haagd hadt, oordeelde hy het zyn pligt te zyn, zorg te draagen, dat het Plakaat met gemaatigdheid ter uitvoeringe gelegd wierdt.’
's Mans doorzigt in de zaaken van 's Lands regeering, kan men afneemen, uit zyn oordeel over des Keizers voorgenomene overdragt der Nederlanden. Eer dezelve nog geschied was, voorspelde hy den Lande niet veel goeds uit de nieuwe Regeering; hy was bedugt, dat de Landvoogdes Maria zig van 't bewind ontslaan, en dat Philips het oor leenen zou aan jonge luiden, die de oude Staatsdienaars verstooten, nieuwigheden invoeren, en 's Lands zaaken, die tot nog wel bestierd waren, in verwarring brengen zouden. - Dit vooruitzigt, en vervolgens de aanvanglyke vervulling hier van, deed hem een en anderwerf spreeken, van zyne Ampten neder te leggen; doch men bewoog hem, in zynen dienst te volharden. Viglius, die steeds by den Keizer in agting gebleeven was, behield ook de gunst van Philips, die zelfs in zo verre 's Mans verdienste erkende, dat hy hem tot Lid in den Raad van Staat benoemde, ja een deelgenoot maakte van den Agterraad, met welken de Landvoogdesse Margareta, in gewigtige zaaken, had besluit te neemen. Toen Philips vervolgens de Landvoogdes schriftlyk vermaande, wegens eenige persoonen, die by hem in 't oog liepen, hield Viglius op nieuw aan, om van zyn Ampt ontslaagen te worden; doch de Koning deed hem, door beloften en geschenken, van besluit veranderen. Ook bleef hy den dienst des Konings getrouwlyk aankleeven, als zyne laatere bedryven bestendig uitwyzen; terwyl hy 'er, hoewel vrugtloos, gestadig op uit was, om den Koning tot gemaatigder handelingen te beweegen; vooral toen de Hertog van Alva een woedend misbruik van zyn gezag maakte.
Deeze Hertog gaf in den Jaare 1570 twee algemeene Ordonnantien op de Crimineele Regtsoesening uit, die over 't geheel zeer hoog geagt worden; en men houdt gemeenlyk Viglius voor derzelver Opsteller; waar uit men afneemt, dat, daar hy den Hertoge tegenstond, zulks niet uit een heimelyken wrok, maar uit eene zuivere zugt tot 's Lands oorbaar, zynen oorsprong nam. Uit geen andere oorzaak ontstond het geschil, 't welk hy naderhand met Alva kreeg, over het invoeren van den tienden penning, 't welk deeze, in weerwil van 's Lands welvaart, zogt door te dryven. Viglius zogt hem, door kragt van redenen, de zwaarigheid van het invoeren van zulk eene ongewoone en drukkende belasting onder 't oog te brengen; hem vertoonende, hoe