Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
Aanmerkingen over het portrait-schilderen; en een berigt van de proeve over de middelen, om de portraiten, met olieverf geschilderd, veele eeuwen volkomen te bewaaren. Door den Heer Vincent de Montpetit. Met de goedkeuring van de Koninglyke Academie der Weetenschappen te Parys.HEt Portrait-schilderen is, van den aanvang der Schilderkunste af, onder alle soorten, het gewigtigste en streelendst voorwerp geweest; men schryft zelfs de geboorte dier schoone Kunste toe aan de zorge eener Minnaresse, om de weezenstrekken haars Minnaars te bewaaren, de schaduw van wiens Hoofd zy, op de muur haars kamers, by het licht eener lampe, aftekende. Deeze soort van schilderen is dus na verwant aan eene aandoening, die alle gevoelige Zielen treft, en byzonder sterk werkt by aanzienlyke en in eer geklommene Familien. Een Vader, een Moeder, een Grootvader, een Overgrootv eer, en anderen, wier gedagtenis dierbaar is, worden voor alien, die 'er belang by hebben, kostlye tafereelen, en verdienen de voorkeus boven Schilderstukken, Geschiedemsen verbeeldende, die geene lotgevallen des Lands behelzen, schoon vervaardigd door de hand der grootste Meesteren: in deeze zal men zich verwonderen over de kunst en 't vernuft des Schilders, de geest zal eenigzins deel neemen in de verbeelde gebeurtenisse; maar de gansche Ziel zal zich op de Portraiten vestigen; de verknogtheid, de tederheid, de eigen-liefde, en alle de aandoeningen der Ziele vereenigen zich, om ze van aangelegenheid te maaken. Zeer zou het ons tot genoegen strekken, tegenwoordig de Portraiten te aanschouwen van alle onze Koningen, van 't begin der Fransche Heerschappye; van de Koninginnen, Prinsen en Prinsesen, in welke wy, onze Geschiedenissen leezende, belang stellen; van die beroemde Helden, die zo veel eers aan 't Menschdom gedaan hebben; van die vermaarde Overweldigers, die ten geessel van 't zelve dienden; van die beroemde Mannen, aan welken wy zo veele kundigheden verschuldigd zyn, wier verlicht verstand ons te staade kwam, om ons uit de duisternissen der onkunde te redden; van die Heldinnen en beroemde Vrouwen, de roem en 't cieraad haarer Sexe; van die volyverige Patriotten, aan wier moed en | |
[pagina 111]
| |
trouwe wy veele voorregten en zegeningen hebben dank te weeten; en van zo veele anderen, wier gedagtenis tot de laatste naakomelingschap in zegeninge zal zyn. Hoe genoeglyk zou het weezen hunne Portraiten te zien, zodanig als zy in leevenden lyve waren, derwyze dat men nog uit de kleur, zo wel als uit de weezenstrekken, zou kunnen oordeelen over hun Character en Zielsgesteltenisse: want, indien de hoedanigheden van het hart en der Ziele zich op 't gelaat vertoonen, zouden wy een middel te meer hebben, om de overeenkomsten daar van met hunne daaden na te speuren. Portraiten, wel bewaard, zouden met de Geschiedkunde hand aan hand gaan, en de Wysgeer zou kunnen beslissen, of de daaden eens Helds aan zyne geaartheid, dan aan zyne opvoeding, moeten worden toegeschreeven: deezerwyze zou de Schilderkunst, die, dus lang alleen een aangen ame Kunst geweest is, in den rang der nutte Kunsten komen. Ongelukkig zyn de voortbrengzels dier betoverende Kunste, tot heden, wat de bewerking aanbelangt, alleen volbragt, volgens dikwyls onzekere en meest altoos gebrekkige beginzelen, de meeste Schilders zyn geheel niet kiesch geweest, in de keuze en de behandeling der stoffen: 't welk die ongemerkte verwoesting veroorzaakt heest, van bykans alle de Schilderstukken met Olieverf, die, voor 't meerendeel, in zeer korten tyd, van zelve bederven: eene verwoesting, welke ons, ten aanzien van 't zedelyke, het middel ontrooft om den smaak der Ouden met den onzen, wegens 't geen men Schoonheid noemt, te vergelyken: want de kennis van den heerschenden Smaak kan ons opleiden tot die van de heerschende Zeden der tyden: de verandering daarin maakt, dat wy met onze Voorvaderen niet overeenstemmen in de kentekenen van een schoon gelaad: eertyds gaf men de voorkeuze aan grootsche trekken, die eerbied en ontzag inboezemden, sterke en bestendige driften ontvonkten: tegenwoordig heeft men geene bepaaling, en men hegt zich min aan vaste trekken, dan aan een zeker ik weet niet wat, 't welk vermaak schenkt en onbestendigheid aankondigt: men holt zelfs zo verre buiten 't spoor, dat men een mager gerimpeld vel boven een schoon en vol gelaad verkiest: eene voorkeuze, die geen plaats gehad zou hebben in de dagen onzer moedige Ridderen, die van 't eene na het andere Steekspel gingen, om lanssen te breeken; en leevensgevaaren uit te staan tot eer hunner minnaressen: Juffrouwen, buiten twysel, van eene schoonheid, die, hoewel toen beroemd en aangebeden, thans geheel vergeeten, om niet te zeggen onbekend is: dewyl geen | |
[pagina 112]
| |
gedenkstuk volkomen genoeg ons overgebleeven is, om 'er ons een rechtmaatig denkbeeld van op te leveren: de rechte Portraiten daar van te kennen, zou van zo veel te meer aangelegenheids weezen, dewyl die de Geschiedschryvers ons hebben opgeleverd, voor 't meerendeel, ongetrouw, romanesk en ingebeeld zyn. De Beeldhouwkunde heeft ons het denkbeeld der Ouden van de Schoonheid wel eenigzins overgeleverd; doch 't is alleen door de gedaante, die ons de schoone Natuur niet geheel en al kan schetzen, zonder 't behulp der kleuren, welker leevendigheid, gloed en blos, op 't weezen, het bruine en blonde verspreiden. Dat aanvallige, dat betoverende, die keurige trekken der oogen, welker kleur en speeling de Ziel schilderen, en de schoonheid bezielen; die stand der wenkbeauwen, dat slodderen der hairlokken, die frisheid van roosverwige lippen, en zo veel andere verrukkende uitwerkzels van het Koloryt, die de Beeldhouwkunde niet kan verschaffen, zouden in een welbewaard Schilderstuk gevonden worden. Alle die Godinnen, zo opgehemeld in de Geschiedenissen, zouden met de hedendaagsche kunnen vergeleeken worden: en eene Juffrouw, thans wegens haare schoonheid beroemd, zou, in toekomende eeuwen, leeven, om, op haare beurt, tegen nieuwe schoonheden te monsteren. Het was, buiten twyfel, eene der voortreflyke Schoonheden, die carel den VIII, Koning van Frankryk, gelegenheid gaf, om al de grootheid van zyne Ziel aan den dag te leggen. Deeze jonge Overwinnaar van Italie, zegepraalende in de kleine Stad Tuscanelle, naby Viterbo, komende, tradt alleen in de kamer eener allerwelgemaaktste en schoonste jonge Juffrouw, die een geweldig liefde-vuur in zyn boezem ontstak, en teffens tot de edelmoedigste daad uitlokte. Deeze Vorst, van een tederen, galanten, en edelmoedigen aart, wel verre van het regt der overwinninge te misbruiken, en zich te bedienen van zyn gezag, en de gereedheid die zich opdeedt, om zyne drift te voldoen, eerbiedde de Schoone, welke hem verrukte, bragt hulde toe aan haare Deugd, gaf haar een huwelyksgoed, en trouwde haar op 't voordeeligst uit. Wie zou niet wenschen het Portrait te zien van die Schoone, en dat des Helds, die, in den korten tyd zyner veertien-jaarige Regeeringe, den tytel van den Grooten verdiend heeft, en door zyne behaalde overwinningen, en door de uitsteekende hoedanigheden zyner Ziele? | |
[pagina 113]
| |
In de Eeuw van deezen Grooten Koning, heeft het schilderen met Olieverf een begin genomen: indien de toenmaalige Schilders, en hunne Opvolgers, den zelfden voet gehouden hadden als de Uitvinder, om hunne Tafereelen te bewaaren, wy zouden tegenwoordig veel meer Portraiten van aangelegenheid bezitten; doch bykans alle Oude Portraiten, die van titiaan zelve, vertoonen ons die schoone kleur, die schoone eenstemmigheid, welke de natuur trof, niet meer: de helderste deelen alleen onderscheiden zich, en nog zyn deeze bemorst door de vuiligheid in het doek, en de kleurstreepen daar door zeer veranderd: het overige der Schilderye is donker, men kan 'er bykans niets in onderscheiden: zodanige stukken ook, die toevallig best bewaard of opgemaakt en vernist zyn, door eene bekwaame hand, hebben nog veel verlooren: dat brengt te weae, dat de meeste oude Portraiten verzonden zyn na oude Kasteelen, waar zy in Kamers en op Zolders hangen, om verder te bederven en voor de naakomelingschap verlooren te raaken. Hoe veele beweegredenen zyn 'er gevolglyk, om ons zorg te doen draagen voor 't verlies der oude Portraiten, en te verlangen dat de hedendaagsche beter bewaard worden. De Heer vincent de montpetit, door liefde tot die schoone Kunst gedreeven, heeft zich gezet om de oorzaaken van het verderf der Schilderstukken, met Olieverf, te onderzoeken; met onvermoeiden yver is hy meer dan dertig Jaaren bezig geweest ter uitvinding van een middel, om ze voor de naakomelingschap te bewaaren, 't zy door hervorming of volmaaking der bekende Kunstbewerkingen, 't zy door de keuze en zuivering der Schilderstoffen, en de wyze van ze te gebruiken: hy heeft zyne waarneemingen en proeven aan de Koninglyke Academie der Weetenschappen ter hand gesteld. De Goedkeuring van dat agtbaar en geleerd Lichaam heeft den arbeid deezes Mans bekroond, en hem aangemoedigd, om de vrugt daar van het Gemeen mede te deelen; zyn eigen belang opofferende aan den roem, om de agting zyner Tydgenooten te verdienen, en nuttig te weezen aan de Naakomelingen. De Heer de montpetit, zyne proeven genomen hebbende, heeft tot het eerste stuk, op zyne wyze voor de Naakomelingschap geschilderd, genomen het Portrait van lodewyk den XV, die in de Kunst deezes Schilders behaagen vondt: de dood diens Vorsten heeft verhinderd dat hy 'er, naar 't leeven, de laatste penceelstreeken niet aan | |
[pagina 114]
| |
kon geeven; het wordt niet te min voor een zeer wel gelykend stuk gehouden. Onze Jonge Koning, een waardige Spruit van lodewyk den welbeminden, heest zich door den Heer de montpetit laaten schilderen op 't laatst des Jaars 1774, het Jaar van zyne komst op den Throon: deeze Afbeelding, van allen zeer juist gelykend gekeurd, hangt by die van lodewyk den XV. Hy heeft 'er dat van lodewyk den XIV nevens gevoegd, naar de beste Portraiten, die wy 'er van hebben: hy zal 'er die van lodewyk den XIII en hendrik den IV by plaatzen. Indien het hem mogelyk is, de oude Portraiten magtig te worden van onze Koningen, vóór dit tydperk, zal hy het zyn pligt rekenen, met dezelve die Verzameling te vermeerderen, als een blyk van zyn yver voor en liefde tot de Koninglyke Familie, als mede van zyne zugt, om voldoening te schenken aan zyne Tydgenooten, en de toekomende Eeuwen. | |
Goedkeuring van de Koninglyke Academie der Weetenschappen, den heere Vincent Montpetit, verleendGa naar voetnoot(*).De Academie heeft ons gelast berigt te geeven van eene Memorie; getyteld: Proeven over de middelen om de Portraiten, met Olieverf geschilderd, veele eeuwen, volkomen te bewaaren. Door den Heer vincent de montpetit. De Heer de montpetit schryft aan vier oorzaaken de veranderingen en 't verlies der kleuren in de Schilderyen toe. De eerste ontstaat uit de weinig zorg die de Schilders draagen, om bestendige en zuivere Verfstoffen te gebruiken, en de geringe oplettenheid in de keuze van het gereed gemaakte doek, op 't welk zy zullen schilderen. Alle de kleuren, in 't schilderen met Waterverf gebruikt, zyn niet geschikt om met Olie te schilderen. Wanneer het geheim der Schilderkunst uit Vlaanderen in Italie kwam, mengde men onverschillig alle Kleuren, voorheen tot het schilderen met Waterverf gebezigd, met Olie: deeze ondeugende vermenging is eene oorzaak der Kleurverandering. De Heer de montpetit heeft opgemerkt, dat de Kleuren, waar in men noodzaaklyk dikke opdroogende Olie moest mengen, zwart wierden en verandering te wege bragten, in die | |
[pagina 115]
| |
met welke men ze vermengde. Hy koos de zodanige die van zelfs opdroogden, zonder eenige merkbaare verandering; de voorkeus geevende aan Aard- en Hout-kleuren, boven die uit Gewassen gehaald worden, en zich niet dan met zekere voorzorgen bedienende van Kleuren, die zuiver Mineraal zyn. Hy droeg zorge om ze alle te wasschen, om 'er de zouten en vuiligheden uit te krygen, en de stukjes verf met geest van zalpeter te zuiveren. - Wat de Olien betreft, heeft hy opgemerkt, dat het geschilderde met geele en zandige Olie niet lang stand houdt. De Olien, heet uitgeperst, zyn doorgaans geel: Olien, koud gemaakt, verdienen daarom de voorkeus. Dit heeft de Heer de montpetit, door eene twintigjaarige ervaarenis, bekragtigd gevonden. Hier op gaat de Heer de montpetit voort, tot het aantoonen der ongemakken, ontstaande uit het gedrukte Doek. Het helderste is met lym bestreeken, deeze lym, onderhevig aan de werking van de vogtigheid der lugt, brengt beurtlings inkrimping en uitspanning van het Doek te wege, 't welk de Schildery doet scheuren en barsten. Het algemeen gebrek is, dat men dit Doek te schielyk gebruikt, en eer het ten vollen gedroogd is. De Olie, opdroogende, ondergaat min of meer gisting; de deelen ontwikkelen zich, en kunnen geen uittocht vinden, dan door de Schildery op het Doek vervaardigd, deeze tasten de tedere kleuren aan, inzonderheid die zamengesteld zyn uit Metaalen: deeze, als wederom opgewekt, leveren de kleur op van het Metaal, waar uit ze genomen zyn. - Deeze aanmerking van den Heer de montpetit is van zeer veel aanbelangs; de ondervinding hadt 'er iets van geleeraard aan de oude Italiaansche Meesters. Een onzer heeft opgemerkt, dat zulke hunner Tafereelen, die op hout geschilderd zyn, geschilderd waren op een witten grond van Waterverf: deeze Waterverf hebben zy niet kunnen gebruiken op Doek; dewyl het niet beschut zynde tegen de werkingen der lugt, dan aan de ééne zyde met de Schildery in Olieverf bedekt, aan de andere zyde kon aangetast worden door de vogtigheid, en dus gevaar liep van het straks gemelde ongemak, het scheuren en barsten der Schilderye. Wy maaken hier alleen gewag van deeze handeling eeniger Italiaansche Schilderen, om de rechtmaatigheid te toonen der aanmerking van den Heer montpetit, en de bondigheid des beginzels, door hem vastgesteld, te staaven. Een tweede oorzaak, van het bederf der Schilderyen, is | |
[pagina 116]
| |
alleen de schuld des Schilders. Indien hy zyn stuk slegt doodverft, indien hy zyne kleuren bemorst, indien hy, zonder onderscheid, die opdroogende Olie gebruikt, waar in men koperrood en zilverschuim doet, zullen de Kleuren, die niet zuiver zyn, geen stand houden: de zouten, de metaaldeelen in de Olie ontbonden, zullen de kleuren aantasten en veranderen: geen waarheid, geen overeenstemming zal 'er in het Schilderstuk gevonden worden. Wy kunnen den Heer de montpetit niet volgen in de onderrigtingen, hier door hem aan de Kunstenaars medegedeeld: wat de Schilderkunst eigenlyk gesprooken betreft, behoort tot onze taak niet. Wy gaan voort tot het vermelden van de derde en vierde oorzaak des bederfs der Schilderyen: te weeten de dikke vernissen, waar mede men de afgemaakte stukken bestrykt: de aandoening van de lugt, dikwyls rookig, met salpeter en zwavelagtige uitwaasemingen en morssigheid vervuld; nu eens te vogtig, dan weder te droog: eene verwisseling die de Schilderyen op Doek moet doen vergaan. De Heer de montpetit schryft verscheide Vernissen voor, van welken men zich kan bedienen; doch het beste middel, om deeze twee ongemakken te voorkomen, is, de Schilderyen agter Glas te hegten, op eene wyze die de Heer de montpetit aan zichzelven behoudt; en alleen aan de gelastigden der Academie ontdekt heeft. Als dan zyn de Schilderyen niet langer blootgesteld aan de stoffigheid, die zich in het Vernis hegt, en 'er één lichaam mede maakt; zy loopen geen gevaar van geschaafd te worden, wanneer men, om ze te zuiveren, 'er het Vernis afneemt. Het gladde Glas maakt het vernis der Schilderyen uit, terwyl het tessens dezelve voor de lugt beschermt: en een Schilderstuk, vry van alle de andere opgetelde oorzaaken des bederfs, blyft in volkomenheid voor den Nazaat bewaard. 't Is waar, dit vermeerdert den prys eens Tafereels; doch het staat aan de Liefhebbers te overweegen, of de verdienste van het Kunststuk en de begeerte om het te bewaaren, die kosten niet ruim en ryklyk kan ophaalen. De Heer de montpetit is, door herhaalde proeven, verzekerd, dat de Schilderyen, met de aangeweezene voorzorgen vervaardigd, en agter Glas vastgemaakt, in vyftien ja twintig Jaaren, geene verandering altoos ondergaan hebben. Hy eindigt zyne Memorie met een onderzoek der kleuren, die men, tot het schilderen met Olieverf kan gebruiken, en | |
[pagina 117]
| |
aan welke de voorkeuze moet gegeeven worden: en geeft een breed berigt van de verscheide bereidingen dier verven. Dewyl deeze Memorie, waar in de Opsteller zeer groote kunstbedreevenheid vertoont, ons nuttig voorkomt, 't voordeelig gebruik ontvouwt 't geen hy van de Chymie maakt, in verscheide kunstbewerkingen, hebben wy dezelve der Goedkeuring van de Academie waardig geoordeeld. Deeze Goedkeuring was getekend; macquer en bailly: en laager stondt, grandjean de fouchy: steeds blyvend Secretaris van de Koninglyke Academie der Weetenschappen, 9 Aug. 1775. Het bovengemelde Uittrekzel toont, dat de handelwyze van den Heer de montpetit toepasselyk is op alle soorten van Schilderyen met Olieverf, en dat, onafhangelyk van de voorzorge ten opzigte van de stoffen in 't schilderen gebruikt, een der weezenlykste middelen, tot bewaaring der Tafereelen, bestaat, in ze voor de lugt te beschermen, 't geen allerbest kan geschieden met ze agter glas te hegten: een middel, 't welk even goed kan gebruikt worden omtrent oude Schilderstukken, die als dan, wat de uitwendige oorzaaken aanbelangt, voor verder bederf zullen bewaard, en veele eeuwen in denzelfden staat blyven. - Dit heeft de Heer de montpetit gedaan met een Portrait van rigaud, door hemzelven geschilderd, 't welk begon te bederven, en door dit middel voor het toekomende bewaard is: het zal 't zelfde zyn met alle die men wil behouden; zy zullen 'er zelfs by winnen, mits ze wel geschilderd zyn: dit is een voordeel te meerder voor de Kunst; dewyl allen, die van deeze ontdekking gebruik willen maaken, verpligt zullen weezen; goede stukken te vervaardigen. In deezer voege zal de Heer de montpetit niet alleen het belang der Familien behartigd; maar ook het zyne aan de volmaaking der Kunst en den roem der goede Schilderen toegebragt hebben: vermids hunne stukken, bykans zo zeker als die der Beeldhouwkunst, zonder verandering, aan de laate Naakomelingschap zullen overgehandigd worden. |
|