pen bepaalt: doch, schoon ze dus beantwoordde aan de oogmerken der Waarheid, klimt dezelve nooit hooger dan het Waarschynlyke, daalt dikwyls af, tot ze de buitenste streep van 't enkel Mogelyke raake.
Wy mogen, met rede, aanmerken, dat, gelyk Waarheid het eigenaartig voorwerp is van 't Oordeel; Fraayheid en Schoonheid tot eigenaartige voorwerpen van Smaak strekken: en dat deeze twee onderscheide Vermogens, door welke wy onbekwaam zyn, om de Waarheid te ontdekken, en Schoonheid te smaaken, oorspronglyk te zamen in dezelfde Ziel bestaan. - Indien deeze aanmerking gegrond is, zo volgt, dat, wanneer deeze Vermogens van elkander gescheiden zyn, zulks in 't algemeen moet toegeschreeven worden aan eene Partydige Opvoeding: en dat deeze te wraaken zy, is niet min baarblyklyk; naardemaal hy, die elk aangebooren beginzel in de hoogste maate bezit, ongetwyfeld de volmaaktste Mensch is.
Aan deeze ongelyke aankweeking onzer Zielsvermogens moet toegeschreeven worden, dat Lieden van Smaak gereed zyn, om de naspeuring van Waarheid te beschouwen, als geschikt om al het vuur van Vernuft uit te dooven: terwyl, in tegendeel, diepdenkende Verstanden genegen zyn, om het aankweeken van onzen Smaak voor Dwaasheid te houden. Beiden hebben ze, buiten twysel, ongelyk: naardemaal, overeenkomstig met de natuur van 's Menschen Ziel, de liefde tot de Waarheid, en Schoonheid, tesfens kan worden aangekweekt: als de een of de ander wordt verwaarloosd is het niet zeldzaam te ontdekken, dat de Man, op strikte Waarheid gesteld, met al de verdiensten van Schoolgeleerdheid, buiten staat is die aanneemelyk voor te draagen; daar, in tegendeel, de Man van Smaak alleen, zonder het vermogen om Weezenlyke Waarheden na te speuren, en af te leiden, zich door schynbaarheden laat inneemen, en geene andere omhelst dan die enkel zyne Verbeelding streelen. Van Boeken vol afgetrokkene redenkavelingen steekt de laatstgemelde de walg; en de eerstgenoemde kan geen genoegen scheppen uit Werken tot verlustiging geschreeven.
Van hier het onderscheid tusschen Werken van Weetenschap en Uitspanning. Was het dit alleen, geene zwaarigheid; doch de wederzin, ten opzigte van de Schriften, breidt zich ongelukkig tot de Schryvers uit: zelden blyft het hy het berispen der Werken zelve, maar slaat met den tyd voort tot persoonlyken afkeer en veragting: terwyl met de daad, die sterke begeerte, welke de Wysgeerige Ziel aanzet, en van