Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSpectatoriale Schouburg, behelzende eene verzameling der beste Zedelyke Tooneelstukken, byeengebragt uit alle de verscheiden taalen van Europa. Met nieuw geinventeerde Konstplaaten versierd. Vierde Deel. Te Amsteldam by P. Meijer 1777. In octavo 318 bladz.IN dit Deel ontmoeten we weder een drietal van Zedelyke Tooneelstukken, ingerigt, om de Aanschouwers of Leezers van de Ondeugd af te schrikken, en ter Deugd aan te moedigen. - Hier toe brengt men ons, in de eerste plaats, onder 't oog, een Drama, getyteld de Dobbelaar; dat ons het gevaarlyke van de Dobbelzugt ten sterkste afmaalt, in 't schetsen van 't gedrag van Beverley, die zigzelven en zyn Huisgezin door speelen bederft, en ten laatsten wanhoopig de handen aan zig zelven slaat. In de uitvoering van dit Tooneelstuk brengt men eenige schelmsche Persoonen in werkzaamheid, die 't op Beverleys bederf toeleggen, en waarvan de Hoofdpersonadie de verleiding van Beverleys Egtgenoote bedoelt. Tusschen beiden tragt Lewson, een Minnaar van de Zuster der Egtgenoote, hem te behoeden, en de Schelmeryen aan den dag te brengen: doch zyne poogingen op Beverley zyn vrugtloos, en zyne volkomen ontdekking, die den Schelmen ter straf staat te strekken, komt te laat; nadien Beverley zynen dood door vergif verhaast heeft. - Een tweede Tooneelstuk, dat ten opschrift heeft, Schyn bedriegt, of de Vrouw naar de Wereld, stelt ons, overeenkomstig met dien tweeledigen tytel, twee verschillende characters voor. Mevrouw van Milbach is eene Vrouw naar de Waereld, die zig, met verwaarloozing van haare huislyke omstandigheden, en zonder agt te geeven op haaren goeden naam, laat verleiden tot het bywoonen van wulpsche gezelschappen, geldverspillend speelen, een los gedrag enz. Een listige Schurk, van Randolph, die haar bederf zoekt, zig van haare speelzugt bedient, | |
[pagina 556]
| |
om haar in nood te brengen, meent ten laatste in zyn oogmerk te zullen slaagen, maar hy vindt tegenstand; hoe los, hoe wulpsch, hoe onvoorzigtig, zy is kuisch. In zo verre heeft hier ook plaats, dat Schyn bedriegt; maar zulks vertoont zig nog op eene andere wyze in 't gedrag van haare Zuster, de Freule Mathilde; die de rol van eene vroome speelt, terwyl ze heimlyk wulpsche gezelschappen bywoont; die haare Zuster belastert, terwyl ze zig met een gluipert in eene minnehandeling inwikkelt, en haars broeders Kas eene goede somme gelds ontsteelt, met oogmerk om met haaren Minnaar door te gaan. De ontvouwing hier van is doorvlogten met de wetkzaamheid van den Heer van Milbach, en de overlegging des Vaders zyner Echtgenoote, met behulp van andere Persoonen. De Heer van Milbach bemint zyne Vrouw, en vertrouwt nog steeds het beste van haar; inmiddels kent hy Mathilde voor eene snoode huichelaarster, des zy weinig invloeds op hem hebbe, schoon ze hem nu en dan eenigen argwaan inboezeme. Hy heeft zig voorgesteld zyne Egtgenoote door zagtheid en toegeevendheid minzaam tot reden te brengen, en haar als uit zigzelve van gedrag te doen veranderen. Eindelyk gelukt het hem, op de mishandeling van Randolph, het openbaar bewys der kuischheid zyner Egtgenoote te bemerken; voorts het geheim der schelmeryen van van Randolph, als mede dat der huichelarye van Mathilde aan den dag te brengen, en zyne Vrouw tot haaren pligt te zien wederkeeren. Beide deeze Stukken hebben dit met elkander gemeen, dat zy de Speelzugt tot een uiterste brengen, zo als dezelve, indien immermeer, zeer zeldzaam gevonden wordt; daarbenevens ontvouwen ze ons meer de schadelyke gevaaren der Speelzugte, dan wel derzelver haatlykheid in haaren eigen aart. Verder is 't ons voorgekomen, dat de Zelfsmoord van den Heer Beverley niet genoegzaam als een strafwaardig bedryf gewraakt wordt. Daar benevens staat het gedrag van Mevrouw van Milbach, in tegenoverstelling van dat haarer Zuster Mathilde, in zodanig een licht, dat het bykans als verschoonlyk schyne: 't wordt ten minste meer afgemaald als gevaarlyk in deszelfs gevolgen, dan wel als op zigzelven laakbaar. Wyders zyn de Schelmeryen tot den hoogsten top gebragt; en de handelwyze van den Heer, van Milbach is mede tot zulk een uiterste gevoerd, dat dezelve, zo 't nog mogelyk zy, al zeer noode met de regelen van voorzigtigheid bestaanbaar geagt moge worden. - Uit dien hoofde beantwoorden deeze Stukken, onzes oordeels, minder dan die der voorige Deelen, aan 't hoofdoogmerk deezer Verzamelinge, of de voorheen gegeevene beschryving van het DramaGa naar voetnoot(*). Wat voorts het derde Tooneelstuk, de Pagie betyteld, aangaat, het zelve outvouwt ons het pryzenswaardige gedrag van een Vorst, jegens eene ongelukkige Vrouw, byzonder met betrekkinge tot haar | |
[pagina 557]
| |
deugdzaam Kind, dat zy tederlyk lief heeft, en haare liefde waardig is. Een jonge knaap dient den Vorst als Pagie, maar is te jong voor dien post; de Vorst verneemt dat de nooddruftige omstandigheden van deszelss Moeder de oorzaak zyn, dat deeze weg ingeslaagen is, om het Kind, ware 't mogelyk, voort te helpen. Hy ontdekt het goed character der Moeder en des Kinds, dat hem beweegt, om andere maatregels te neemen, ter bevorderinge van beider geluk. Dit heeft ten gevolge dat de Moeder een vast pensioen verkrygt, en dat de jonge Knaap, op 's Vorsten kosten, als de zoon van een Edelman opgevoed en onderweezen zal worden; ten einde hy zig tot gewigtiger posten bekwaam moge maaken. Om eene geschiedenis van die natuur te beter voor het Tooneel te schikken, is dezelve doorvlogten met eenige gepaste nevensgaande voorvallen, die de characters der Hoofdpersonadien in 't juiste licht stellen; terwyl ook de mindere op eene voegzaame wyze ten tooneele verschynen; waar nevens het natuurlyke in alle de onderlinge zamenspraaken zeer wel in agt genomen is. - Men mag des van dit laatstgemelde Tooneelstuk wel zeggen, dat het, in zyne soort, naar 't bedoelde van een zedelyk Drama, beter uitgevoerd is, dan de twee voorgaande. Het is eene natuurlyke schildery, in welke de Deugd, in haaren eenvoudigen luister, zeer schoon afgemaald wordt. - Veelligt zal men 'er vinden, die dit laatste Stukje als te weinig interessant, (dat tog het geliefde woord is,) wraaken: maar, al eens toegestaan zynde, dat geschiedenissen, die wat meer vertooning maaken, beter voor 't Tooneel geschikt zyn, zal men 't egter, om de eenvoudigheid der geschiedenisse, niet wel geheel kunnen afkeuren, als men de natuur van het zedelyk Drama behoorelyk gadeslaat. De Deugd tog is, zo wel in eenvoudige als in meer schitterende gevallen, waarlyk interessant, en daar het Drama grootlyks bedoelt de zeden te hervormen, kan en de eene en andere soort van geschiedenissen een eigenaartig onderwerp van het zelve zyn. Het komt 'er op aan, om de Deugd of Ondeugd natuurlyk te doen werken, en zo voor te draagen, dat de Aanschouwer of Leezer derzelver beminnelykheid of afschuwelykheid verstandig leere opmerken; waar toe men zig zeer wel van deeze en geene soort van voorvallen kan bedienen. Daarenboven staat het by ons vast, dat het character van een Kind van eene goede geestgesteldheid, van eene teerhartige deugdzaame Moeder, en van een goedaartig Vorst, die eene nooddrustige Moeder bystand biedt, en haar Kind onder eene leerzaame opvoeding brengt, (het zy men dit al of niet interessant noeme,) wel zo leerzaam is, als de eerst voorgestelde characters, vooral in die uitersten, zo als ze hier ten Tooneele komen. - Wy hoopen, dat men, daar men thans zo veel smaaks schynt te vinden, in Zedelyke Tooneelstukken, bestendig in agt zal neemen, om zulken gemeen te maaken, die weezenlyk geschikt zyn, om de zaak der Deugd te bevorderen. |
|