Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 408]
| |
Wysgeerige en Staatkundige Geschiedenis van de Bezittingen en den Koophandel der Europeaanen, in de beide Indien. Uit het Fransch vertaald. Derde Deel. Te Amsterdam by M. Schalekamp 1776. Behalven den Bladwyzer 563 bladz. in gr. octavo.VErdienen de Bezittingen en de Koophandel der Europeaanen in de Oost-Indiën ieders opmerking, zo vorderen dezelven in de West-IndiënGa naar voetnoot(*) niet minder elks beschouwing; zo ten aanzien van de uitgebreidheid, als van den invloed op de zaaken van Europa. Hierom is 't ook, dat de Schryver deezer Geschiedenisse, de Oostindische gebeurtenissen ontvouwd hebbende, in dit derde Deel overgaat, ter behandelinge van het voorgevallene in de West-Indiën; waarvan hy ons insgelyks het merkwaardigste voordraagt; dat hy op dezelfde manier behandelt, als hy de voorige Stukken gedaan heest. Ter ontvouwinge van dit onderwerp maakt hy een aanvang met eene beknopte beschryving van den voormaaligen staat van Spanje, tot dat Columbus, door Koningin Isabelle begunstigd, in Zee stak, om een nieuw Waerelddeel, in laater tyd Amerika geheeten, te ontdekken, en 't zelve onder de Spaansche heerschappy te brengenGa naar voetnoot(†). Voorts meldt hy den eersten uitslag hier van, en de daarop gevolgde inrigtingen, byzouder met betrekking tot het eiland, door de Inwooners Hayti genoemd, waaraan Columbus den naam van Hispaniola gaf, en dat tegenwoordig St. Domingo heet. | |
[pagina 409]
| |
De ligging van dit Eiland, de zeden en leevenswyze dier Eilanders, en 't aldaar voorgevallen, staande de bestiering van Columbus, die intusschen ook andere ontdekkingen deed, naar Europa en weder naar de nieuwe Waereld stevende, worden kortlyk gemeld. Voorts geeft de Autheur, na een algemeen verslag van 't verder voorgevallen, tot op de overtogt van Cortez, een uitvoeriger berigt van de bedryven van dien Castiliaan, vooral van deszelfs verovering van Mexico; welk Keizerryk hy Nieuw Spanje noemde, en welks grenzen door hem uitgebreid werden. Van deeze uitbreiding, en de verdere gevolgen hier van in laater tyd, ontmoeten we in 't VI Boek, waar mede dit derde Deel begint, eene onderscheiden ontvouwing, met eene korte beschryving van de voornaamste Provincien daar toe behoorende, een berigt van de Natuurlyke Historie deezer Gewesten, een verslag van derzelver omwentelingen en lotgevallen, met en zints de Spaansche overheersching; en wel byzonder eene geregelde voorstelling van 't geen tot den Koophandel aldaar betrekking heeft. Dit alles is, naar des Autheurs gewoonen schryftrant in dit Werk, doorvlogten met eene menigte van Wysgeerige en Staatkundige Aanmerkingen; die, schoon ze allen niet even bondig geoordeeld mogen worden, egter meerendeels van die natuur zyn, dat ze, by oplettende Leezers, wel in nadere overweeging mogen komen. - Op eene soortgelyke wyze, als hy in dit Boek voorgedraagen heeft, 't geen nopens Mexico en de verdere bezittingen der Spanjaarden, vooral in Noord-Amerika, opmerking vordert, behandelt hy voorts in de drie overige Boeken van dit Deel, 't geen de bezittingen der Spanjaarden en Portugeezen in Zuid-Amerika, wat het vaste Land aangaat, betreft; om in een volgend deel het oog te vestigen op de Eilanden der nieuwe Waereld, en over te gaan tot de verdere bezittingen der Europeaanen in dezelve. - Om uit de menigvuldige byzonderheden, in dit Deel voorkomende, den Leezer nog een opmerkelyk Stuk mede te deelen, zullen wy ons bepaalen, tot het hoofdzaaklyke van 't geen de Autheur meldt, wegens de aanhoudende verschillen der Spanjaarden en Portugeezen in Amerika, dat onze aandagt te meerder trekt, om dat ze nog onlangs weder verlevendigd zyn; 't welk ons grond geeft om te vermoeden, dat dit berigt onzen Leezeren niet ongevallig zal zyn. Zedert de bekende Staatsomwenteling, in 't jaar 1640, die Portugal van de Spaansche overheersching ontsloeg en den Hertog van Bragance, of Jan den IV, op den throon zyner Voorvaderen plaatste, was men, en van de Spaansche en van de Portugeesche zyde, oplettend, niet alleen op het haudhaaven zyner Bezittingen, maar ook op het uitbreiden zyner Volkplantingen, in Amerika. Dit zag men, (om andere byzondere onderneemingen van minder gewigt daar te laaten,) vooral van de zyde der Portugeezen, in 't jaar 1679, waar van onze Autheur het volgende berigt heeft. | |
[pagina 410]
| |
‘De werkzaamheid der Portugeezen, welke toenmaals grooter was in de nieuwe waereld, dan hun gedrag en zeden in Europa toelieten te vermoeden, geleidde hen na Paraguay. Reeds hadden zy de volkplanting St. Sakrament opgericht, naby de eilanden St. Gabriel, geleegen tegen over Buenos-AyresGa naar voetnoot(*), wanneer deeze onderneeming by toeval wierd ontdekt. De Guaranis Indiaanen, (eene Spaansche Volkplanting bewoonende,) schooten toe om de gebreken der Regeering te verhelpen. Zonder aarzelen tastten zy de vestingwerken aan, welke, om zo te spreeken, uit den grond waren opgekomen, en veroverden ze met eene stoutmoedigheid, welke hunne dapperheid vermaard maakte. Het Hof van Lisbon, welk, op deeze Bezitting, groote verwagting had gebouwd, lied den moed niet zakken door den wederspoed dien het ontmoette. Het vorderde, dat, in den tusschentyd, dat de wettigheid zyner regten zou aan den dag gelegd worden, den Portugeezen eene stapelplaats zou vergund worden, alwaar zy, zo ze, door de winden, genoodzaakt waren de rivier de la Plata, [aan welke deeze Bezitting gelegen was,] aan te doen, zouden beschut zyn tegen de onweders, en in veiligheid tegen de Zeeroovers. Karel de II, die even afkeerig was van den oorlog, als van de zorgen van het Ryksbestier, had de zwakheid van dit verzoek in te willigen. Alleen bedong hy, dat de eigendom der toegestaane schuilplaatze aan hem zou behooren; dat niet meer dan vertien Portugeesche familien derwaarts zouden mogen gezonden worden; dat de huizen aldaar van hout gebouwd, en met stroo zouden gedekt worden; dat men geen Fort zou mogen opwerpen; en dat de Regeering van Buenos-Ayres het regt zoude hebben, om zo wel de volkplanting, als de schepen, welke aldaar aankwamen, te bezoeken. Hadden de Jezuiten de staatshandeling met het zelfde beleid, als den Oorlog, bestuurd, zy zouden gewisselyk de gevolgen van dusdanig eene believing voorzien hebben. Het was onmogelyk, dat eene bevestigde Bezitting, hoedanig zy ook ware, in eene zo voordeelige ligging, niet eene vrugtbaare bron wierdt van geschillen, met eenen onderneemvollen nabuur, die wyduitgestrekte eischen deedt, die verzekerd was van den bystand van alle vyanden van Spanje, en welken de nabyheid van Brazil, [dat de Portugeezen ongestoord bezaten.] in staat stelde om zich te bedienen van de voorkomende omstandigheden, om groot te worden en zich te ver- | |
[pagina 411]
| |
sterken. Het leedt niet lang, of de uitkomst toonde het gevaar, welk men hadt behooren te voorzien. Geduurende de eerste oogenblikken, onmiddelyk volgende op de verheffing van een Franschen Prins op den Spaanschen Throon, toen alles nog in verwarring en vol onzekerheids was, welk het gevolg zyn zoude van deeze groote staatsomwentelinge, wierpen de Portugeezen, met den grootsten spoed, de vestingwerken van St. Sakrament op. De voorzorge, welke zy, ten zelfden tyde gebruikten, om aan de Guaranis eenige ongerustheid te veroorzaaken, door eenige troepen na hunne grenzen te doen optrekken, deedt hen hoopen, dat zy met den tegenstand van deezen vyand niet zouden te kampen hebben. Zy bedroogen zich. De Jesuiten, agter het geheim gekomen zynde, voerden, in den jaare 1705, hunne bekeerlingen na St. Sakrament, rondom welk het beleg reeds was geslagen. Deeze dappere Indiaanen wilden, straks na hunne aankomst, de plaats stormenderhand inneemen, hoewel zy niet onkundig waren, dat de bres naauwlyks geschooten was. Zo dra zy den aantogt begonnen, wierden uit de stad eenige Batteryen op hen gelost, wier vuur zy doorstonden zonder hunne geleederen te breeken. Niet meer kragts hadt het klein geschut, welk insgelyks een groot getal der hunnen deedt vallen, om hen in den aantogt te stuiten. De onverzaagdheid, met welke zy geduurig aantrokken, deedt de Portugeezen derwyze vervaard worden, dat zy zich in allen haast in hunne schepen wierpen, en de stad verlieten. De tegenspoeden, welke Philippus de V, in Europa, leedt, maakte deezen voorspoed vrugteloos. De Volkplanting van St. Sakrament kreeg eene bestendige vastigheid te Utrecht. Koningin Anna, die den vrede schonk, en haare eigene belangen, noch die van haare bondgenooten verwaarloosde, vorderde van Spanje deeze groote opoffering. Naa dit tydstip, leide de nieuwe Volkplanting, die nu niets meer had te ontzien, zich volyverig toe op eenen uitgebreiden koophandel met Buenos-Ayres. Al voor lang hadt deeze sluikhandel een begin genomen. Rio-Janeiro leverde, zedert geruimen tyd, Suiker, Tabak, Wyn, Brandewyn, Negers en Stoffen aan Buenos-Ayres, welke in betaaling gaf, Meel, Buskruit, gedroogd of gezouten Vleesch, en Zilver. Zo ras de twee volkplantingen eene veilige en gemakkelyke stapelplaats hadden gevonden, kenden haare onderhandelingen geene paalen. Het Hof van Madrid, dat wel haast de lucht kreeg van den weg, welken de schatten van Peru namen, liet des veel leedweezens blyken. Zyn misnoegen nam toe met het nadeel, waar van het zich beklaagde. Dit verstrekte tusschen de twee Natien tot eene Steedspringende bron van verdeeldheid, welke gestadig in eene openbaare vredebreuk scheen te moeten eindigen. De wegen van bevrediginge, welke de Staatkunde van tyd tot tyd opende, wierden alle onbruikbaar geoordeeld. Eindelyk verstond men elkander. | |
[pagina 412]
| |
Op den dertienden van Louwmaand des jaars 1750, wierd vastgesteld, dat Portugal aan Spanje zou afstaan, de Volkplanting St. Sakrament en den Noordlyken oever van de rivier la Plata, nevens het dorp St. Christoffel en de aangrenzende landen, geleegen tusschen de riverren Japura en Isa, welke in de Amazone vallen. Spanje stondt, van zynen kant, af, alle de landen en wooningen van den oostlyken oever der riviere Uruguay, gerekend van de rivier Ibicui aan den Noordkant, het dorp St. Rose, nevens alle de overigen, aan den westlyken oever der riviere Guarapé gebouwd.’ Verder meldt onze Autheur, dat deeze ruiling aan beide de Hoven veele berispers vond; en dat de daar toe gemaakte schikkingen aanleiding gaven tot een oneindig getal van Cabaalen, van welke de Jesuiten als de belhamels wierden aangemerkt. ‘Men wist, zegt hy, dat zy misnoegd waren over eene beraaming, welke hun Gemeenebest van zyne kragt ontblootte; en men oordeelde, zonder ligtvaardigheid, hen te mogen verdagt houden, dat zy allerleie springveeren deeden werken, om te beletten, dat dit Verdrag zyn volle beslag niet bekwam. Zy wierden van de beide Hoven verdreeven. Hunne heimelyke streeken namen een einde, en het verdrag wierdt bekragtigd.’ Maar toen 't 'er op aankwam, om het in Amerika ter uitvoer te brengen, booden de Guaranis, die weigerden zig aan Portugal te onderwerpen, zo veel tegenstands, dat het verdrag van uitwisseling, in den jaare 1761 vernietigd wierd, des de zaaken van Amerika op den ouden voet bleeven; 't welk, met andere nevensgaande omstandigheden, van tyd tot tyd, gelegenheid tot nieuwe onlusten gaf.’ |
|