zyn, gesproken, als of hy 'er werkelyk ooggetuigen van geweest was. Gegeven te Comercy, den 11 July 1759.’ Voorts wilde de Voltaire niet dat zyn tytel, als Historieschryver van Frankryk, valsch zou zyn; en dat men van hem zeggen zou, het geen een Commies van de Koninklyke Thesaurie van Racine en Boileau zeide. ‘Wy hebben van deze Heren nog niets dan hunne handtckening gezien.’ Hy beschreef des den Oorlog van 1741; die toen op zyn heetste was, en welken men vinden kan in de Eeuw van Lodewyk den XIV, en Lodewyk den XV. Hy was toen te Etiole, met die schone Mevrouw d'Etiole, welke naderhand de Marquizinne de Pompadour is geworden. Het Hof gaf bevel tot Vrengde-Feesten, voor 't jaar 1745, waar in de Dauphin met d' Insante van Spanje zou trouwen. Men begeerde Balletten, met zingende Muzyk, en ene zoort van Comedien, die daar mede overeenkwam. De Voltaire wierd 'er mede belast; hoewel zulk een Schouwspel niet zeer naar zyn smaak was. - Hy nam ten onderwerpe een Navarrisch Princes. Het Stuk was met levendigheid geschreven. De Heer de Popeliniere, Generaal der Pachters, voegde 'er de Ariaas in, en de bekende Ramcau componeerde de Muzyk. Mevrouw d'Etiole verkreeg voor hem een Amptbrief, van ene bediening van gewoon Kamerheer of Edelman. Dit was eene gift van omtrent zestig duizend Livres, en des te aangenamer voor hem, vermits hy, weinig tyds daarna, de byzondere gunst verkreeg van dit Ampt te mogen verkopen, en den titel, met deszelfs voorrechten enz., te mogen behouden. Hy had lang van te voren van den Koning een pensioen van twee duizend Livres, en van de Koningin een pensioen van vyftien honderd Livres gehad; maar hy verzogt nimmer om de betaling. De Historiën nu een voornaam gedeelte van zynen arbeid uitmakende, zo begon hy enige dingen van de Eeuw van Lodewyk den XIV te verzamelen; maar hy stelde de voortzetting daarvan, van tyd tot tyd, uit. Hy beschreef inzonderheid den veldtogt van 1744, en den gedenkwaardigen slag van Fontenoi, met alle naauwkeurigheid. Men vind 'er zelfs in het getal der doden van ieder Regi- | |
[pagina 211]
| |
ment. De Graaf van Argenson, Minister van Oorlog, had hem Brieven van alle de Officieren bezorgd; en de Marschalk de Noailles, benevens de Marschalk van Saxen, hadden hem de authentique Stukken toevertrouwd.
g.h.e. |
|