Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe geneeskunde op den waaren prys gesteld.(Uit het Fransch.)
DE Geneesheeren, zegt la bruyere, zullen altoos bespot, en altoos wel betaald worden. Het eerste gedeelte van dit voorstel is onbetwistbaar; doch verscheide Geneesheeren zullen, misschien, de waarheid van het laatste gedeelte niet toestemmen. Vast gaat het, ondertusschen, dat de Geneeskunde, meer dan eenig ander Beroep, aan deeze stelling van la bruyere beantwoordt. | |
[pagina 181]
| |
Indien men, aan den eenen kant, altaaren voor de Geneeskunde oprigt, wordt zy altoos op het tooneel doorgestreeken, om ten slachtoffer te strekken van de kwaadaartigheid des gemeens; nu eens het voorwerp van te verregaande hoogagting, dan eens het doel van de schigten der spotternye, schynt zy verordend, om tusschen loftuitingen en uitjouwingen door te gaan. Men ziet uit eene plaats by hippocrates, dat de uitsteekende verdienste van dien grooten Man, hem niet kon beschutten tegen de spotternyen zyner eeuwe. Eenigen tyd naa dat dit licht der Geneeskunde scheen, openden de schimpredenen van diogenes een veel ruimer veld van boerterye. Men weet dat lucianus, in zyne Zamenspraaken, aan apollo den naam geeft van Leevenvreeter. De gewoonte om de Geneesheeren te bespotten, en tot hun de toevlugt te neemen, wanneer men ziek is, heeft van eeuw tot eeuw stand gehouden, en is, tot de onze, onverminderd, gebleeven. Zy die, onder de Hedendaagschen, den hondschen diogenes, ten deezen opzigte, het meesterlykst hebben nagevolgd, zyn, montagne en moliere. De eerste, aan alles twyfelende, moest vooral geen gena betoonen aan eene Kunst, zo vol van gissingen; de laatste kon in de schoolsche brabbeltaal en de pedantsche houding der Geneesheeren, nu omtrent eene eeuw geleden, ryken voorraad van stoffe vinden. Deeze Blyspeldichter trok 'er allen voordeel van: de vuilaartige geestigheden, die dit onderwerp hem opleverde, kwamen hem te stade by 't Gemeen, noch niet in staat om andere te smaaken; en strekten om zyne fyndere boerteryen over weezenlyk belachlyker onderwerpen en gebreken ingang te doen vinden. 't Is bekend dat hy zyn Dokter tegen dank noodig hadt, om zyne Misanthrope staande te houden. Wat hier van ook zyn moge, moliere heeft deeze ryke myn dermaate uitgeput, dat allen, die, naa hem, dezelfde stoffe hebben willen behandelen, zich genoodzaakt vonden, tot slaafsche herhaalingen van 't geen hy gezegd hadt, of tot het byeenzamelen van laffe vertellingen, zo min bekwaam om de eigenliefde te streelen van den uitvinder, als, om die 'er het voorwerp van zyn, te kwetzen. Eenige Schryvers hebben, op een ernstiger trant, dit onderwerp ter hand genomen. De Redeneerkunde scheen hun een geschikt wapentuig, om de beginzels, op welke de Geneeskunde steunde, met voordeel, te bestryden. Veelen hebben 'er tegenwerpingen op ingebragt, die volwigtig zouden weezen, indien de Geneesheer weezenlyk verpligt was, om alle | |
[pagina 182]
| |
kwaalen, te welker geneezing men de toevlugt tot hem neemt, te geneezen. Men heeft niet opgemerkt, dat de kwaalen, die de Geneeskunde kan herstellen, zeer weinig in getal zyn, dat, indien zy eenige verzagt, zy aan andere niets dan troost en hoope kan schenken; troost en hoop, in de daad niet te versmaaden, of gering te agten: want, indien men de menschen de zelfsverleidende verbeelding benam, zouden zy zich beroofd vinden van het kragtdaadigst hulpmiddel tegen de kwaalen, waar aan zy van natuure onderworpen, en die van hun eigen maakzel zyn. Men moet wel gelet hebben op den staat der Maatschappye, op der Menschen geestgesteltenisse, en den aart der Geneeskunde, om al de waarde te bezeffen van de zydlingsche hulp, door de Geneeskunde toegebragt, in veele kwaalen, en waar by ze zich misschien meer moest houden dan zy doet. Het is veel noodiger de Zieken te beschermen, tegen de verkeerde Geneesmiddelen, door de Kwakzalvery hun aangebooden, en die 't ongeduld hun doet aanneemen, dan hun weezenlyk sterk werkende middelen te geeven. De Natuur, die deeze menigmaal niet noodig heeft, kan altoos geen genoegzaamer wederstand bieden aan de gevaarlyke uitwerkzelen der andere. Een Mensch, die lydt, kan niet werkloos blyven: hier komt de aangeboore neiging tot zelf behoud tegen op. Hy zoekt hulp, hy roept 'er om: elk rekent het zich een verdienste, ze hem aan te bieden; de menigte der hulpmiddelen maakt de keuze bezwaarlyk: en dewyl zy niet meer dan eene betreklyke kragt hebben, en alleen nut doen als zy gepast worden aangewend, is het zeer hachlyk, dat een Kranke, door 't geweld der kwaale geprangd, of dat zyne Vrienden, die zich zelven voorby loopen om hem te helpen, het beste kiezen. Plato, vervoerd door de denkbeelden eener afgetrokkene volmaaktheid, werpt, uit zyn ingebeeld Gemeenebest, de Geneesheeren; dewyl hy niet wil, dat de Burgers hun tyd spillen met ziek te weezen. Hy moest ook de Ziekten verbannen hebben. Zo lang deeze het Menschdom vergezellen, zullen 'er hulpmiddelen, en Menschen des kundig, noodig zyn; vermids ieder weet, dat men kwaade en goede vindt. Te willen, dat een Burgerstaat zamengesteld zy uit leden, die altoos welvaaren, is even ongerymd als altoos jong, altoos schoon te willen zyn, en nooit ongestuimig weer te willen hebben. De Menschen hebben, door ondervinding, maar al te wel geleerd, dat zy bloot staan aan | |
[pagina 183]
| |
duizend ongemakken van lichaam en geest, en dat de beginzels daar van in hunne gesteltenisse liggen. Men kan niet ontkennen, dat de Menschen, door 't misbruik hunner natuurlyke bekwaamheden, de kwaalen hunner gesteltenisse, vermeerderen of verzwaaren; dat de Staat der zamenleevinge een groot getal, anderzins misschien nimmer bekend, heeft voortgebragt; dat het vuur der Driften daar in ontstooken, en de schok der belangen daar in verwekt, aan de Ziekten eene kragt geeven, die zy niet zouden gehad hebben, in een staat min van de natuur verwyderd; dat, eindelyk, de ongelykheid der middelen, die de Menschen in twee soorten schynt te onderscheiden, de eene zamengesteld uit lieden door wellust, ledigheid en gemak verzwakt, de ander bestaande uit lieden, door behoefte en vermoeienis afgemat, op duizenderlei wyzen, de oorspronglyke gesteltenis des Menschlyken geslachts veranderd, en, om zo te spreeken, van een sterk en gezond lichaam, zo als het uit de hand des Scheppers kwam, een zwak en zieklyk lichaam gemaakt heeft. Doch 'er zyn Ziekten, onafscheidelyk aan alle leevenden eigen, en waar van zy 't meeste gevaar loopen, wanneer zy zich zeer welvaarend bevinden. Volgens hippocrates, leeft niemand in dreigender gevaar van Ziekte, dan wanneer hy de volmaaktste gezondheid geniet, en het sterkste gestel bezit. De sterkste Menschen staan voor de hevigste schokken bloot, zwakkere gestellen ontwyken ze; even als het dunne rys, door buigzaamheid, het woeden der stormwinden te leur stelt, daar het de eiken ontwortelt en doet vallen. De lichaamsoefeningen, door welken de Ouden zich sterk en rustig zogten te maaken, gingen van ongelegenheden vergezeld, en de Geneesheeren gewaagen van Ziekten, waar aan deezen meer dan anderen onderlievig waren. In diervoege kwamen 'er Ziekten onder de Menschen, door middelen, die men geschiktst oordeelde, om ze af te weeren. Verscheide kunsten zyn bronnen van Ziekten voor de beoefenaarsGa naar voetnoot(*). Ik oog hier niet op de Kunsten, gevaarlyk door de stoffen daar in gebruikt, als het bewerken van verscheide Mynstoffen, en veele andere; maar op de zodanige, die, aan enkele lichaamsbeweegingen bepaald, volgens de algemeen aangenomene denkbeelden, veeleer de Gezondheid schynen te zullen versterken dan verzwakken. Indien | |
[pagina 184]
| |
deeze Kunsten noodig zyn tot de behoeften, of de geryflykheden des leevens, verdienen de moeilykheden daar aan verbonden, de erkentenis der Burgeren, die daar van de vrugten trekken; en 't is regtmaatig, dat zy, die ten nutte en tot gemak des Gemeens werken, ten minsten hulpmiddelen vinden voor de kwaalen, aan welke zy zich, ten algemeenen beste, bloot stellen. Waar is de Man, die zou kunnen besluiten lid te worden van eene Maatschapy, waar hy geen regt zou hebben om te bestaan, en op alle de andere Burgerlyke voordeelen, dan zo lang hy in staat zou weezen om zyn werk te verrigten, en waar hy zou moeten vreezen van allen verlaaten te zullen worden, zo ras eenig toeval hem nutloos maakte voor het Gemeenebest? De Menschen, die allen weeten, hoe gansch weinig 'er te tellen is op de sterkste gesteltenisse, en de bloeiendste gezondheid, stellen zich even zeer voor geholpen te zullen worden in Ziekte, als gemaklyk te leeven in dagen van gezondheid: en, wat 'er plato ook van moge zeggen, nooit zouden zy toestemmen, uit het venster geworpen te worden, wanneer het ongeluk van Ziekte hun trof. Het lydt geen twyfel, of de Geneeskunde is eene der Kunsten, die een diepen indruk maaken op de inbeelding der Menschen, en dat zy, te dier oorzaake, meer of min tegenstands ontmoete in verscheide Staatsbestuuren. Dewyl de meeste Gemeenebesten, in ouden tyd, den oorlog ten hoofddoelwit hadden, en de moed een der voornaamste hoedanigheden eens Burgers was, scheen de Geneeskunde geschikt, om dit roerzel te verzwakken; dit maakt dezelve verdagt by de Romeinen, en bovenal by cato. Het geduurig gebruik van Geneesmiddelen kon, in de daad, kleinmoedigheid verwekken: dewyl men natuurlyk aan eene zaak zich te meer hegt, naar gelange men 'er zorgvuldiger voor is. Hoe zeer zal men een leeven niet beminnen, tot welks bewaaring men zo veel vermyd, zo streng een eetregel gehouden heeft? Wie zich langen tyd door de hoop des leevens streelt, moet een afkeer van sterven hebben. De Oorlog en de liefde des Vaderlands juist de beginzels niet zynde, die in 't algemeen de hedendaagsche Staatsbestuuren beheerschen, schynt de Geneeskunde beter met de tegenwoordige Zeden te strooken. De voortgang der beschaafdheid, de koophandel, de weelde en de groote ongelykheid der middelen, hebben ze volstrekt noodwendig gemaakt. Alle deeze zaaken strekken, uit eigen aart, om de | |
[pagina 185]
| |
natuurlyke aandoeningen in den mensch bekrompener te doen worden, het lichaam te verzwakken, den moed te vernietigen, en de Ziel te verderven. De Geneeskunde kan Menschen, die niets te verliezen hebben, niets ontneemen. Menschen, die alleen bestaan om te leeven, kunnen niet te zeer in hunne vreeze gerust gesteld worden: het verschilt hun weinig, een zwak en kwynend lichaam om te draagen: de eenige zaak, waar over zy zich zeer bekommeren, is, dat zy niet sterven. Daarenboven doet het misbruik der rykdommen, en der aangenaame kunsten, eerlang den Mensch eene zeer tedere aandoenlykheid krygen, die onze vermaaken niet vermeerdert, zonder ons tevens aan duizend kwaalen bloot te stellen. Dezelfde oorzaak, die te wege brengt, dat een werktuig, teder en ligt aandoenlyk, eene menigte van streelende gewaarwordingen smaakt, brengt ook eene menigte van lastige en verveelende voort. Ten allen oogenblikke zyn 'er dan middelen noodig, om dit te verhelpen. Indien de Geneeskunde het gestel niet verandert, maatigt zy althans de nadeelige uitwerkzels. Hoe veel Heeren en Mevrouwen van de groote Wereld zouden zich alle dagen in de uiterste verlegenheid vinden, indien de Geneesheer niet kwam om zyne middelen voor te schryven, of enkel, door zyne tegenwoordigheid, den geest, die meer hulps dan het lichaam behoeft, gerustheid te verschasfen. De Wysgeeren, die de voor- en nadeelen der Geneeskunde tegen elkander hebben over gesteld, vergaten doorgaans de zedelyke uitwerkzels, die zy onder het Menschdom veroorzaaken, mede te rekenen. Indien dezelve hun geene veragting van den dood inboezemt, zal het vertrouwen, 't welk zy hun verwekt, op de hulpmiddelen, hun mogelyk dien dikwerf doen ontwyken: want de gunstigste geschiktheid, waar in zich een Zieke kan bevinden, is dat hy staat maakt op de bekwaamheden zyns Geneesheers, en op de kragt zyner Kunste. Behalven de andere voordeelen, ontstaande uit de gerustheid des gemoeds, wanneer de lichaamskwaalen onvermydelyk zyn, zal de hoop, om ze te zien wyken voor eenige der hulpmiddelen, die men agtereenvolgende beproeft, ons de aanvallen der ongemakken min sterk doen gevoelen, en beletten, dat wy, nevens het weezenlyk uitwerkzel der kwaale, de veel wreeder pyniging voegen, van ze onherstelbaar te agten. Men zal my gereedlyk toestemmen, dat de zoete hoop, dezelve zy dan wel of kwaalyk | |
[pagina 186]
| |
gegrond, om elken dag verlost te zullen worden van zyn lyden, niet te duur gekogt wordt voor een walchlyken geneesdrank. - Daarenboven wyst de ligtgeloovigheid, die zelfs de sterkste geesten betoonen in zekere omstandigheden, duidelyk aan, dat 'er oogenblikken in ons leeven zyn, waar op wy iets moeten gelooven. Natuurlyk worden wy opgeleid om te denken, dat ieder Kwaal haar Hulpmiddel heeft, en elk zoekt dit, wanneer hy lydt. Het Gemeen vervoegt zich by den Kwakzalver; de Ryken neemen de toevlugt tot Geneesheeren van naam: wat het zedelyke betreft is de kragt dezelfde. Alle Volken maaken gebruik van Geneesmiddelen, zo goede als kwaade; brengen zy alle gelykerhand geene geneezing toe, vast gaat het, dat zy alle troost verschasfen. De Wilde sterft onder 't gebruik zyner eenvoudige Geneesmiddelen, vergezeld van bygeloovige gebruiken, en betoveringen, gelyk wy onder 't aanwenden van Manna, Kina, enz. In de redenkavelingen, tegen de Geneeskunde aangevoerd, blykt het, dat men dezelve op een te volstrekte wyze beschouwt, en geen aandagts genoeg verleent op de onderscheide betrekkingen, waar in ze voorkomt. Wanneer men de Geneeskunde allen aanmerkt, als geschikt om te dooden, of te geneezen, valt het niet moeilyk aan te toonen, dat ze gevaarlyk, of ten minsten nutloos is. Maar te willen dat zy altoos Geneezing aanbrenge, dat is te zeggen de opeenvolging der geslachten stremme en de omwenteling der weezens stuitte, is een onredelyke eisch; gelyk het onregtmaatig is te gelooven, dat zy, wanneer ze geene geneezing bewerkt, den dood aanbrengt. Het is een bewys, dat iemand geen rechtmaatig denkbeeld hebbe van de kragt der middelen, die de Geneeskunde bezigt, noch van de dierlyke Huishouding, op welke zy werkt, als hy zich verbeeldt, dat ieder Zieke, dien de Geneesheer niet herstelt, ten slachtoffer strekke van de verkeerde toediening der Geneesmiddelen. Een kundig Geneesheer weet, dat 'er zeer weinig gevallen zyn, waar in men hem, op goeden grond, de eer van de behoudenis des Kranken kan geeven, gelyk 'er ook maar zeer weinige voorkomen, waar in men regt hebbe, om hem voor den veroorzaaker des doods te houden. Niet alleen zyn de meeste Geneesmiddelen onverschillig, maar zelfs de schadelyke niet altoos een hinderpaal der herstellinge; en zy, die zo veel stellen in eene aderlaating, in een buikzuiverend middel, in een' koeldrank, zouden zeer verwonderd staan, als zy wisten, in | |
[pagina 187]
| |
hoe verre een Geneesheer, ten dien opzigte, kan mistasten, zonder gevaar des Lyders. Uit de waarneeming, dat verkeerde Geneesmiddelen niet altoos doodlyk zyn, en dat gepaste maar zeldzaam herstelling bewerken, volgt dat de Geneeskunde, aan den eenen kant, zo gevaarlyk niet is als men denkt, en, aan den anderen kant, dien eerbied niet verdient, welken men daar aan toedraagt. Het is alleen vernederend voor een rechtschaapen Geneesheer, dat hy, met al zyn kunde, mist, en gemaklyk voor een beuling dat hy slaagt, ondanks zyne misgreepen. Ziet hier de bron van het gelukken der Kwakzalvery, en de oorzaak van het ongeluk der waare Geneeskunde. De eene is alles aan de kragten der Natuure verschuldigd, de andere mist door de kragtloosheid der Geneesmiddelen. Dus is 'er geen Mensch onder allen, die zich met het geeven van Geneesmiddelen bemoeien, die, ten zynen voordeele, geene voorbeelden weet op te haalen, waar in hy, gelyk men zegt, wonderen gedaan heeft; de Kwakzalvers, de Voorschryvers van huismiddelen, de Oude Vrouwen met haare geheimen, allen geneezen zy; tot den Aap des Cardinaals toe, die zyn Heer behieldt, door hem in een hevige vlaag van lachen te brengen, welke hem een dikke slym deedt loozen, waar aan hy bykans stikte. De Aapen der Geneeskunde brengen bykans zo dikwyls geneezing toe, als die zy tragten natebootzen, en zelfs hebben zy alle soorten van voordeelen op dezelve; 't zy, dewyl zy zich niet belemmerd vinden door de zedigheid, die altoos de waare verdiensten vergezelt, 't zy om dat het belang, 't welk hun aanspoort, hun eene werkzaamheid byzet, die anderen niet durven betoonen, om zich aanpryzenswaardig te maaken. Om de nutloosheid der Geneeskunde te bewyzen, vraagt men of de Volken, onder welken men de meeste Geneesheeren vindt, meer voor den dood beschut zyn, dan die geen Geneesheeren hebben? De vyanden der Geneeskunde, die deeze vraage doen, weeten wel, dat het onmogelyk is daar op te antwoorden; dan hier door is dezelve kragtloos. Men zou eene andere kunnen voorstellen, misschien beter gegrond: vraagt elk Mensch of hy afstand zou willen doen van de hulp, die hy daar van met regt mag verwagten, wanneer hy overvallen wordt door een dier zwakheden, waar voor wy Menschen onvermydelyk bloot staan? Indien hy een ontkennend antwoord geeve, besluit dan vry dat de Geneeskunde noodzaaklyk is. | |
[pagina 188]
| |
Te eischen, dat de Menschen geduldig en maatig zyn, gelyk de Dieren, dat zy geen denkbeeld van den dood hebben, geen hoop koesteren, geen vrees betoonen, en leeven zonder die werkzaame verbeelding, die alles vergroot en alle voorwerpen in onze oogen verandert, is even 't zelfde als te eischen, dat wy anders gemaakt waren dan wy weezenlyk zyn. Menschen, den Dieren gelyk, zouden geene Geneeskunde behoeven; Menschen, zo als zy daadlyk bestaan, bedorven of onbedorven, kunnen die niet missen. Doch hoe kan 't weezen, dat een noodzaaklyk Beroep eenigzins belachlyk zy? De Geneeskunde schynt zich in dit geval te bevinden. Indien het belachlyke bestaat in het strydig handelen met de algemeen aangenomene denkbeelden en gebruiken, kan de Geneeskunde zich daar aan blootgesteld vinden; doch dit heeft zy gemeen met de Godgeleerdheid, met de Natuurkunde, de Scheidkunde, en veele andere Weetenschappen, die, zints lang eene duistere en verborgene taal hebben aangenomen. De Geneesheeren waren in 't geval van een Mensch, die zich in 't openbaar vertoonde, met eene zonderling vreemde kleeding opgetooid. Ze zyn naderhand gemeenzaamer geworden. De Geneeskunde, waar mede wy hier byzonder te doen hebben, heeft een ongemaakter en bevalliger gedaante aangenomen: en is ontdaan van een optooizel, 't welk dezelve, in de daad, veel eerbiedenswaardiger kon doen zyn by onkundigen; maar niet gelukkiger maakte, of voor 't bespotlyke bewaarde by verstandigen. Indien de eerbetooning, daar aan, in vroeger dagen, toegebragt, schitterender was, het rechtmaatige eerbewys 't geen dezelve nu geniet, heeft egter het voorkomen van eene hulde der ligtgeloovigheid ontweldigd. Zy heeft, om zo te spreeken, den Drievoet verlaaten, en met deezen afstand gedaan van de dubbelzinnige en gemaakte taal der Goden, om eene taal, die Menschen past, aan te neemen. Het Heiligdom der Geneeskunde is ontslooten voor al de Wereld, en de Geneesheeren bevlytigen zich zelfs, om de toegangen gemaklyk te maaken tot eene plaats, eertyds al te zeer geheiligd aan de Verborgenheid, om niet dikwyls verdagt gehouden te worden, van een vryplaats der dwaaling te strekken. Eene andere oorzaak van 't belachlyke, die niet meer bestaat voor de Geneeskunde, is haare verbintenis met de Alchymistery en de Astrologie. De dwaasheden van car- | |
[pagina 189]
| |
danus konden die Kunst niet dan zeer veel nadeels doen. 't Is waar dat, indien eenige Geneesheeren zich, ter goeder trouwe, en vrywillig, aan de Starrewichelaary hebben overgegeeven, anderen zich gedwongen vonden, de beginzels dier gewaande Weetenschap te omhelzen, om zich te schikken naar de heerschende geestgesteltenisse hunner Eeuwe. Koning hendrik de IV noodzaakte zyn' eersten Geneesheer la riviere, den Uurschonw van den Dauphin op te maaken. Deeze Geneesheer deedt het zo goed als hy kon. Hy vondt zich in 't geval van den Docter tegen dank, by moliere, hy was genoodzaakt het toekomende te voorspellen, en het lot van Frankryk aan te kundigen. Dit spel moet veelen, die zich tegen het overheerschend vooroordeel hadden weeten te wapenen, hartig hebben doen lachen. Nog meer zouden zy den lever geschud hebben, waren zy tegenwoordig geweest by 't geen, in den Jaare MDCLXVII, aan 't Hof des Konings van Persie, chach sephi den II, voorviel. Deeze Vorst kon, schoon men alle hulp by de Geneeskunde gezogt hadt, zyne gezondheid niet weder krygen. De Geneesheeren, bedugt voor 't verliezen van hunne agting, gaven de schuld geheel en al aan de Starrewichelaaren; hun beschuldigende, dat zy geen gunstig uur hadden uitgekoozen tot het kroonen des Konings. Zy verzekerden dat de Ziekte des Konings en het gebrek, 't welk het Ryk trof, de uitwerkzels waren van de onkunde der Starrewichelaaren, en dat zy, het toekomende zo wel als deezen weetende, in staat waren, om den begaanen misslag aan te wyzen. Men kwam overéén, om de plegtigheid der Krooninge te herhaalen, en, om zelfs den naam des Konings te veranderen, en, naa eene lange raadpleeging der Geneesheeren en der Astrologisten, die zeer bezwaarlyk konden overeenstemmen, bepaalde men het gunstigst uur tot dit staatlyk bedryf. Zodanige gebeurtenissen en ontelbaare soortgelyke, die wy zouden kunnen ophaalen, hebben, met eenigen grond, de Geneeskunde aan de spotterny der Wysgeeren moeten bloot stellen. Wat de Alchymisten betreft, hunne voorwendzels konden niet missen de Wysgeerte te ergeren, door het character van gemaatigdheid, 't welk dezelve voegt, en de kundigheden, die haar de weezenlyke eindpaalen der zaaken aanwyzen, te hoonen: het uit den dut geholpen Gemeen moest lachen, als het de snorkery en de hoogklinkende beloften der eerste Alchymistische Geneesheeren vergeleek met de geringe uitwerkzelen hunner voorgewende algemeene en onfeilbaare Geneesmiddelen. Eenige gelukte geneezingen, misschien te | |
[pagina 190]
| |
danken aan 't geval, of aan die wondere gereedheid der Natuure om zich zomtyds te schikken, naar de minst beredeneerde werkingen der Geneeskunde, zetten, in den beginne, die Geneesheeren eene maate van gezag by. Doch zy verhitten dermaate de verbeelding van paracelsus, en eenige anderen, dat zy zich streelden met het denkbeeld, om het Leeven der Menschen eenige Eeuwen te rekken, en zelfs hun onsterslyk te maaken. De verzekerende toon, op welken zy voorgaven den dood te kunnen afweeren, dien zy zelven niet ontweeken, en voor welken zy zomtyds vroegtydig bukten, gelyk paracelsus, die in zyn zeven - en - dertigste jaar stierf, moest het Gemeen een wantrouwen en ongeloof inboezemen, 't welk zich uitstrekte tot de best toegediende Geneesmiddelen, en waar onder de Geneeskunde nog heden ten dage zugt. Indien wy de meeste zaaken nagaan, die ons doen lachen, zullen wy bevinden, dat het belachlyke bestaat in eene zekere strydigheid, tusschen het geen men verwagt en 't geen men ziet gebeuren, tusschen 't geen men belooft, en 't geen men niet kan naakomen. Alle Kunst, waar in gissen te passe komt, gelyk de Geneeskunst tot dat getal behoort, zal altoos zulke strydigheden opleveren. In een Blyspel, stelt een Knegt den toestand van een Zieken voor oogen, hy verhaalt hoe deeze in doodsgevaar was, en bykans geen tekens van leeven gaf: men haast zich om een Geneesheer te haalen. Hy komt, hy schryft iets voor: wat denkt gy dat 'er gebeurt? zegt de Knegt, op een verzekerenden toon, tot den geenen met wien hy spreekt, en denkt dat de Zieke geneezen zal - hy sterft, is het woord. Deeze slag, dien men niet verwagtte, verwekte gelach. Allen die gezond zyn belachen altoos een Geneesheer, die mis tast, en een Kunst die zo dikwyls feilt. Doch dit is onvermydelyk, en de Geneesheeren moeten dit aanmerken, als een der ongelukken aan hun beroep verknogt. Dewyl de Geneeskunde zaaken betreft, buiten het bereik onzer zinnen geplaatst, of voortgaat op nog onbekende beginzels, als die des zintuiglyken gestels en des leevens, hebben de zodanigen, die al te diep wilden doordringen, in de verklaaring der oorzaaken, hunne redeneeringen en stelzels, niet dan op eenen zeer onzekeren grond, kunnen bouwen. Door mangel aan bondige kundigheden, vonden zy zich gedrongen veronderstelling op veronderstelling te stapelen; zy hebben de speelingen hunner verbeeldinge gesteld, in stede van weezenlyke waarheden, die zy niet konden agterhaalen, en, eenen wasten grond ontbreekende, heeft elk zich laaten wegsleepen door zyn heerschend character, of door de vooroordeelen zy- | |
[pagina 191]
| |
ner eeuwe. Zo dat de Geneesheeren, in verscheide Aanhangen verdeeld, schoon zy allen het zelfde voorwerp hadden, een zo verschillende taal voerden, dat men, niet dan met moeite, geloof kan slaan aan hunne bepaalingen en beloften. De Geneesheeren, die heftig twisten, terwyl de Zieke ligt te sterven, leveren waarlyk een belachlyk vertoon op voor allen, die bloote aanschouwers van dit stuk zyn, en de Geneesheer zo veel erger, en de Geneesheer zo veel beter zyn, altoos belachlyke Persoonen. - Ondertusschen moet men, ter eere van de Geneeskunde, aanmerken, dat deeze geschillen meest loopen over onverschillige zaaken, of stukken van bespiegeling, die de grondbeginzelen der Geneeskunste niet raaken; en bykans altoos de vrugt zyn van den nayver, en de zugt tot tegenspreeken, zo zeer heerschende onder de Geneesheeren. Het Gemeen, zelden bekwaam om den grond des geschils te vatten, en altoos in 't denkbeeld, dat de gezondheid der Menschen 'er waarlyk van afhangt, wagt de uitkomst af om te pryzen of te laaken: en, by aldien, uit deeze herhaalde geschilvoeringen niets voortvloeit, ter benadeelinge van de waardigheid der Geneeskunde, is het minst ongunstig uitwerkzel, 't geen men daar van kan verwagten, eene zekere minagting voor een der twistenden, die het geval, vroeg of laat, op een zyner Medebroederen wreekt. Maar deeze beurtwisseling van lof en blaam stelt den Geneesheer aan een zeer grillig lot bloot. 'Er zyn zaaken, waar tegen de gezetste ernsthaftigheid zich niet kan hoeden, en het zou zeer bezwaarlyk vallen, daar van de waare reden op te geeven. Men kan de deelen des ligchaams, geschikt om verborgen te blyven, niet toonen, zonder zich aan belaching bloot te stellen, en de vrees, daar door ingeboezemd, is misschien het beginzel der schaamte. Martialis heest den staat, waar in een Geneesheer zich, by zommige bewerkingen, bevindt, in deezen regel uitgedrukt,
Tunduntur tumidae, Medico ridente, mariscae.
De noodzaaklykheid, waar in de Geneesheeren zich bevinden, om zekere voorwerpen van naby te zien, schynt op hun alles te doen nederstorten, 't geen de verbeelding klugtigs hegt aan zekere voorwerpen. Dit is de rede waarom moliere; ten einde hy aan zyne spotternyen tegen de Geneeskunde alle kragt byzette, dikwyls den Drogist daar by voegt. Het Volk ziet, met een schalkig oog, een' Geneesheer, met zyne toerusting, en zonderlinge houding, by den Zieken | |
[pagina 192]
| |
binnen treeden; het belachlyke vermeerdert grootlyks, als hy met den Apothecar komt. In deezer voege verschaft de Geneeskunde, door de natuur der zaaken, waar mede zy zich bezig houdt, misschien meer dan eenig ander Beroep, stoffe tot spotterny; en 't is te verwonderen, dat de ongelukkige overvloed van aartigheden, tot welke zy gelegenheid geeft, geen geestiger boerteryen, dan men dagelyks hoort, heeft voortgebragt. Dit alles, nogthans, beneemt niets van de edelheid en nutheid deezer Kunste. De beoefening der dierlyke Huishouding, tot welke zy de zodanigen verbindt, die haar met lof zoeken te oefenen, leidt hun onvermydelyk op wysgeerige naspeuringen en kundigheden, den redelyken Mensch hoogst waardig. De Abt de saint pierre noemde de Geestlyken de Dienaars der Zedekunde; men zou de Geneesheeren de Dienaars der Gezondbeid mogen heeten. In de wanorde, waar in onvoorziene Ziekten dikwyls de Gezinnen, en zomtyds een geheelen Burgerstaat, dompelen, werpen de Geneesheeren een dyk op tegen de Volksdwaalingen, die niets anders zouden doen dan die wanorde vermeerderen. - Zy beslissen, hoe verre men zich daar over moet ontrusten, en, kunnen zy niet altoos de vrees verbannen, zy wederhouden dezelve van tot wanhoop over te slaan. - Zy dienen dikwyls tot Leidslieden voor den Wetgeever, die, over 't lot der Menschen bepaalingen moetende maaken, op geen vasten grond zyne besluiten kan doen steunen, dan wanneer hy ze laat rusten, op de kundigheden van Burgers, best bedreeven in de gesteltenis van den Mensch, en kundig van 't geen daar toe, in alle opzigten, behoort. Met één woord, de Geneesheeren zullen altoos, ondanks de grilligheden der aangenomene begrippen, in de Maatschappy, eenen onderscheiden rang bekleeden, aan hunne kundigheid en bekwaamheden verschuldigd. |
|