Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijByzonderheden wegens Pieter Pithou.(Overgenomen uit l'Esprit des Journaux d'Octobre 1776.)
myn heer!
'T Is enige dagen geleden, dat my het Testament van Pieter Pithou in handen viel; het ademt zo groot ene liefde voor de deugd; het bevat zulke voortreffelyke lessen, om het gedrag en de levenswyze der menschen, in alle tyden, te regelen, dat ik oordele, dat ene vertaling van het zelve niet dan ten uiterste nuttig kan zyn. | |
[pagina 33]
| |
Pithou heeft een der eerste plaatzen bekleed, onder de Rechtsgeleerden en Geletterden van de XVI Eeuw. - De grootste Mannen van zyn tyd maakten 'er een zeer byzonder tydstip van; alle hebben zy hem met lof-spraken vereerd. De scherpe Scaliger bekent, ‘dat hy een volkomen braaf man was; gaarne aan een ieder dienst wilde bewyzen; de gehele wereld in zyn boekvertrek leidde; gewilliglyk aanbood en leende het geen hy had, zo men 'er zich van bedienen wilde.’ Dit getuigenis alleen bevestigt alles wat Pithou van zich zelven zegt. Hy was afkomstig uit de Stad Troyes in Champagne, afstammende van ene ed'le en oude Familie uit Normandyen. - Zyne voornaamste bezigheid was, de zaken van het Hof waar te nemen. Koning Hendrik de III vereerde hem, in 't jaar 1585, met de bediening van zyn Procureur Generaal van de Kamer der Justitie; waar van hy hem de Acte van aanstelling te Guyenne toezond. Hendrik de IV gaf hem dezelfde bediening, in 't jaar 1594, tot herstelling van zyn Parlement te Parys. - Pithou heeft de Republiek der Letteren verrykt, met ene menigte boeken, over den Godsdienst, de Historien, en de fraije Letteren. Een zo naarstig en nuttig leven eindigde veel te vroeg: hy stierf, nog maar 57 jaren oud zynde, den eersten November 1596.
Ik ben &c. | |
Testament van Pieter Pithou.Geboren in ene bedorven Eeuw, en onder zeden die ten enemaal verbasterd waren, heb ik het goede geloov' en de rechtmatigheid zo goed bewaard als ik kon. Ik heb myne Vrienden met de volkomenste genegenheid bemind. Ik ben veel gevoeliger geweest voor het vermaak, van myne Vyanden door weldaden te overwinnen, of dezelve in onverschilligheid te laten, dan voor de aandoening van my 'er over te wreken. Myne Vrouw was my als ene andere ik. - Ik heb myne kindren met toegevendheid opgevoed. Ik heb met myne dienstboden als menschen gehandeld. Ik heb de ondeugd gehaat, zelfs in myn allernaastbestaanden; maar ik heb de deugd geëerd, tot zelfs in de vreemdelingen en in myne vyanden. Ik heb meer zorg gedragen, om myn goed te bewaren, dan om het zelve te vermeerderen. | |
[pagina 34]
| |
Ik heb nooit gedaan, en nooit geleden, dat aan andere gedaan wierd, het geen ik zelf niet zou wenschen dat aan my geschiedde. Een onrechtveerdig, of moeilyk verkregen gunstbewys, heeft my toegeschenen, veel te duur gekocht te zyn. Ik heb de dronkenschap en de gierigheid als afschuwelyke monsters in alle menschen aangezien; maar vooral in de Bedienaars van de Kerk en die van 't Gerecht. Jongeling, Jongman en Man zynde, heb ik altoos den ouderdom geëerd. Ik heb myn Vaderland bemind. De Rang, de Eer, de Regering zyn voor my zo min aanlokzelen geweest, dat ik gene begeerte gevoed hebbe, om 'er mede bekleed te zyn; veel vergenoegder levende, in geregeerd te worden; dan in zelf te regeren. Schoon ik een byzonder Perzoon ware, heb ik my bevlytigd, om nuttig voor 't Gemeen te worden; ik heb het in alles de voorkeur gegeven; en ik heb geloofd dat het de zekerste en voordeligste party is, aan het zelve verbonden te blyven. Myne allertederste begeerte is geweest, om de wankelende Republiek staande te houden, en te herstellen. - De nieuwigheden, de veranderingen, de omwentelingen hebben my nooit behaagd. Ene vrede, zelfs onrechtmatig, (ach dat alle brave lieden van myn begrip waren!) is veel voordeliger, dan de twedracht en de burgelyke oorlogenGa naar voetnoot(*). Ik heb, met smart, den Godsdienst en de Godsvrucht zien bespotten; tot op het punt van, onder schoonschynende voorwendzelen, ten dienst te staan aan de gierigheid, aan de hovaardye, en aan de misdaad. Weetgierig verwonderaar der oudheid zynde, dezelve met vlyt bestudeerd hebbende, heb ik dezelve boven alie die nieuwigheden geplaatst. Ik heb vermyd, ik heb ontvlucht, alle nutteloze geschillen, vooral de fyngesponnen twisten over Goddelyke zaken, (Mysterien,) als veel te gevaarlyk. Ik heb, door ondervinding, geleerd, dat de eenvoudigheid, vergezeld van, en als omwonden, met de voorzichtigheid, veel zekerder en gelukkiger in hare ontwerpen slaagt, dan de list en de vermomming. | |
[pagina 35]
| |
Ik heb min de konst van wel te zeggen geleerd, als wel de wetenschap, om over alles gezond te oordelen. Ver van allen gloriezuchtigen drang, zonder nyd, in het midden van verscheiden Vrienden, lieden van eer, rykdom, en aanzien, in een middelmatig geluk dienende, heb ik ongerustheden gevoeld, onbekend aan anderen. De zaken van de Republiek, en die van myne Vrienden, drongen 'er my waarlyk meer toe, dan myne eigen. Ik heb, voor de alleraangenaamste dagen van myn leven geteld die, waar in ik het algemeen, en mynen Vrienden, heb dienst gedaan. Het dragen van tegenwoordige rampen is my altoos gemaklyker voorgekomen, dan het vooruitzicht van de genen, die my dreigden. Ik heb de laatste uitersten, met meer standvastigheid, gedragen, dan een onzekeren en weifelenden staat. Om de vuilaartige bestraffingen en berispingen te doen zwygen, en om de vinnige trekken te beteugelen, heb ik ondervonden, dat men onbeschroomd, standvastig, oprecht en zich zelven gelyk moet zyn; vooral in de bestiering van het Recht. Dat de Wetten, veeleer dan myn Wil, over myne goederen beschikken; en bepaalen, wie dezelve na myn dood moet hebben. Ik begeer niet meer dan ene zaak, en die ik hoop dat volgen zal; hier in bestaande; dat myne Vrouw, zo vol van deugd, en die my zo waardig was, voor onze kinderen dezelfde gevoelens, dezelfde genegenheid en zorgen zal hebben, welken zy hun by myn leven betoond heeft. Dit zyn myne gevoelens; dit is het getuigenis van myn geweten; dat aan de genen van myn nageslacht, die dit geschrift zullen lezen, die gunst verzoekt, om het met goedheid te ontvangen, en het zelve optenemen in dien zo eenvoudigen en zo rechten zin, als waar in ik het geschreven heb.
Gedaan te Parys, door my zelven, Pieter Pithou, in den jare 1587, den eersten November, op denzelfden dag als die van myne geboorteGa naar voetnoot(*). g.h.e. |
|