hy verschilt daarenboven van de gemelde Vogelen, door een Instinct, 't welk hem dryft om de voorkeuze te geeven aan hooge bergen, tot zyne verblyfplaats, en door zyn min wantrouwenden en min listigen aart. Voor het overige heeft hy veel gelykheid met die Vogelen, en de meeste Vogelbeschryvers, die zich door hunne rangschikking niet belemmerd vonden, hebben geene zwaarigheid gemaakt, om den Noote-kraaker onder de Gaayen, de Aaksters en zelfs onder de Kaauwen te tellen, die, gelyk wy weeten, zeer naar de Aaksters gelyken: maar men wil dat hy nog snapagtiger is dan een van allen.
De Heer klein maakt twee verscheidenheden in het geslacht der Noote-kraakeren: de eene gestippeld, gelyk de Spreeuw, die een' hoekigen en sterken bek, een lange en gevorkte tong heeft, gelyk alle soorten van Aaksters; de andere kleinder, wiens bek, (want hy zegt niets van de pluimadie) veel dunner, en veel ronder is, zamengesteld uit twee ongelyke stukken, welks bovenste verre het langste is, de tong deezer Noote-kraakeren, zeer gespleeten, is zeer kort, en zit als in de keel vast.
Volgens dien zelfden Schryver, eeten die beide soorten Nooten; maar de eerste breekt ze stukken, de laatste doorboort ze: beiden aazen zy mede op Eikels, wilde Bessen, en Pynappels, die zy behendig weeten te ontbolsteren: ook vinden zy spyze aan de Insecten; beiden verbergen zy, even als de Gaayen, de Aaksters, en de Kaauwen, den voorraad, dien zy over hebben.
Op eene schitterende Pluimadie kunnen de Noote-kraakers niet roemen: dan dezelve is opmerkenswaardig van wegen de witte en driehoekige plekjes of stippels, over 't geheele lyf verspreid, en niets is daar van ontbloot dan de Kop alleen. Deeze plekjes zyn, op 't bovenste gedeelte, kleinst, van onderen veel grooter: ze komen te beter uit, en steeken te sterker af, daar rosbruin de grondkleur is.
Deeze Vogels onthouden zich, gelyk ik reeds heb aangemerkt, in bergagtige landen. Men ziet ze doorgaans in Auvergne, in Savoye, in Lotharingen, in Franche comté, in Zwitzerland, in Bergamasco, en in Oostenryk, op de bergen, bedekt met bosschen van Denne- of Sparreboomen: ze worden tot in Zweeden gevonden; doch alleen in de zuidlykste deelen diens Ryks, zelden hooger op. Het Volk in Duitschland geeft 'er den naam van den Turkschen, den Italiaanschen, en Africaanschen Vogel aan, en men weet, dat, in de