als zy de Deugd beginnen te haten in anderen; want dit byzondere heeft de Deugd anders doorgaans, dat ze beminnelyk is, zelfs voor hun, die aan de ondeugd dienstbaar zyn.
Schoon de Natuur ieder Schepzel ingegeven hebbe, dat elk zich zelven de naaste zy; - is het aan den anderen kant echter te gelyk zeker, dat de wyze Schepper ook eenen natuurlyken trek in zyne redemagtige wezens gelegd heeft, om hunne medeschepzels wel te doen, zo zelfs dat zy zich in den eersten opslag schynen voorby te zien; hoe wel zy veel liever, op die wyze, langs een vermakelyken omweg, tot hunne eigen persoonen wederkeren.
De drift en yver, waar mede men dikwils te werk gaat in 't stuk van Godsdienst, is menigmalen grooter, dan het gewigt der zake vereischt; en veroorzaakt dat velen, die, buiten den stryd, slegts bloote aanschouwers zyn, in zulk eene onzekerheid gebragt worden, dat ze niet weten, waarheên zy 't wenden moeten.
Indien styfhoofdigheid, indien een trek om van al de Wereld te verschillen, indien eigenzinnigheid, indien 't veragten van eens anders gevoelen, indien zich tegens al de Wereld te verzetten, indien eene begeerte om byzonder te willen wezen, het kenmerk van een verstandig man moest uitmaken; - dan zouden, voorwaar, de verstandigste lieden de ondragelykste ballasten in de zamenleving worden.
Als een mensch een Karakter aanneemt, dat uit een mengzel van Dwepery en Uitzinnigheid bestaat, dan word hy een gevaarlyk meubel voor de Maatschappy. Zulke Menschen leggen 't 'er gemeenlyk op toe, om eene Sekte te maken; weten zich aanhang te verwekken, en poogen den vastgestelden Godsdienst te verdrukken; door allerleie nieuwigheden in te voeren, welke Dwepery en Uitzinnigheid hun maar inboezemen.
Hoe ongelukkig is het, wanneer Menschen, die met vele natuurlyke gaven beschonken zyn, dezelve misbruiken, en tot kwade einden aanleggen. Verstand, welsprekenheid, kragt van overreden, aangeboren vriendelykheid, een innemend voorkomen, en meer andere gaven, worden vaak misbruikt, ten nadele van den evenmensch. Hoe veel oplettenheid is 'er dan niet noodig, om tegen zulke gevaarlyke Vyanden wel op zyne hoede te wezen?
Als men bedaard denkt, zou men zeggen moeten: het is een schrikkelyk gedrogt; die het Oorlog heeft uitgevenden,