Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
Leevensberigten van Guido Aretinus, een Benedictyner monnik, den hervormer van de oude muzyk-schaal, en den uitvinder eener nieuwe wyze, om de nooten te tekenen.‘HEt volgend Berigt is ontleend uit A General History of the Science and Practice of Music, by Sir john hawkins, zeer onlangs, in Vyf Deelen in Quarto, uitgegeeven; een Werk van een zestien jaarigen arbeid, zamengesteld uit de beste Stukken. De Heer hawkins verzekert zyne Leezers, dat zyne beweegredenen tot deeze onderneeming geheel opregt waren, en dat hy, in 't voortzetten daar van, bezield was door zuivere Kunstliefde, geheel vervreemd van baatzugtige beoogingen. Hy hadt toegang tot de Bodleiaansche Boekery, en de Boekeryen der beide Universiteiten; tot die der Muzyk-Schoole te Oxford, tot het Britsche Museum, en andere bewaarplaatzen van Handschriften. Het Werk behelst eene groote menigte van Leevensbeschryvingen, en Characters van voortreflyke Muzykmeesters; gevallen de Leevensberigten van guido aretinus, die wy thans mededeelen, den Leezeren van ons Mengelwerk, wy zullen, van tyd tot tyd, uit dien ryken voorraad, hun het merkwaardigste en byzonderste opdisschen.’ Eenig berigt van guido kan ontleend worden uit zyne eigene Schriften, in 't byzonder een Brief van hem aan zyn Vriend michaël, een Monnik te Pomposa, en de Verhandeling tot welke dezelve ter inleiding dient, getyteld Argumentum novi Cantus inveniendi. Uit deeze twee stukken, en eenige hier en daar verspreidde aantekeningen in oude Handschriften, zyn de volgende Berigten opgemaakt. Guido was gebooren te Arezzo, eene Stad in Toscaanen; in zyne jeugd de Muzyk geleerd, en waarschynlyk als Zangmeester in het Klooster der Benedictynen te dier Stede gediend hebbende, werd hy Monnik, en een Broeder van de Benedictyner Orde. De Staat der Geleerdheid was, ten zynen tyde, zeer laag geëbd: de Kerklyken hadden zeer weinig onderwerpen van Letter-oefening, wanneer wy de Godgeleerde Geschillen, de Kerklyke Geschiedenis, de Redekunst, en de Astrologie, die by hun als de gewigtigste der Wiskundige Weetenschappen werd aangemerkt, uitzonderen. Deeze hielden de aandagt bezig van zodanige leden der geest- | |
[pagina 154]
| |
lyke Broederschappen, als den arbeidzaamsten, om niet te zeggen, den twistzugtigsten geest bezaten; terwyl de Godsdienst-verrigtingen, het leezen van de Leevensbeschryvingen der Heiligen, en het zich bereiden tot het behoorelyk waarneemen van het Kerkgezang, aan bedaarder en gezetter verstanden werk verschaften. Vossius stelt, dat guido eerst Monnik geweest hebbe in 't Klooster van St. Leufert in Normandye; doch dit is een misslag, waar van wy vervolgens nader verslag zullen geeven; weshalven de eenige plaatzen zyns verblyfs, waar van wy, met zekerheid kunnen spreeken, zyn het Benedictyner Klooster te Arezzo, zyne Geboorte stad, en dat te Pomposa, in het Hertogdom Ferrara. In dit afgezonderd verblyf, schynt hy zich overgegeeven te hebben aan de beoefening der Muzyk, byzonder van het Stelzel der Ouden, en bovenal om hunne wyze van Nooten te zetten, te hervormen. De zwaarigheden, het onderwys der Jeugd tot den Kerkdienst vergezellende, waren zo groot, dat, gelyk hy zelve verklaart, 'er doorgaans tien Jaaren besteed wierden, enkel om bedreeven te worden in het eenvoudig zingen. De overweeging hier van zette hem aan, om eenige verbetering daar in te maaken, en eene gemaklyker wyze van onderregting uit te vinden voor hun, die tot den Kerkdienst geschikt en toebereid werden. Indien wy geloof mogen slaan aan de Legenden in de oude Handschriften der Monniken, dan werd hy, in dit Godvrugtig oogmerk, door onmiddelyken hemelschen bystand, ondersteund. Eenige spreeken van de uitvinding der Syllaben, als het uitwerkzel van hemelsche inblaazing; en guido zelf schynt van dit gevoelen geweest te zyn, verklaarende, dat het hem geopenbaard was door den Heere; of, gelyk zommigen dit uitleggen, in een Droom: doch geloofwaardiger Geschiedschryvers berigten, dat hy, tegenwoordig zynde by het zingen van den Vesper, in de Kapel zyns Kloosters, een der Liederen, die gezongen moesten worden, de Lofzang op Joannes den Dooper was, geschreeven door paulus diaconus, dat het hooren daar van hem aanleiding gaf tot zyne merkwaardige verbetering. Wy moeten veronderstellen, dat het veranderen der vier accoorden in zes, menigmaal het voorwerp van guido's overdenking geweest was, en dat eene wyze, om de heele van de halve toonen te onderscheiden, het eenig stuk was, 't geen nog aan zyne uitvinding ontbrak. Onder het zingen van den Lofzang, merkte hy op de herhaaling der | |
[pagina 155]
| |
woorden, en 't veelvuldig wederkomen van ut, re, mi, fa, sol, laGa naar voetnoot(*). Hy ontdekte tevens een groot verschil tusschen de styfheid van de Syllabe mi, en den open klank van fa; dit kon, zyns agtens, niet missen in de ziel een duurzaam denkbeeld van derzelver tegenoverstelling naar te laaten; hier op viel hem in, om deeze zes klanken op zyne nieuwe zes accoorden toe te passen. Getroffen door deeze ontdekking, viel hy aan 't werk, en zyn stelzel voltooid hebbende, begon hy 't zelve in 't gebruik te brengen. De Persoonen, aan welke hy het mededeelde, waren de Broeders van zyn eigen Klooster, die 't zelve koel ontvingen: dit schryft hy, in den bovengemelden Brief, toe aan de waare oorzaak, nyd naamlyk: zyn invloed nogthans by den Abt, en zyn character van Zangmeester, gaf hem gelegenheid, om deeze nieuwe Zangwyze te beproeven op de Jongens, ten Choordienst geschikt; dit slaagde boven zyne verwagting. Het gerugt van guido's uitvinding verspreidde zich welhaast by vreemden; en zyne leerwyze in de Zangkunst werd aangenomen door Geestlyken in andere Landen. Kircherus verhaalt dat hermannus, Bisschop van Hamburg, en elvericus, Bisschop van Osnabrugge, 'er gebruik van maakten: de Schryvers van de Hist. Litter. de France vermelden, dat die Zangwyze daar aangenomen, en in alle de Kloosters des Ryks onderweezen wierd. Vast gaat het dat de agting, die guido, door zyne groote kunde in de Muzyk verwierf, den Paus begeerig maakte, om hem te zien, en te spreeken. Hier van, als mede van zyne Reis na Rome, ten dien einde, en van 't geen hem daar ontmoette, heeft hy zelve, in den meermaals aangeweezen Brief, een omstandig verhaal gegeeven. De byzonderheden daar van zyn merkwaardig genoeg, om hier kortlyk te neder te stellen, zy steunen op 't gezag van guido zelve. Het schynt, dat Paus joannes de XX, of, volgens de telling van anderen, den XIX van dien Naam, van guido's Zangschool | |
[pagina 156]
| |
gehoord, en daar door begeerte hebbende om hem te zien, drie booden zondt, om hem te Rome te noodigen: op hunne aankomst, werd door de Broederschap der Monniken beslooten, dat guido derwaard zou trekken, met grimaldo, den Abt, en petrus, het Hoofd der Kanunniken van de Kerk te Arezzo. Te Rome komende, werd hy den Heiligen Vader voorgesteld, en met veel beleefdheids van hem ontvangen. De Paus hieldt met hem verscheide gesprekken, die alle over de Zangkunst liepen: en, op het zien van een Zangstuk, door guido medegebragt, getekend met de Syllaben van zyne nieuwe uitvinding, hieldt de Paus het voor een Meesterstuk, en 't gezegde van guido wegens zyne Leerwyze overdenkende, wilde hy niet opstaan, eer hy volkomen het zingen van een Vers geleerd had: waar op hy verklaarde, dat hy de kragt dier Leerwyze niet zou hebben kunnen gelooven, hadt hy 'er zelve de proef niet van genomen. De Paus wilde hem te Rome houden; doch guido, aan zeker lichaams-ongemak zukkelende, en denkende dat de hette des naderenden Zomers daar voor nadeelig zou weezen, vertrok uit Rome, met belofte van weder te zullen komen, om de beginzels van zyn nieuw Stelzel zyne Heiligheid nader te ontvouwen. t'Huiswaards keerende, gaf hy een bezoek aan den Abt van Pomposa, eene Stad in 't Hertogdom Ferrara, deeze wilde guido in 't Klooster te dier Stede gaarne hebben; aan dit verzoek voldeedt hy, ‘verlangende, gelyk hy zelve schryft, om zo groot een Klooster nog beroemder te maaken, door zyne Studiën daar voort te zetten.’ Hier stelde hy eene Verhandeling op over de Muzyk, getyteld, Micrologus, dat is, een kort Vertoog, 't geen hy opdroeg aan theobald, Bisschop van Arezzo, en gelyk hy zelve aantekent, voltooide onder het Pausschap van joannes den XX, in 't vier en dertigste Jaar zyns ouderdoms. Vossius maakt ook gewag van eene andere Verhandeling over de Zangkunst, door guido geschreeven, en aan den zelfden Bisschop opgedraagen. Verscheide andere Schryvers tekenen op, dat guido ingewikkeld zou geweest zyn, in het geschil met berengarius, over 't Avondmaal. Mersenus en Vossius spreeken hier van in 't byzonder: de laatstgemelde Schryver, die, als wy de wyze, op welke hy elders van guido gesprooken heeft, in aanmerking neemen, nauwlyks verondersteld kan worden, een ander Persoon, by misslag, voor hem genoomen te hebben, schryft uitdruklyk, in den Jaare MLXX, ten tyde van gregorius den VII, bloeide guido, | |
[pagina 157]
| |
of guidmundus, een Aretiner van geboorte, eerst een Monnik in het Klooster van St. Leuferd, en naderhand Cardinaal van de Kerk te Rome, en Aardsbisschop van Aversa: deeze, nog Monnik zynde, schreef twee Boeken over de Muzyk, opgedraagen aan den Bisschop theobald, het eerste in Onrym en het ander in Versen: hy is dezelfde die tegen berengarius drie Boeken schreef, over 't Lichaam en Bloed onzes Heeren, in het Sacrament des Avondmaals. Trithemius brengt hem tot het Jaar MXXX, en sigebert tot het Jaar MXXVIII, deeze laatste spreekt ook van de Muzyk-nooten, door hem uitgevonden. Du pin heeft, in zyne Kerklyke Geschiedenis, een berigt gegeeven van berengarius, en zyne Dwaalingen, en de onderscheide Schryvers, die tegen hem de pen voerden, opgeteld, onder deezen gewaagt hy van guimond of guidmond, Bisschop van Aversa, als een, die, in tegenkanting van berengarius, de weezenlyke tegenwoordigheid des Heeren, in het Avondmaal, beweerde. Ja, hy haalt verscheide Boeken, door hem in 't geschil met berengarius geschreeven, aan: onder andere eene Verhandeling de Veritate Eucharistiae, waarin hy zyne tegenparty, benevens andere dwaalingen, beschuldigt, dat hy de nietigheid van het Kinderdoopen, en de geoorlofdheid van de gemeenschap der Vrouwen, beweerde. Dit aangenomen en als waarheid gesteld zynde, dat guimond en guido één en dezelfde Persoon is, dan hebben de Schryvers in 't algemeen der naagedagtenisse van guido te kort gedaan, met hem voor te stellen als een enkelen Monnik, daar hy niet alleen een Kerlyken, maar een Aards-Bisschop, en een Cardinaal was. Doch het schynt, dat vossius, en die hem volgden, in deeze byzonderheden mistastten. Bayle heeft deezen misslag ontdekt en te regt gebragt, door te toonen, dat guido en guimond bykans tydgenooten waren; dus dat de laatstgemelde eigenlyk de Monnik was van St. Leuferd, te Evreux in Normandye, naderhand Bisschop van Aversa in Italie, en eindelyk Cardinaal. De opgegeevene byzonderheden van het Leeven en de Verrigtingen van guido, alle ontleend uit zyne eigene Schriften, zyn misschien alles, wat wy oit van hem zullen te weeten komen: want, door welk een ongeluk weet ik niet, zyne naagedagtenis leeft alleen in zyne uitvindingen: en, schoon 'er nauwlyks een Woordenboek is, om niet te spreeken van de ontelbaare Verhandelingen over de Zangkunst, of het vermeldt guido als de Man, die, uit de Lofzang ter eere van | |
[pagina 158]
| |
joannes, de Syllaben ut, re, mi, fa, sol, la ontleend, en toegepast heeft op zekere Nooten in de Zangkunst, heeft nogthans geen Schryver van Naam, indien wy den Cardinaal baronius uitzonderen, van hem met meer byzonderheids gewaagd, dan dagelyks gedaan wordt door de Schryvers van Boekzaalen, van merkwaardige Gevallen, enz. De traagheid tot onderzoek, of onkunde, of wat anders ook, ten opzigte van guido en de vorderingen door hem gemaakt, heeft gelegenheid gegeeven tot veele misvattingen, als dat hy de Uitvinder was van zamenstemmenden Zang, van het Orgel, van de Klavecimbaal; dat hy het eerst het zingen van den Discant invoerde. Ik zal my tot geene breede wederlegging van dit alles inlaaten, en hier alleen slegts aanmerken, dat het Orgel waarschynlyk uitgevonden was, omtrent het midden der Achtste Eeuwe: want dat de Keizer constantinus copronimus, in den Jaare DCCXCVII, een Orgel, als een allerkostbaarst geschenk, aan pepin, Koning van Frankryk, zondt; in den Jaare DCCCXXVIII heeft Paus vitalianus het Orgel ter Kerkgebruike ingevoerd; en guido zelve maakt, in zyn Micrologus, dikwyls gewag van het Orgel als een speeltuig, ten zynen tyde, in algemeen gebruik. Wat de Klavecimbaal betreft, de naam daar van, of ook van het Spinnet, waar van dezelve waarschynlyk eene verbetering is, komt niet voor in de Schriften der Kloostermuzykanten, die, naa guido schreeven, noch in de Werken van chaucer, die, by gelegenheid, alle de Muzyktuigen, ten zynen tyde in gebruik, schynt vermeld te hebben. Gower spreekt van een Speel-tuig, Citole geheetenGa naar voetnoot(*). En uit een oude lyst der Huishouding van eduard den III blykt, dat hy in zyn' dienst hadt een Muzykant, een Cyteller of Cysteles geheeten. De Citole of Cistole, afgeleid van Cistella, een klein Koffertje, is waarschynlyk een Speeltuig geweest, gelykende naar een Doos met Snaaren, waar van men, door het aanvoegen der Klawieren van het Orgel ontleend, en de Springertjes, eerlang een Spinnet | |
[pagina 159]
| |
maakte. Doch het oudste berigt, 't geen ik, naa een nauwkeurig zoeken, van de Klavecimbaal heb kunnen vinden, is dat van ottomanus luscinius, in zyne Musurgia, te Straatsburg, in den Jaare MDXXXVI, uitgegeeven. De Discant was, naar zommiger oordeel, de uitvinding van beda. die, omtrent het Jaar DCLXXIII, onder het Saxische Zevenvorstendom leefde: en of het algemeen gebruik des Orgels, en van den Discant, den zamenstemmenden Muzyk niet veronderstelt, laat ik allen beoordeelen, die iets van de Zangkunst weeten. Naardemaal guido naar geen lof van Geleerdheid, of groote kundigheid in de Wysbegeerte, dong; doch geheel scheen overgegeeven aan zyn Zang- en Kerkbediening, heeft geen der menigvuldige Schryveren, die, by gelegenheid, zyns gedenken, zich ingelaaten tot byzonderheden, zyn Character of Leerwyze betreffende: maar zyne Hervorming in de Muzyk-schaal, zyne verbetering van 't Psalmgezang, en zyne wyze om de Nooten te tekenen, die in wereld eene soort van algemeene CharactersGa naar voetnoot(*) heeft ingevoerd, verheffen zyne verdiensten hooger, dan de zwellendste loftuiting zou hebben kunnen doen, en hebben hem eenen Naam verworven, die waarschynlyk duuren zal, zo lang de Zangkunst duurt. |
|