dat dit niet alleen iets was, waar op zy in haar huis stondt; maar dat de Paus mede begeerde, dat geen Vreemdelingen, in 't byzonder geen Engelschen, eenige gesprekken met hem zouden houden. Ik verzekerde haar, dat myne beginzels rechtdraads aangekant waren tegen het Huis van stuart en die Party; doch besloot, naa nog eenige tusschenreden, met te betuigen, dat ik, indien hy my aansprak, als eene Dame, niet kon nalaaten hem te woord te staan, hem alleen als een Heer van rang aanmerkende, dat ik hem zou ontmoeten als een ander Vreemdeling, met de gewoone beleefdheden. Zy drong 'er op aan, dat ik niet zou antwoorden als hy met my in 't gesprek trad. Ik weigerde hier in te gehoorzaamen. My dunkt ik had gelyk, en wel om deeze redenen. Ik wist voorshands, dat geen Heer uit Groot Brittanje zich by hem vervoegt; maar dat zy hem in tegendeel vermyden, uitgenomen de zodanigen, die zich tegen de tegenwoordige Koninglyke Familie verklaaren; ten minsten neemt men te Rome het indiervoege op. Ik had desgelyks gehoord dat de Pretendent zelve beleefdlyk het vermydt, Engelsche Heeren te ontmoeten. Maar, dewyl ik geen Heer was, kwam het my zeer belachlyk voor, den Pretendent, als hy my aansprak, niet te woord te staan: zulk eene agterhoudendheid zou den schyn hebben kunnen geeven, als of ik my zelven aanzag, als een Weezen van aanbelang in de Staatkunde: voeg hier nevens, dat ik groote nieuwsgierigheid hadt, om hem te zien en te hooren spreeken.
Maar, om tot myn verhaal weder te keeren. Hy kwam in, en, zeer beleefd voor 't vergaderde Gezelschap geboogen hebbende, tradt hy na de zelfde Sofa, op welke ik zat met de Hertoginne van bracciano; hy zette zich, nevens my neder, naa my in 't byzonder gegroet te hebben; ik maakte myn compliment; hy zogt my in een gesprek in te wikkelen, door de Hertoginne, eene andere Dame, en my, aan te spreeken: eindelyk richtte hy zich bepaalder tot my; vraagende, hoe lang ik in Rome geweest was? hoe lang ik ten oogmerk hadt daar te blyven; en soortgelyke vraagen meer. Deeze zamenspraak hielden wy in 't Fransch. - 't Meest vond ik my verlegen hoe hem te noemen, en ik moest my bykans oogenbliklyk bepaalen. Het stootte my Mon Prince te zeggen, (schoon hier de gewoone benaaming, gelyk in Frankryk, van elk Vreemdeling, wiens rang als Prins zeer twyfelagtig is,) dit voegde my niet; het mogt eene dubbelzinnige betekenis hebben by verkeerd-gezinden. Hoogheid was even onvoeglyk; ik koos dan een middenweg, en noemde hem Mon Seigneur, en wenschte het onderhoud af te breeken: want eenslags zeide hy: Speak Englisch, Madam! Eer ik kon antwoorden, stondt de Hertoginne van monte liberti op, en my by den mouw trekkende, ging ik met haar na een Speeltafel, waar zy gereed waren om te speelen. Ik weigerde te speelen, om dat ik 'er niet in ervaaren ben; gy weet, daarenboven, dat ik de Kaart