Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBespiegelingen over Neêrlands Waternood, tusschen den 14 en 15 Nov. 1775, met de Bylagen. Door J.H. Hering. Twee Deelen met Kunstplaaten. Te Amsterdam by de Wed. Loveringh en Allart 1776. Behalven het Voorwerk 580 bladz. in gr. octavo.WAs immer een groot gedeelte onzes Vaderlands op den oever des verderfs, 't was zekerlyk in dien overnaaren nagt, tusschen den 14 en 15 November des jaars 1775; toen eene woedende Zee, steeds nog sterker aangestuwd door bulderende Stormwinden, het zelve met eene deerlyke verwoesting dreigde; toen Storm en Watervloed scheenen saam te spaanen, om onze Sluizen te doen springen, onze Dyken te doen scheuren, en allen tegenstand te verydelen: het welk, had God zulks niet genadiglyk verhoed, verscheiden onzer Gewesten, geheel en al, met de baare Zee vereenigd zou hebben. Met regt mogten veelen van Nederlands Inwoonderen, op de gelukkige afwending van dit te dugten onheil, in navolging van Israëls Harpenaar, in den CXXIV Psalm, zeggen: ‘Zo niet de heere by ons geweest ware, zouden ons de wateren overloopen hebben, een stroom zou over onze Ziel gegaan zyn, de stoute wateren zouden onze Landen verslonden hebben. De heere zy geloofd, die 'er ons niet aan overgegeeven heeft! Onze ziel is ontkomen als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wy zyn ontkomen.’ - Het akelig vertoon van dien nagt, het eiselyk vooruitzigt van 't naakend gevaar, en de heugelyke redding uit het zelve, mag men op goeden grond tellen, onder de aanmerkelyke gebeurtenissen van ons Vaderland; en wel als zodanig een voorval beschouwen, dat by uitsteekendheid een Gedenkboek vordert. Een Gedenkboek, geschikt om der Natie den jammerlyken toestand, aan welken wy bloot gesteld waren, leevendig te ontvouwen, en de gelukkige be- | |
[pagina 270]
| |
houdenis van ons Land treffend voor te draagen, ten einde een gevoelig bezef van dien Ramp en dat Heil aller harten vervulle, met eerbied en dankbaarheid, voor Hem, op wiens woord een stormwind opstaat, zo dat de golven der groote wateren zig verheffen, maar die ook, als hy spreekt, den storm doet stille staan, zo dat de golven der groote wateren zwygen. - Begeert men een Gedenkboek van die natuur, 't wordt ons aangebooden in 't bovengenoemde Geschrift van den Heer Hering; dat in twee deelen gescheiden is. Het eerste vervat 's Mans Bespiegeling over dien Waternood, en 't tweede levert ons de naauwkeurigste Berigten wegens het diestyds voorgevallene, welken hy mededeelt als Bylagen, op welker getnigenis zyne Bespiegeling zig gevestigd heeft. Zyne Bespiegelingen behelzen, na een voorafgaand verslag van den ouden toestand onzer Gewesten, en de merkwaardigste Watervloeden aan welken ons Vaderland onderhevig is geweest, eene doorloopende beschouwing van het gebeurde in den opgemelden nagt, zo in Holland als Zeeland, Gelderland en Overyssel; hebbende de overige Provincien hier door geene schade van eenig belang geleeden. Hy draagt deeze zyne Bespiegelingen voor, als iemand, die zelf tegenwoordig is, op de plaatsen, daar de Wind en het Water ten felste woeden: in die verbeelding schryft hy, als iemand, die alles voor zyne oogen ziet, en met zyne ooren hoort, en wiens geest daarop met eene zeer gevoeiige aandoenlykheid werkzaam is: zig naar die gesteldheid rigtende, maalt hy de voornaamste gebeurtenissen ten leevendigste af, met inmenging van gemoedlyke bedenkingen, onderscheiden geschikt naar de verschillende omstandigheden, die zig aan hem opdoen. Ter nadruklyker voordragte hier van heeft hy verkoozen gebruik te maaken van den cierstyl, zo als by denzelven noemt, dien men anders, volgens den aart van dit zyn schryven, zou mogen noemen, den zwierigen, verrukten Dichterlyken styl. Een schryfstyl, die, wel bestierd, niet oneigen was aan zyn bedoelde; maar tevens een schryfstyl, die zig bezwaarlyk beteugelen laat, en door welks involging men zeer dikwils gevaar loopt van tot het windrige over te hellen, waarvan we den Heer Hering, in 't geheel beloop zyner Bespiegelingen, niet vry kunnen spreeken. Dan met dit alles dient zyne wyze van voorstellen, boven een eenvoudig geschiedkundig verhaal, en bepaald beredeneerde bedenkingen, om de aandagt van 't meerendeel zyner Leezeren bestendig werkzaam te houden, en hen zelven, als 't ware, gevoelige aanschouwers van alles te maaken. Hier toe is wyders ook behulpzaam een | |
[pagina 271]
| |
zevental van wel uitgevoerde Plaaten, die de verbeelding verleevendigen; te meer daar de Autheur zyne bespiegelende beschryving gemeenlyk eenigzins naar dezelven geschikt heeft. Ze vertoonen ons het Kattenburger Plein te Amsterdam overstroomd; den toestand te Oosthuizen op de Dykbreuken by Warder; het overstroomen van de Sluis te Delfshaven; het lot der inwoonderen van 't Bergsche Veld in 't land van Heusden; het woeden der Zee voor Scheveningen; de dykbreuk aan den Douk op Texel, en de geheele verwoesting van de Koekoek by Kampen. - Voorts heest de Heer Hering, ten gevalle van minkundigen, by manier van aantekeningen, telkens eene beknopte melding gemaakt van de ligging en toestand der meeste plaatsen, welken hier bovenal in aanmerking komen, waarby ook nog eenige andere aantekeningen van byzonderheden gevoegd zyn, die ter nadere ophelderinge strekken; en wyders beroept hy zig in dezelven op de hem toegezonden Berigten, met aanwyzing waar dezeiven in het tweede Deel te vinden zyn. Dit tweede Deel bestaat uit eene verzameling van naauwkeurige Berigten, meerendeels den Heere Hering toegezonden, door zodanige Persoonen, die des kundig waren, en veelal deel hadden in de bestiering der noodige voorzorge in die omstandigheden. Om den weetgierigen Leezer te meerder voldoening te geeven, heeft hy zig in deeze verzameling niet alleen bepaald, tot zodanige Berigten, die de voorheen opgenoemde Provincien betreffen, maar hy heeft 'er ook bygevoegd het geen hem van elders, ten opzigte van de aan ons grenzende Gewesten, nopens het voorgevallene in dien tyd, is ter hand gekomen: benevens eene beschryving der ongelukken in de Scheepvaart, door dien geweldigen storm en hoogen watervloed op de Nederlandsche, Engelsche, Vlaamsche en Fransche Kusten, als mede in het Noorden; die den handeldryvenden Nederlander zeer veel schade toegebragt hebben; des ook deezen hier wel gemeld mogten worden. De in dit tweede Deel opgegeeven Berigten gaan wyders nog vergezeld van een Kaartje van de Breuken in de Zaan; een platte grond van de Sluis te Delfshaven, en twee Profillen van de Dregterlandsche Zeeweering, welke aftekeningen het daaromtrent gemelde licht byzetten. Men vindt hier dus, uit goede handen, berigten, op welken men zig verlaaten kan; en de Heer Hering heeft niet verzuimd alles aan te wenden, wat hem mogelyk ware, om zyne verzameling volledig te maaken; waarin hy ook vry gelukkig geslaagd is. Alleenlyk is ons voorgekomen, dat | |
[pagina 272]
| |
hem zommige berigten ontgaan zyn, om dat ze reeds vroeger ten dienste van eene andere verzamelinge afgegeeven waren, die gevonden worden in het Historisch Verhaal der Overstroomingen in de Nederlanden; van 't welke wy voorheen gewag gemaakt hebbenGa naar voetnoot(*); en dat zeer geschiktlyk by deeze Papieren geplaatst kan worden. - Voorts is het oogmerk van den Heer Hering eene soortgelyke beschryving te geeven van den laatsten Storm en Watervloed, die ons, den 20 en 21 November der jaars 1776, op nieuw verschriklyk dreigde, en ook hier en daar veele onheilen met zig sleepte. Tot het vervaardigen van dit Vervolg, 't welk in zommige opzigten niet minder aanmerkelyk zal zyn, dan het voorgaande, heeft men den Autheur al in staat gesteld, door 't toezenden van verscheide getrouwe en naauwkeurige berigten; en dewyl de Uitgeevers reeds werklyk bezig zyn, met het doen vervaardigen der daar toe behoorende Plaaten; zo verwagt men, dat het zelve niet lang agterwege zal blyven. |
|