| |
Natuurlyke historie der spreeuwen.
(Volgens den Heer de montbeillard, Medeschryver van den Heer de buffon.
DE Spreeuw, in 't Hebreeuwsch Sasir of Zezir, en in 't Arabisch Alzazir geheeten, wordt by de Grieken ψὰρι ψαρος, by de Latynen Sturnus, by de Italiaanen Sturno, by de Portugeesen Sturnio, by de Spaanschen Estornio, by de Franschen Etournau, by de Duitschers Staar, by de Engelschen Stare of Starling, by de Poolen Szpak genaamd.
Weinig Vogels zyn zo algemeen bekend als deeze, bovenal in onze gemaatigde Lugtstreeken; want, behalven dat zy 't geheele Jaar doorbrengen in het Land hunner geboorte, zonder oit verre weg te trekken, heeft de gemaklykheid om ze te temmen, en eene soort van opvoeding te geeven, te wege gebragt, dat 'er veele in Kouwtjes gehouden worden, die men dus dikwyls en van naby kan beschouwen; dit verschaft ontelbaare gelegenheden tot het waarneemen en ontdekken hunner geaartheden, zo in den gevangen staat als in dien der natuure.
Van alle Vogelen hebben de Merels de meeste gelykheid met de Spreeuwen, de Jongen van beiden gelyken elkander zo wonder wel, dat men ze nauwlyks kan onderscheiden. Doch, wanneer zy, met den tyd, elk hunne eigene gedaante en de onderscheidende kenmerken aangenomen hebben, ontdekt men
| |
| |
dat de Spreeuw van de Merel verschilt, door de plekjes en den weerschyn zyner Pluimadie, door de gedaante van zyn Bek, die veel stomper, veel platter, en na de punt niet uitgerand is, en den veel vlakker kop, enz. Doch een ander veel merkwaardiger onderscheid, afhangende van eene veel diepgaander oorzaak, is dat de Spreeuwen in ons Europa eene soort op zich zelve uitmaaken; daar de soorten van Merels zeer vermenigvuldigd zyn.
Beide deeze Vogels gelyken verder hier in naar elkander, dat zy in den Winter niet van woonplaats veranderen, alleen verkiezen zy in het gewest, waar zy zich bevinden, de warmste plaatzen; dit heeft waarschynlyk aristoteles doen schryven, dat de Spreeuwen zich, staande den Winter, verbergen; doch met dit onderscheid, dat de Merels als dan eenzaam leeven, of liever voortgaan met eenzaam, of bykans alleen, te leeven, gelyk zy het overige gedeelte des Jaars doen; terwyl de Spreeuwen niet gebroed hebben, of zy vergaderen in zeer talryke Troepen: en deeze Troepen vliegen op eene wyze daar aan byzonder eigen, en die geschikt schynt naar eene eenpaarige en geregelde Krygsordening; stipt gehoorzaamende aan 't woord van één Opperhoofd. De Spreeuwen, luisteren naar de stem van 't Instinct, en dit zet hun aan, om steeds na 't middelpunt van den Troep te naderen; terwyl de snelheid van hun vlugt hun onophoudelyk daar van verwydert; weshalven die menigte van Vogelen, dus veréénigd door eene algemeene neiging tot het zelfde punt, onophoudelyk gaande en komende, op allerlei wyzen door elkander kruissende en heen vliegende, eene soort van Wolk maakt, die in sterke werking is, en, zonder eene bepaalde rigting, in zich zelven schynt rond te draaijen, door dien alle de deelen eene byzondere beweeging hebben; waar in het middelpunt, zich steeds zoekende uit te breiden, geduurig wederhouden, en te rug gestooten wordt, door de deelen die van ter zyde toeschieten.
Deeze wyze van vliegen heeft haare voor-en nadeelen: voordeelen tegen het bestaan der Roofvogelen, die zich verleegen vinden, door het aantal deezer zwakke Tegenstanderen, en ontrust door het geklap der wieken, doos door het geschreeuw, en afgeschrikt door de geregelde slagorde, zich niet sterk genoeg agten, om zo welgeslootene linien te verbreeken, die door de vrees langs hoe digter in één dringen: weshalven zy dikwyls een zo ryken prooy moeten laaten vaaren, zonder daar van het minst te kunnen bemagtigen.
Maar, van den anderen kant, heeft deeze wyze van vliegen
| |
| |
der Spreeuwen haar nadeel; door dien ze den Vogelaar gelegenheid geeft om, met gemak, eene groote menigte te vangen: als hy naamlyk, wanneer 'er een vlugt Spreeuwen aankomt, een of twee Spreeuwen, aan elken poot voorzien van een draad met Vogellym bestreeken, laat vliegen; deeze missen niet zich by den troep te vervoegen, en door middel van het geduurig heen en weder vliegen, eene groote menigte in dit wargaaren te verstrikken, die dan met hun voor de voeten des Vogelaars nederstort.
't Is boven al tegen den avond, dat de Spreeuwen zich in grooten getale ve éénigen als 't ware om zich te versterken, en tegen de gevaaren des nagts te wapenen; zy brengen dien doorgaans zo veréénigd geheel over in de rietwallen, waar zy zich 's avonds met groot geraas na toe begeeven. Zy maaken veel getier 's avonds en 's morgens, eer zy van een scheiden, veel minder het overige van den dag, en 's nagts zyn ze geheel stil.
Dermaate zyn de Spreeuwen van een gezelligen aart, dat ze niet alleen zich by elkander vervoegen; maar ook by andere Vogelen. Zomwylen ziet men ze in 't Voor- en in 't Najaar, dat is voor en naa den broedtyd, met de Kraaijen en Kaauwen, en zelf met de Duiven vliegen.
Hun paartyd begint met het afloopen der maand Maart; dan voegt zich ieder Paar zamen; doch hier wordt, gelyk elders, die zo zoete vereeniging voorgegaan van kryg, en door geweld beslist; de Wysjes hebben geen regt van kiezen: de Mannetjes, misschien de talrykste en altoos de dristigste, althans in den aanvange, betwisten elkander de Wysjes, en 't valt den Overwinnaar ten deele. Hunne Minnehandelingen zyn bykans zo luidrugtig als hun stryden; men hoort ze geduurig kweelen; zingen en paaren is hunne eenige bezigheid, en hun wildzang loopt zo hoog, dat zy, als 't ware, geen maat houden, en zonder tusschenpoozen voort schreeuwen.
Naa deezen dringensten eisch der natuure voldaan te hebben, denken zy om het broedzel te bezorgen, zonder zich egter deswegen zeer te bekommeren; want dikwyls neemen zy het nest der Spechten in, die zich ook by wylen van dat der Spreeuwen bedienen: zo zy zelve een nest vervaardigen, is dit afgedaan met het byeen verzamelen van eenige dorre bladeren, ruigte, en mosch, in 't holvan een boom of een gat van een muur; op dit bedde, zonder kunst gemaakt, legt het Wyfje vyf of zes eijeren van een groenagtige kleur, en broedt dezelve achttien of twintig dagen; zomtyds broeden zy in de Duivenhuizen, onder de daken der schuuren; en in de gaten der rotzen aan den zeekant, gelyk men op het Eiland Wight, en elders,
| |
| |
heeft waargenomen. - Men heeft my nu en dan zogenaamde Spreeuwen-nesten in de maand May gebragt, die men voorgaf op de Boomen gevonden te hebben: doch, dewyl twee deezer nesten volmaakt geleeken naar die van Lysters, heb ik eenig bedrog vermoed in de brengers, of men moest het bedrog aan de Spreeuwen zelve toeschryven, en stellen dat zy zich zomwylen van Lyster-nesten bedienen, gelyk zy die der Spechten inneemen. Ik lochen ondertusschen niet, dat de Spreeuwen, by zelere gelegenheden, in 't geboomte nestelen, en een bekwaam waarneemer heeft my verzekerd, dat hy verscheide van die nesten op één en denzelfden Boom gezien hadt. Wat hier van ook zyn moge, de jonge Spreeuwen blyven lang by de Moeder, en, om die rede, zou ik wel zeer twyfelen, of zy driemaal 's jaars broeden, gelyk eenige Schryvers verzekeren; of dit moest weezen in heete landen, waar het broeden, het opkweeken, en alles wat tot de dierlyke huishouding behoort, naar evenredigheid der meerdere warmte, in korter tyd toegaat.
In 't algemeen zyn de Pluimen der Spreeuwen lang en recht, volgens de aanmerking van belon: derzelver kleur is in 't eerste donker bruin, eenzelvig, zonder vlekken, en zonder weerschyn. De vlekjes komen eerst naa het eerste ruien te voorschyn, eerst beneden aan 't lyf, omtrent de maand July, vervolgens op den kop, en eindelyk boven op 't lichaam, omtrent den twintigsten Augustus. Ik spreek van jonge Spreeuwen, in 't begin van May uitgekomen.
Ik heb waargenomen, dat, by dit eerste ruien, de veeren rondsom den bek, bykans alle te gelyk uitvielen, indiervoege dat dit deel, geduurende de maand July geheel kaal was. Ik merkte desgelyks op, dat de Bek bykans geheel geel was, den vyftienden van May: deeze kleur veranderde welhaast in hoornkleur. Belon verzekert dat dezelve, met den tyd, oranjeverwig wordt.
By de Mannetjes zyn de Oogen veel donkerder, of van een eenpaariger bruin, de vlekjes van de Pluimadie meer streepagtig en geelder, ook is het donker der ongeplekte veeren leevendiger van weerschyn; een gloed van purper en donker groen vertoonende: daarenboven is het Mannetje veel grooter dan het Wyfje. De Heer salerne voegt 'er een ander onderscheid tusschen de beide Sexen nevens; hier in bestaande, dat de tong by de Mannetjes gepunt en by de Wyfjes gevorkt of gespleeten is; het schynt dat de Ridder linnaeus dit lid, in eenige gepunt, in andere gevorkt,
| |
| |
gezien hebbe: wat my betreft, my zyn nooit andere dan gevorkte voorgekomen.
De Spreeuwen leeven van Slekken, Wormen, Torren, en vinden bovenal grooten smaak in die aartige blinkende groene Torretjes, met een rooden weerschyn, die men in de maand Juny op de bloemen, en meest op de roozen, aantreft; zy eeten ook Tarw, Boekweit, Geerst, Spelt, Vlierbessen, Olyven, Kerssen, en Druiven enz. Men wil dat de Druiven best geschikt zyn, om de natuurlyke bitterheid van hun vleesch weg te neemen. De jongen zyn eetbaar; doch het vleesch der ouden is alt os droog, bitter en slegt. Op Kerssen vallen ze met groote drift aan; en men bedient zich daar van als een onfeilbaar lokaas, om ze te lokken onder de van teenen gevlogte horden, gezet in het riet, waar zy 's avonds gewoon zyn hun verblyf te neemen; op deeze wyze vangt men 'er honderd in één nagt; doch deeze wyze van Spreeuwen vangen duurt alleen zo lang 'er Kerssen zyn.
Zy volgen gaarne de Koeyen, en andere groote Viervoetige Dieren, in de weide; derwaards, zo men wil, gelokt, door de Insecten, die 'er rondsom vliegen; of misschien door die op den drek aazen, en over 't algemeen in de weidlan den gevonden worden. Van hier hebben zy, in Duitschland, den naam van Runder-Staren. Veelen willen dat zy op krengen aazen: doch zy vervoegen zich waarschynlyk op dezelve, om de Insecten te zoeken. Ik heb Spreeuwen laaten opvoeden, en opgemerkt, dat zy, wanneer hun kleine stukjes gebraaden vleesch werden voorgeworpen, daar op greetig vielen en ze opaten: gaf men hun den kelk van een Nagelbloem, met ryp zaad, zy namen dien niet in de pooten, om ze met den bek uit te pluizen, maar hielden denzelven in den bek, slingerden die heen en weder, of sloegen dien herhaalde keeren tegen de tralien, of den grond van de kouw, tot 'er het zaad uitkwam. Desgelyks heb ik waargenomen, dat zy, op de wyze der Hoenderen, dronken en grooten smaak in 't baaden vonden: waarschynlyk is een myner kweekelingen gestorven van de koude, door te dikwyls baaden, zich in den winter op den hals gehaald.
Deeze Vogels leeven zeven of acht jaaren in een gevangen staat. De wilden laaten zich niet lokken door sluitjes; maar, behalven de gelymde draaden, als mede de teenen horden, waar van ik hier boven gesprooken heb, heeft men 't middel gevonden, om geheele broedzels op een maal te krygen, door aan de muuren, en in 't geboomte, waar zy gewoon zyn te nestelen, gebakken aarden potten te hangen, van eene nest- | |
| |
vormige gedaante, aan welke de Spreeuwen dikwyls de voorkeus geeven, boven holle boomen en de muurgaten, om 'er hun eijeren in te leggen.
Alle taalen kan men de Spreeuwen leeren uitspreeken, en zelfs volzinnen die niet te lang zyn: hun strot schynt zich naar alles te kunnen buigen, zy haperen niet in de letter R.
Zeer verspreid zyn de Spreeuwen in de Oude Wereld: men vindt ze in Zweeden, in Duitschland, in Frankryk, in Italie, op het Eiland Maltha, en aan de Kaap de Goede Hoop, bykans overal eveneens: terwyl de Vogels in de Nieuwe Wereld, aan welken men den naam van Spreeuwen heeft toegevoegd, van elkander wyd en breed verschillen.
Schoon de indruk van de eerste vorm in onze Spreeuwen, sterk genoeg geweest is in voor te komen, dat de onderscheide rassen, zich tot een zeker punt verwyderende, geene geheel verschillende soorten vormden, heeft dezelve nogthans niet ten vollen kunnen beletten, de bestendige neiging der Natuure tot verscheidenheid; eene neiging, die zich hier op eene zeer merkbaare wyze voordoet: dewyl men Zwarte Spreeuwen vindt, (dit zyn de Jongen) ook geheel witte, desgelyks witten en zwarten; en eindelyk gryzen, of de zulken, in welken het zwart onder 't wit gemengeld is.
Hier staat aan te merken, dat men dikwerf die verscheidenheden gevonden heeft in de nesten der gemeene Spreeuwen, weshalven men ze niet hooger kan stellen dan verscheidenheden, die zich tot enkele bepaalen, of korstondige speelingen der Natuure, die dezelve by elk gebroedzel vernietigt, om ze weder voort te brengen, en te doen verdwynen: doch, die buiten staat zyn om zich in stand te houden, of eenigen indruk te maaken op de éénheid in dit Geslacht. Van deezen aart zyn de volgende verscheidenheden, door de Schryvers vermeld.
I. De Witte Spreeuw van aldrovandus, met vleeschkleurige pooten, en een donker geelen bek, gelyk aan die in onze oude Spreeuwen. Aldrovandus merkt op, dat deeze gevangen was neffens gemeene Spreeuwen, en rzaczynski verzekert, dat in zeker Landschap van Poolen, dikwyls, uit een en het zelfde nest, een zwarte en witte Spreeuw voortkomt. Willughby gewaagt mede van twee Spreeuwen, die de laatstgemelde kleur hadden, door hem in Cumberland gezien.
II. De Witte en Zwarte Spreeuw. Tot deeze verscheidenheid breng ik voor: 1. den Spreeuw met een witten Kop, van aldrovandus; deeze Vogel hadt een witten Kop, den
| |
| |
Bek, de Hals, het bovenste des Lyfs, de Dekvederen der vleugelen, en de twee buitenste Staartpennen van die kleur: de andere Staartpennen en alle de Vleugelpennen, waren gelyk die der gewoone Spreeuwen; het wit van den Kop stak te meer uit door twee kleine zwarte vlekjes by de oogen, het wit boven op 't Lyf was gemengeld met kleine blauwagtige vlekjes. - Ten 2. Den Aakster-Spreeuw van schwenckfeld, die het bovenste van den Kop, de helft van den Bek, aan den kant des grondstuks, de Hals, de Vleugelen Staartpennen zwart, en al het overige wit hadt. - Ten 3. Den Spreeuw met een zwarten Kop, die voor 't overige wit was, door willughby waargenomen.
III. De Gryze Spreeuw van aldrovandus. Deeze Schryver is de eenige, die 'er een van die kleur onder 't oog kreeg: doch dezelve is, gelyk wy reeds opmerkten, niets anders dan wit met zwart ondereen gemengd. Men begrypt ligt, hoe zeer deeze Verscheidenheden kunnen vermenigvuldigd worden, 't zy door verschillende mengelingen van zwart en wit, 't zy door onderscheide schakeeringen van het gryze, naar gelange van de onderscheide evenredigheden der door elkander gemengelde kleuren, die het gryze uitmaaken. |
|