Hy kogt alle de gereedschappen, by de Timmerlieden en Metzelaars in gebruik, en ook die tot den akkerbouw behooren: met deezen waarlyk grooten schat vertrok hy na zyn Eiland, en zelve geleerd hebbende hoe ze te gebruiken, onderwees hy daarin zyne onderdaanen, als een tweede triptolemus. Naa dus de Inwoonders van zyn Eiland de middelen verschaft te hebben, om de dringendste behoeften der Natuure te voldoen, strekte hy zyne inzigten uit tot het vermeerderen van hunne kennis, en om hun kundigheden te doen krygen van de kunsten en bezigheden des beschaafden leevens. Hy deedt eene reis na Mecca, leerde de Arabische Taal, de Wet van mahometh, en bragt met zich de tekens en letters by de Mahomethaanen in 't schryven gebruiklyk; ook voerde hy het handelen van geld in, 't welk onbekend is op de andere Philippynsche Eilanden.
Op het Eiland Borneo is een Diamant-myn, reeds van voor langen tyd bekend. De Hollanders hebben, in de hoedanigheid van Beschermers des Vorsten, wien deeze Myn toekomt, zich het oefenen zyns gezags aangemaatigd, en daar mede die Myn in hunne magt gekreegen. Wanneer de Koning van Xolo, na het voltrekken zyner reizen, zyne magt t'huis uitgebreid, onder zyne nabuuren vermeesteringen gemaakt, en een gedeelte van de kusten des Eilands Borneo te ondergebragt hadt, vormde hy een ontwerp, om deeze Diamantmyn in zyn geweld te krygen, die, met de daad, in de handen der Hollanderen was, schoon in naam den Vorst behoorende. Met oogmerk om dit ontwerp te voltrekken, verklaarde de Koning van Xolo den Oorlog aan den Koning van Borneo; doch hy werd afgeslaagen door de Hollanders, die als zyne hulpbenden te veld toogen, doch, in de daad, voor zichzelven vogten.
Welhaast bemerkte de Koning van Xolo, dat hy zonder kanon en andere vuur-wapenen niets zou kunnen uitvoeten, tegen een vyand wel voorzien van deeze verdervende werktuigen. Diensvolgens schort hy de volvoering zyns plans op, keert na zyn land weder, doet zyn Raad vergaderen, en slaat voor Vuur-wapenen te koopen van de Spanjaarden, met welken hy onlangs een vredeverdrag geslooten hadt. Zyn oogmerk goedgekeurd zynde, toog hy na Manilla, met zyne Vrouw en Kinderen, alle nog jong, met den Oversten zyner lyfwagt, en zes krygslieden; verscheide Koopwaaren mede neemende, om die te verruilen. Hy kon niet denken dat een zo geringe manschap hem eenigzings gedugt of verdagt zou maaken. Niettemin werd hy, zo ras hy op het grondgebied der Spanjaarden kwam, omringd, gevat, en beschuldigd van een toeleg, om de Stad Manilla te verrassen, en gevolglyk ter gevangenisse verweezen. Deeze ongelukkige Vorst was een Indiaan, en hadt groote rykdommen mede genomen; dit was genoeg om hem schuldig te verklaaren; zelfs by de