hy zich voorstelt in haren zamenhang te ontvouwen, zo als ze in zich behelzen, ‘een regelmaatig beloop van goddelyke beschikkingen, welke tot elkander betrekking hebben, zig meer en meer ontwikkelen, en meer en meer de grootheid van het ontwerp te kennen geeven; - 't geen de bybelsche geschiedenis van alle andere geschiedenissen onderscheidt, en 'er den kennelyksten stempel der goddelykheid op drukt.’ Zyn Eerwaerde, deze Geschiedenissen uit dat oogpunt beschouwende, tracht dezelven in dit Werk indiervoege voor te dragen, dat hy, terwyl hy de Geschiedenissen zelven opheldert, des Lezers aendacht daerop gevestigd houde; en hem zulks, op het nagaen van derzelver beloop, ten duidelykste doe bemerken. Ter uitvoeringe hier van geeft hy een aeneengeschakeld verhael van de lotgevallen van dit Volk, door Mozes aenvanglyk geboekt; 't welk hy op zodanig ene wyze voorstelt, en met aenmerkingen doorvlecht, dat het alleszins diene, om aen het gene Mozes deswegens gemeld heeft licht by te zetten; dat ook, in 't vervolg dezer Geschiedenissen, met opzicht tot de andere Bybelboeken, in acht genomen word. In zo verre komt dit Geschrift voor als ene oordeelkundige beschryving dier Geschiedenissen, met ene nevensgaende ontvouwing van de zeden, gewoonte, levensmanier en denkwyze van dat Volk; uit welken hoofde men 't ook zou mogen noemen, ene doorloopende zaeklyke verklaring van de Geschiedkundige Boeken des Ouden Testaments. Onder deze ophelderende geschiedkundige behandeling, in welke ook hier en daer, by voorkomende gelegenheden, de echtheid en geloofwaerdigheld der Geschiedenissen aengedrongen word, houd de Eerwaerde Hess wel byzonder in het oog, de buitengewoone schikkingen en bestieringen van den Allerhoogsten, welken daer in op te merken zyn; en dus de byzondere deelen nagegaen hebbende, trekt hy, op het afhandelen ener Geschiedenisse, het voorgestelde te zamen, om alles tot één geheel te brengen, en dus het zamenhangend
verband, naer zyn hoofdoogmerk, oplettend te doen gadeslaen.
Op zodanig ene wyze ontvouwt hy in de eerste plaets het verhael van Mozes, nopens de Schepping, en 't voorgevallene zo voor als na den Zondvloed, tot op den tyd van Abraham, den Stamvader van 't Israëlitische Volk; aengemerkt, als ene zeer wel gepaste inleiding, waerin juist die geschiedenissen voorgedragen worden, welken in dit geval te stade konden komen. Verder is de eerste aenmerkelyke Geschiedenis die van Abraham, uit welker geheel beloop men duidelyk kan