Het leeven van David Hume, Schildknaap. Beschreeven door Hem Zelven, en versierd met zyn Portrait. Te Amsterdam by de Wed. van Esveldt en Holtrop 1777. Behalven de Voorreden 30 bladz. in gr. octavo.
NAdemaal de Heer David Hume, inzonderheid als Wysgeerig en Staatkundig Schryver, zeer veel gerugts in de Waereld gemaakt heeft, is zyn leevensloop natuurlyk een onderwerp veeler nieuwsgierigheid; en 't kan derhalven denzulken niet anders dan aangenaam zyn, deswegens eenig berigt te erlangen; waar toe het hier opgemelde Geschrift strekt. Het is, met zyn Portrait vercierd zynde, op het zelfde formaat als zyne Werken gedrukt, en kan dus gevoeglyk voor een of ander gedeelte van het zelve geplaatst worden. Zyn leeven was dat van een Man van Letteroefeningen; en dus behelst deszelss beschryving voornaamlyk een verhaal van 't lotgeval zyner Schriften, dat wisselvallig geweest is; met den aanvang ongunstig; en ten laatste by uitstek gunstig. Men leert uit het zelve, dat de Heer Hume, den 26sten April 1711 ouden styl, te Edenburg gebooren, uit eene aanzienlyke, hoewel niet ryke Familie, het Fortuin op verschillende wyze beproefd heeft; dat hy zig, om zo veel mogelyk zyne onafhanglykheid te bewaaren, en zyne Letteroefeningen voort te zetten, naar eene spaarzaame leevenswyze heeft weeten te schikken; en dat hy, na deeze en geene bedieningen bekleed te hebben, zig in 't jaar 1769, met een inkomen van duizend ponden jaarlyks, te Edenburg ter neder zettede, om aldaar op zyn gemak te leeven. Hy was diestyds gezond, en vleide zig, schoon hoog bejaard, nog al met het vooruitzigt van eenige jaaren leevens, dan in de Lente van 't jaar 1775 werd hy aangetast van een ongemak in de ingewanden, dat hem in 't begin niet bekommerd maakte, maar hy eerlang, (zig aan eene hebbelyke buikloop (diarrhaea) onderworpen vindende,) als doodlyk en ongeneeslyk aanzag. In die omstandigheden schreef hy dit verslag van zyn eigen leeven, (begeerende by uitersten wille dat het zelve na zynen dood aldus het licht zou zien,) gedagtekend den 18den April 1776. En hy overleed, als uit een daar bygevoegden Brief blykt, aan de voortgaande gevolgen deezer
kwaale, op den 25sten Augustus van dat jaar. - Men hoore hemzelven zyn character schetzen.
‘Ik ben, of liever was, (want in deezen styl moet ik nu spreeken van my zelven, het welk my vryer maakt om myne gevoelens te zeggen,) ik was een man van een zagt gestel, die zig zelven wel bezat, van eenen openhartigen, gezelligen en vrolyken aart, vatbaar voor verbindtenis, maar niet voor vyandschap, en van eene groote gemaatigdheid in alle myne driften. Zelfs myne togt tot let-