| |
Het Boek der Psalmen, nevens de Gezangen bij de Het vormde Kerk van Nederland in gebruik enz. Te Amsterdam by H. Tiedeman. In groot octavo.
Men heeft deeze nieuwe Beryming, welke Nederlands Kerk met eene algemeene goedkeuring, en meer stigting dan de oude, gebruikt, gelyk bekend is, vervaardigd uit drie reeds voor handen zynde Berymingen, te weeten die van voet, het kunstgenootschap en ghyzen. By de keuze en overneeming der Psalmen uit deeze drie Berymingen, ontdekte men wel dra, dat dezelven, hoe wel, over 't geheel, berymd, hier en daar nog eene verbeterende band noodig hadden; welke ook daarop aan 't werk geslaagen is. Ter dier oorzaake hebben deeze Psalmen, de een minder de ander meer, etlyke veranderingen ondergaan; en zulks heeft, van den aanvang der uitgave deezer nieuwe Beryminge af, verscheiden Lief hebbers genoopt, om hun oog byzonder op deeze veranderingen te vestigen, en de Psalmen ten dien opzigte met elkanderen te vergelyken, om na te gaan, in hoe verre deeze veranderingen ter verbeteringe strekten. Dit onderzoek, schoon men over deeze en geene veranderingen, dat altoos zal overblyven, verschillend mogte denken, is meerendeels gunstig uitgevallen; en
| |
| |
men oordeelt vry eenpaarig, dat de aangewende oplettendheid, over 't geheel, weezenlyk ter verbeteringe der Beryminge gediend heeft. Zulks heeft, al vroeg, den eenen en den anderen te meerder bewoogen, om deeze vergelyking voort te zetten; en men vond 'er die wenschten, dat men bedagt ware, op eene uitgave van 't Boek der Psalmen, welke eene vergelyking hier van op eene duidelyke wyze onder 't oog bragt. 'Er zyn ons zelfs Liefhebbers voorgekomen, welken de nieuwe Beryming ten dien einde met wit papier hebben laaten doorschieten, om de veranderde plaatzen aan te tekenen, en dus de vergelyking te gemaklyker te maaken. - Soortgelyke bedenkingen en onderneemingen schynen ten laatste aanleiding gegeeven te hebben, om het Boek der Psalmen op eene zekere manier te drukken, welke geschikt is, om aan zodanig een verlangen te voldoen. Men ziet daar van eene Proeve in de hier bovengemelde uitgave, welke de 38 eerste Psalmen behelst, met oogmerk om zulks te agtervolgen, indien de Liefhebbers, gelyk men vertrouwt, de uitvoering blyven begunstigen. In deeze uitgave, in twee Colommen op ieder bladzyde geschikt, vindt men in de eene Colom de Psalmen, met benoeming der Uitgeevers, zo als ze reeds het licht zagen; en in de andere Colom de Psalmen, volgens de thans gebruikelyke Beryming: de daar in gemaakte veranderingen zyn ter wederzyde Curcyf gedrukt, zo dat ze van zelven in 't oog loopen. Een ieder derhalve die lust heeft, om deeze vergelyking na te gaan, dat zyne gevalligheid en nuttigheid heeft, kan hier naar wensch, met weinig moeite, te recht geraaken, daar alle de veranderingen zig met eenen opslag van 't oog voor hem vertoonen. Om 'er onzen Leezeren te beter denkbeeld van te geeven, en 't gebruik te doen opmerken, zullen wy een en ander voorbeeld daar stellen.
| |
Pslam IV.
Door II. Ghyzen. |
Nieuwe Berijming. |
Wanneer ik roep, wil my verhooren, ô God, die mijne rechtzaak red. Doe my benauwtheid quam te vooren, Deed gy my gaan in ruime spooren: Betoon genaê, hoor mijn gebed. Wat moogt gy mannen doch beginnen? Zal steeds tot schande zijn mijn eer? Zult gy dan d' ydelheid beminnen? En gantsch beroofd van rechte sinnen, De leugen zoeken immermeer? |
Wil mij, wanneer ik roep verhooren, ô God, die mijne rechtzaak redt! Gij hebt in angst mij hulp beschooren, En mij doen gaan in ruime spooren: Betoon genaê; hoor mijn gebed. Wat moogt gij, mannen, toch beginnen? Zal steeds tot schande zijn mijn eer? Zult gij dan d' ijdelheid beminnen, En, t' eenemaal beroofd van zinnen, De leugen zoeken, keer op keer? |
2 Weet doch, en breng het u te vooren, Dat zich de Heer een gunstgenoot Heeft asgesondert, en verkooren, Ontwijflik zal de Heer my hooren Wanneer ik roep, hy kent mijn nood. |
2 Herinnert u, gij roekeloozen, Dat zich de heer een' Gunstgenoot Heeft afgezonderd en verkoozen. Hij doet mij nooit van schaamte bloozen, Die, als ik riep, mij bijstand bood. |
| |
| |
Zijt vry beroert, ontstelt, verlegen; Maer zondigt niet, versaakt uw' wil; Spreekt in uw hert, wilt overweegen Uw doen op 't leger neêrgelegen; En zijt in allen voorval stil. |
Zijt gij beroerd, ontsteld, verlegen, Zoo zondigt niet; verzaakt uw' wil; Spreekt in uw hart; herdenkt uw wegen, Op 't eenzaam bedde neêrgezeegen; En weest in al ontmoeting stil. |
| |
Psalm XV.
Door J.E. Voet. |
Nieuwe Berijming. |
Wie zal verkeeren, groote God, In uwe tent? wien zult Gy loonen Met zulk een gunst en zalig lot, Dat hy uw heilig Sion, tot Uw' eer, bestendig moog' bewoonen? |
Wie zal verkeeren, groote God, In uwe tent? wien zult Gij kroonen Met zulk een onwaardeerbaar lot, Dat hij, bij 't heuglykst gunstgenot, Uw heilig Sion moog' bewoonen? |
2 Die in zyn' wandel gansch oprecht, Alle onrecht haat, en valsche streeken; Zyn' ooren aan uw' wetten hecht; Zich op de deugd met yverlegt, En waarheid met zyn hart zal spreeken. enz. |
2 Die in zijn wandel zich oprecht En wars betoont van valsche streeken; Zijn aandacht aan uw wetten hecht, Zich op de deugd met ijver legt, En waarheid met zijn hart blijft spreeken. enz. |
| |
Psalm XIX.
Door 't Kunstgenootschap. |
Nieuwe Berijming. |
Het ruime hemelrond Meld elk met vollen mond' Gods eer en heerlykheid. 't Wyduitgestrekte vak Van 't hooge sterrendak Vertoont zyn wys beleid. Dus kan ons dag by dag, Met eerbied, met ontzag, Gods wonderen verhaalen; Dus weet ons nacht by nacht, Met schitterende pracht, Zyn wysheid af te maalen. |
Het ruime hemelrond Vertelt, met blyden mond, Gods eer en heerlijkheid: De heldre lucht en 't zwerk Verkondigen zijn werk, En prijzen zijn beleid. Dus kan ons dag bij dag, Tot roem van Gods gezag, Zijn wonderen verhaalen: Dus weet ons nacht bij nacht Zijn onbegrensde magt En wijsheid af te maalen. |
2 Die staat zo hemelsch schoon Voor aller oog ten toon, Dat nergens spraak, of oord, Of landschap is bekend, Zelfs tot aan 's aardryks end', Daar elk biar stem met hoort. Haar evenredigheid Heeft zich zo verr' verspreid, Haar reednen zyn zo krachtig, Dat z' all', wat d' aard' bewoont, Het merk eens Scheppers toont, Zo gunstryk als almagtig. |
2 Hoe goddelijk en schoon Luidt deze hemeltoon! Daar is geen spraak, of oord, Daar is geen volk bekend, Dat, zelfs tot 's weerelds end, Der heemelen stem niet hoort. Hun evenredigheid Heeft zich zoo wijd verspreid, Hun rede klinkt zoo krachtig, Dat z' al, wat d' aard bewoont, Het merk eens Scheppers toont, Zoo gunstrijk als almagtig. |
|
|