Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 162]
| |
Trekken voor ene levensbeschryving van den heer de Voltaire.(Uit het Fransch.)
‘NAar mate men met een Schryver bekend word, naar die mate begeert men ook, wanneer ons de vruchten van zynen arbeid smaken, iets van zyne Levensgevallen te weten. De Heer de voltaire behoort, zonder twyffel, onder die genen, op welken wy dit gezegde vrylyk kunnen toepassen. 't Zal daarom den Lezeren dezes Mengelwerks niet ongevallig zyn, dat ik hun van dezen beroemden Franschen Dichter enige levensbyzonderheden mededele, die, ten minste voor velen hunne nog nieuw, en dus lezenswaardig, zullen zyn. Men vind ze, by voorraad, vervat in een brief van een onbekend Schryver aan den Heer ***.’
myn heer!
Zie hier ettelyke Levensbyzonderheden, betreffende den beroemden Schryver van de Henriade of Hendrik den Grooten getrokken uit een nieuw Werk; zy zullen u waarschynelyk vermaak verschaffen. Zommigen doen den Heer Francois de VoltaireGa naar voetnoot(*) geboren worden den 20 February 1694; anderen den 20 November deszelfden jaars. Wy hebben Gedenkpenningen van hem, die de beide datums dragen. Hy zelve heeft ons meermalen gezegd, dat men, by zyne geboorte, aan zyn leven wanhoopte, en dat daar door de plegtigheid van zyn doop, verscheiden maanden, uitgesteld was. Schoon ik gelove dat 'er niets nuttelozer is dan de verhalen van de kindsheid en die der Scholen, evenwel moet ik zeggen, dat, naar luid van zyne eigene schriften, en volgens het algemeen geroep, hy omtrent zyn twaalfde jaar reets Vaerzen gemaakt heeft, die, even na dezen zynen ouderdom, in t' licht gekomen zyn. - De Abt de Chateauneuf, boezemvriend van de beroemde Ninon de l'Enclos, geleidde hem by haar. Deze zonderlinge Dame maakte hem, by haar Testament, ene zomme van twee duizend guldens, tot het verzamelen van boeken; welk legaat hem, na haar overly- | |
[pagina 163]
| |
den, stiptelyk betaald is. Dit kleine Dichtstukje, dat hy in de School gemaakt had, is waarschynelyk dat, het geen hy voor een Invalide, welke gediend had in het Regiment Dauphin, onder den enigen Zoon van Lodewyk den XIV, gedicht heeft. - Deze oude Soldaat was naar het Collegie der Jesuten gegaan, om den Bestierder van het zelve te verzoeken, hem een sineekschrift in Vaerzen voor 's Konings Zoon te willen maken. De Bestierder antwoordde hem, dat hy nu te veel bezet was; maar dat hy een jongen Scholier had, die doen kon het geen hy verzogt. Dit Dichtstukje van dezen jongen Scholier verschafte den Invalide enige Louis d'or; en maakte, zo te Versailles als te Parys, enig gerucht. - Het is ligt te denken dat de jongeling, hier door stouter wordende, zyn lust voor de Poëzy verder heeft bot gevierd. Hoe jong hy ook ware, wierd hy echter in de Societeiten van den Abt de Chaulien, in die van den Marquis de la Fare, in die van den Hertog de Sully, en in die van den Abt Courtin, toegelaten. - Hy heeft ons zelfs meermalen gezegt, dat zyn Vader hem verloren agtte, om dat hy dikwyls goede Vrienden zag, en Vaerzen maakte. Op zyn achttiende jaar begon hy het Treurspel (OEdipe) Edipus te vervaardigen; in het welke hy, volgens de wyze der ouden, Choren wilde stellen. De Toneelspeelders waren gansch niet genegen, een Treurspel te vertonen, dat door Corneille behandeld, en reeds werkelyk op het Toneel wasGa naar voetnoot(*). Zy vertoonden het echter ten laatste, genoopt door de gunst, waarin hy was, in den jare 1718. - De Jongeling, die zeer wild was, en gedompeld lag in de vermaken van zyn tyd, voelde de ongeschiktheid niet, of hy bekommerde 'er zich weinig over, of zyne stukken wel dan kwalyk uitvielen. Hy badineerde op het Toneel, en bestond de sleep van den Opperpriester te dragen, in een Toneel, waar in de Opperpriester ene zeer treurige (tragique) daad moest verrigtenGa naar voetnoot(†). - Mevrouw de Marschalkin de Villars, in de eerste logie zittende, vroeg wat voor een Jongeling het was, die deze aartigheid deed, waarschynelyk om het stuk te bederven? Men zeide haar, dat het de Autheur zelve was. Zy deed hem in hare logie komen; en zedert dien tyd bleef hy aan den Marschalk en zyne Vrouw, tot aan hun dood toe, zeer verknogt, gelyk men uit een Dichtstukje van hem zien kan. | |
[pagina 164]
| |
De Prins van Conti, Vader van den vermaarden Krygsheld, die zo beroemd geworden is, door de Veldslagen van Barricade, Demont en Chateau Dauphin, maakte op zyn Edipus Vaerzen. Ik heb het antwoord van den Autheur hier op niet kunnen vinden. - Ik vroeg hem eens, of hy aan den Prins niet schertzende gezegd had: ‘Myn Heer! gy zult een groot Dichter worden; ik moet zien of ik van wegens den Koning u een pensioen kan verwerven.’ Men wil, dat hy hem onder de avondmaaltyd gezegd zou hebben. ‘Zyn wy alle Prinsen of alle Poëten?’ Hy begon de Henriade te St. Ange, (oud negentien jaar) by den Heer De Caumartin, Intendant der Financien, na zyn Edipus voltrokken te hebben, en voor dat dit Stuk gespeeld wierd. Ik heb hem meer dan eens horen zeggen, dat hy, toen hy deze twee werken ondernam, niet gedacht had, dezelve te zullen voltoojen: dat hy noch de regelen van het Treurspel, noch die van het Heldendicht wist; maar dat hy vervangen wierd door den Heer de Caumartin, een Man, zeer ervaren in de Historien, die hem de gehele geschiedenis van Hendrik den IV vertelde, waarvan deze eerwaarde Grysaard het hoofd vol had; en dat hy dit Werk uit een zuivren dichtyver, (Enthusiasme,) had begonnen, zonder zyne gedachten 'er over te hebben laten gaan. - Hy las eens, by den jongen President, zyn vertrouwden Vriend, verscheiden Zangen van dit Heldenstuk voor. Men bragt hem ten einde zyn geduld, door het opwerpen van tegenbedenkingen: hy smeet de Copy in 't vuur. De President Henaut haalde het 'er met moeite weder uit. ‘Herinner u, zegt hy in eene zyner Brieven, dat ik het ben, die uwe Henriade redde; en dat het my een paar beste lubben gekost heeftGa naar voetnoot(*).’ In den jare 1722 gaf hy zyn Treurspel Mariamne in het licht. Mariamne was door Herodes vergeven; zo als zy den kelk zou drinken, schreeuwde het volk, de Koningin drinkt; en het Stuk was zyne eer kwytGa naar voetnoot(†). De gedurige stribbelingen deden hem besluiten, om zyn Henriade in Engeland te laten drukken. Koning George de eerste, en vooral de Princes van Walles, die naderhand Koningin wierd, deed voor hem ene onbepaalde inschryving: dit was het begin van zyn aanstaand geluk. In 1728, | |
[pagina 165]
| |
in Frankryk te rug gekomen zynde, lei hy zyn geld in ene lotery, opgericht door den Heer Desforts, Controlleur Generaal der Financien. Men ontving de Renten op het Stadhuis, voor Lotbriefjes; en men betaalde dezelve met gereed geld; invoege dat, wanneer ene Maatschappy alle de Lotbriefjes genomen had, 'er een millioen by gewonnen zou zyn. - Hy associeerde zich vervolgens met verscheide aanzienelyke luiden, en wierd gelukkig. - Een dezer geassocieerden heeft my dit gemeld; en ik heb de bevestiging der anecdote op de Registers gezien. De Heer de V..... had hem geschreven. ‘Om zyn Fortuin in dit Land te maken, heeft men niets anders nodig, dan de Arresten van den Raad te lezen.’ In den jare 1730, gaf hy zyn Brutus in 't licht, die ik, als het door hem sterkst geschreven Treutspel, beschouw, zonder zelfs zyn Mahometh 'er van uittezonderenGa naar voetnoot(*). - Dit stuk heeft veele berispingen moeten ondergaan - Ik was, in den jare 1731, by de eerste vertoning van Zaïre tegenwoordig; en hoewel 'er in den Schouwburg veel gehuild wierd; was 't echter op 't punt, dat het Stuk door het gemeen uitgejouwd zou zynGa naar voetnoot(†). - Men maakte zelfs een Tegen-Treurspel tegn het zelve, voor de Italiaansche Comedie, dat men op Kermis vertoonde, onder den naam van la Piece des Enfans-trouvés, Arlequin au Parnas. Een Lid van de Academie der Wetenschappen, hem in dien tyd voorgesteld hebbende, om ene openstaande plaats te vervullen, waar op onze Autheur geen gedachten had; zo verklaarde de Heer Boze opentlyk, dat de Dichter van den Brutus en de Zarïre nimmer een bekwaam lid voor de Academie zou worden. Op den 10 October gaf hy l'Enfant Prodigue, de Wedergevonden Zoon in het licht; doch niet onder zyn naam; laatende de voordeelen over aan twee Leerlingen, die hy gemaakt had. - Dit Toneelstuk maakte een groten opgang. De Dichter schreef aan Mevrouw Quinault: ‘Gy weet eens anders geheimen zo wel te bewaren als uw eigene. Zo men my als Dichter van l'Enfant Prodigue gekend had, het stuk zou uitgejoud zyn. De menschen willen niet dat men in twee opzichten gelukkig slaagt. | |
[pagina 166]
| |
Ik heb my genoeg vyanden gemaakt met den Edipus en de HenriadeGa naar voetnoot(*).’ Intuschen omheisde hy in dien tyd ene oefening, zeer onderfcheiden van de Toneelpoëzy. Hy stelde t'zamen de Elemens de la Philosophie de Newton, of de Grondbeginzeien der Wysbegeerte van Newton. - De Wysbegeerte was toen in Frankryk byna onbekend. Hy kon op het zelve geen Vergunning, of Privilegie, verkrygen. De Cancelier d' Aguesseau, die opgevoed was in het Cartesiaansch Systema, en aan wien het verlenen van Octroijen stond, weerstreefde de nieuwste ontdekkingen zo sterk als hy kon. De aankleving van onzen Autheur, and de gevoelens van Newton en Locke, maakte hem een groot getal Vyanden. Hy schreef aan den Heer Fakener; denzelven, aan wien hy zyn Zaïre had opgedragen: ‘Men zegt, dat de Franschen de nieuwigheden beminnen; maat 't is omtrent de Keuken en de Modens: want van de nieuwe Waarheden hebben zy altoos een af keer; het is niet dan wanneer dezelven oud geworden zyn, dat zy ze wel ontvangen.’ Rousseau, aan zyn Antagonist getoond hebbende ene Ode op de Nakomelingschap, zeide hem deze; ‘Myn vriend, zie daar een Brief die nooit volgens het opschrift ontvangen zal wordenGa naar voetnoot(†).’ Deze schertzery kon niet onbetaald blven. Daar is een Brief van den Heer de Voltaire aan den Heer Linant, waar in hy zegt: ‘Rousseau veracht my, om dat ik zomtyds van het rymen afzie; en ik veracht hem, om dat hy niets anders doet dan rymen.’ De uitstekenden gunstbewyzen, waar mede de Koning van Pruissen hem begifigde, deden hem wel haast de haat van Rousseau vergeten. Deze Vorst was ook een Dichter; en een geduurzame Correspondentie was, reets zedert langen tyd, tusschen dezen Vorst en onzen Autheur gevestigd, toen hy nog maar Koninglyke Erfprins was. - Hy had een Werk t'zamengesteld, een' groten Prins waardig, het welk ten Tytel voerde: Refutation de Machiavel of Wederlegging van Machiavel. Hy had het zelve aan Voltaire gezonden, om het te laten drukken; hy gaf hem ene verblyfplaats in een klein Kasteel genaamt Meuse, naby Cleef. Deze zeide hem daarop. ‘Sire, zo ik Machiavel geweest was, en zo ik enigen toegang tot een jongen Koning gehad had, zou de eerste zaak, die ik hem zou geraden hebben, geweest zyn, tegen my te schryven.’ | |
[pagina 167]
| |
Zints dien tyd verdubbelde de Pruissische Monarch zyne gunstbewyzen, omtrent dit Fransch Vernuft; en de Voltaire maakte, op het einde van het jaat 1740, te Berlin zyn Hof, eer dat de Koning zich gereed maakte om naar Silesie te trekken.
1777. g.h.e. |
|