Korte beschryving der Beenderen door Fr. M. Disdier, Mr. in de Vrye Konsten en Heelmeester te Parys. Na den tweeden druk uit het Fransch vertaald. Te Rotterdam by J. Hofhout. 66 bladz. in octavo.
HEt oogmerk van den Heer Disdier, in 't opstellen van dit Geschrift, is geweest, jongen Leerlingen der Heelkonste eene duidelyke handleiding te geeven, tot eene regelmaatige kennis van het Beendergestel des Menschlyken Lichaams. Men heeft hier derhalven geen uitvoerige ontvouwing van deeze en geene byzonderheden te verwagten; maar zodanig eene ordelyke voorstelling van de Beenderen en derzelver onderlinge inrigting, als strekken kan, om zig een geleidelyk denkbeeld van dat alles eigen te maaken: waartoe niet alleen de Leerlingen der Heelkonste, maar ook alle dezulken, die zig ten minste een oppervlakkig geregeld denkbeeld van dat Gestel wenschen te vormen, zig met vrugt van deeze beschryving kunnen bedienen. - Na eenige voorafgaande aanmerkingen nopens de Beenderen in 't algemeen, geeft ons de Autheur eene verdeeling van het gantsche Geraamte, benevens een berigt van de Geledingen der Beenderen. En hier aan volgt dan eene byzondere voordragt van de Beenderen aan ieder voornaam gedeelte van het Lichaam; als aan 't Hoofd, den Romp en de Ledematen, zo bovenste als onderste; welk alles beslooten wordt, met eene Laamlyst der Beenderen, alhier beschreeven, welker getal, zo als ze in volwassenen zyn, in deeze Naamlyst aldus wordt opgegeeven. Het Hoofd bestaat uit 63 Beenderen. De Romp heeft 55 Beenderen. Aan de bovenste Ledematen telt men 64 en aan de onderste Ledematen 60 Beenderen; waarby dan nog komen de Zaadbeenderen, die gemeenlyk 16 in getal zyn, doch welker bepaaling niet zeker is: maakende dus te samen een getal van 258 Beenderen.