| |
Het leven van M. Az. de Ruiter, Hertog, Ridder enz. enz. enz. Lt. Admiraal Generaal van Holland en Westfriesland. Te Amsterdam by P. Conradi en te Harlingen by V. v.d. Plaats 1776. Behalven een kort Voorberigt 455 bladz. in groot octavo.
HOe meer men de Nederlandsche Geschiedenissen doorbladere, des te duidelyker blykt het, dat het ons Vaderland nimmer ontbroken heeft aan Mannen, die zig op de eene of andere wyze, ten nutte van ons Gemeenebest, beroemd gemaakt hebben. Wy kunnen zekerlyk alle andere Volkeren, ten dien opzigte, wel evenaaren; en veelligt zouden wy hen, alles behoorelyk ingezien zynde, daarin grootlyks overtreffen. Dit laatste heeft inzonderheid plaats met betrekking tot Zeehelden; des men ten deezen aanzien met vollen regt zeggen moge, dat Nederland, boven alle andere Volkeren, kan roemen, niet alleen op derzelver aantal, maar ook op derzelver moed en beleid. 's Lands Geschiedschriften geeven hier van wydluftige getuigenissen, die door Uitheemschen bevestigd, door eene menigte van staatlyke Graftomben, in onze openbaare Gebouwen, vereeuwigd zyn geworden. Onder allen deezen, die den Lande tot eer strekken, verheft men bovenal, met welverdienden lof, den ten hoogste roemwaardigen Zeeheld, Michiel Adriaanszoon de Ruiter, wiens Leevensbeschryving in deezen den Landzaaten op nieuw onder 't oog gebragt wordt, als die van een by uitneemendheid loflyk voorbeeld. Men vindt toch, (gelyk de Opsteller deezer Leevensbeschryvinge in zyn Voorberigt zeer wel zegt,) ‘dat veele Helden, die, zo in ons Vaderland, als in Frankryk, Engeland en andere nabuurige Landen, zich hebben beroemd gemaakt, meestal, aan de eene of andere zyde beschouwd,
| |
| |
een vlek in hun karakter hebben. Den eenen hapert het aan beleid, den anderen aan deugdzaame zeden, de een zocht zyne eigene grootheid boven die van zyn Vaderland, de ander vergaapt zich aan uitwendige pragt, of verloopt zich in baldaadige wreedheid. Doch de Admiraal de Ruiter, zo veel de Historie ons toelicht, is een voorbeeld voor allen, die den naam van Held, met regt, willen draagen: ten minsten ik heb alle de Geschiedschryvers van dien tyd, zo veele my bekend zyn, zonder onderscheid, zo die in onze als in andere taalen geschreeven hebben, nagezien, en met oplettendheid nagezien, maar nergens heb ik iets gevonden, dat den waaren roem van onzen de Ruiter zoude kunnen bevlekken.
Het geen tot het gemeenmaaken van dit Stuk aanleiding gegeeven heeft, is de uitgave der bekende Verzamelinge van Levensbeschryvingen van eenige voornaame meest Nederlandsche Mannen en Vrouwen, waar van reeds drie Deelen het licht zien. By deezen vorderde onze Zeeheld, buiten kyf, eene aanzienlyke plaats; doch het viel moeilyk hem, naar verdienste, in een kort bestek te beschryven; en men besloot des hem liever een afzonderlyk Geschrift toe te wyen. Men heeft, 't is waar, 's Mans loflyke bedryven meermaals ontvouwd; en de beroemde Brand heeft deezen Held op het luisterrykste afgemaald; dan de Uitgeevers van dit Geschrift hebben, desniettegenstaande, geoordeeld, den Leezeren geen ondienst te zullen doen, met die taek anderwerf op zig te neemen, of iemand hunner over te haalen, om zyn reeds begonnen werk deswegens te voltooien: ten einde een geheel aaneengeschakeld en onafgebroken verhaal van 's Mans Leeven mede te deelen, om zyne roemwaardige bedryven te duidelyker te doen opmerken; waartoe dit Opstel zyne nuttigheid heeft. De Schryver heeft op nieuw alles nagegaan, wat zyns weetens betrekking tot dit onderwerp had, en daaruit eene Leevensbeschryving opgemaakt, die zig met genoegen laat leezen, zelfs van dezulken, die zig daardoor weder te leevendiger herinneren, het geen die Held ten nutte van 't Vaderland gedaan heeft. - Zie hier, om op geene byzondere gevallen staan te blyven, hoe deeze Schryver, ten slot van zyn Geschrift, het character van deezen Zeeheld voordraagt.
‘Van den laagsten trap, tot den hoogsten van eer en aanzien opgeklommen, verzekert men van hem, dat hy nooit eenige der posten, welken hy bekleed heeft, door
| |
| |
kuipery heeft zoeken te verkrygen, maar dat hem dezelve allen buiten zyn toedoen zyn opgedraagen. De glans deezer eerampten verblindde hem nooit: hy bleef klein in zyne grootheid, dankbaar jegens zyne weldoeners, eerbiedig jegens zyne meerderen, beleefd omtrent zyns gelyken, spraakzaam en verpligtende jegens zyne minderen. Dus verkeerde hy, als Generaal van magtige Vlooten, even gemeenzaam als te voren, met lieden; die in zynen laagen staat met hem omgegaan hadden. Terwyl hy ook zo veele duizenden matroozen en soldaaten onder zyne gehoorzaamheid hadt, en tot den hoogsten trap van eer was opgeklommen, welken een Partikulier in ons Vaderland bereiken kan, liet hy zich nooit door meer dan één knegt dienen. Hy schaamde zich ook zyner vorige geringheid niet, maar vertelde dikwyls in gezelschappen en op maaltyden, hoe hy in de lynbaan plagt te loopen, en voor jongen te vaaren. Hy hieldt dit zelfs zynen matroozen dikwyls voor oogen, om hen aan te moedigen door de hoop van insgelyks te kunnen, en zullen bevorderd worden. Nooit hoorde men hem op zyne daaden roemen, integendeel, wanneer men hem over dezelve prees, schreef hy die aan de wyze schikkingen der Heeren Staaten, of liever aan het Opperweezen, toe. Hy zelf hadt, zeide hy, niets gedaan dan de bevelen van zyne Meesters uitvoeren, en dit konde zo groot een lof niet verdienen. Om te beletten dat men naderhand eene levensbeschryving van hem geeven zoude, scheurde hy verscheiden bladen uit zyn dagregister. Zyn vast betrouwen op de Goddelyke gunst en goedheid, en zyne berusting in de volmaakt wyze schikkingen der Voorzienigheid, maakte hem in alle gelegenheden zeer bedaard, en hieldt hem in alle slagen en gevegten by koelen bloede. Tot een blyk zyner zedigheid zal ik 'er nog het volgende byvoegen. Terwyl hy in den jaare 1665 te Rotterdam in eene Herberg op het Haringvliet t'huis lag, hoorde men hem op een morgen het volgend gebed doen: ‘Geef my, Heer, een demoedigen geest, op dat ik my op
myne verheffing niet verhovaardige. Sterk my in het bedienen van myn gewigtig ampt. Verleen my een Heldenhart, en laat my zo deerlyk niet sneuvelen als myn voorzaat, maar spaar my ten dienst en nut van 't Vaderland.’ Zie hier ook wat de Ridder Temple van de zedigheid van onzen Admiraal in zyne brieven zegt: ‘Ik heb den Lt. Admiraal de Ruiter, den grootsten Zeeheld van zynen tyd, zo slegt gekleed zien gaan als een gemeen Kapitein, met niet meer dan éénen knegt agter hem,
| |
| |
en nooit in een koets. Wat zyn huis en huishouding betreft, dat was van buiten niet kostelyker van aanzien, noch van binnen sierlyker opgetooid, noch de tafel die hy hieldt overdadiger, dan van een gemeen Koopman of Winkelier in de stad daar hy woonde.’ Zyne kloekmoedigheid en schrander beleid, die zich in 't hachelykst gevaar altoos vertoonden, waren den vyanden in 7 oorlogen, meer dan 40 gevegten, 15 groote zeeslagen, waarvan 7 onder zyn eigen opperbevel, gebleeken. Zyne lange ervarenheid schafte in alle voorvallen raad. Geen Zeeoverste wist met meer beleid voordeelige slagplaatsen uit te kiezen, op winden en stroomen agt te geeven, de loef te zoeken en te winnen, de zynen met seinen orde te brengen en te houden, ty te kavelen, gevaarlykheden te voorzien en af te wenden, den vyand voordeel af te zien, en krygslisten in het werk te stellen, om hem afbreuk te doen. Zyne zorgvuldigheid liet nooit iets geheel op anderen aankomen, en hy begas zich op het minste gerugt, zo wel by nagt als dag, naar boven, om op alles acht te geeven. Hy was zo voortvaarende, dat hy nooit en nergens te laat kwam, maar steeds vóór den tyd gereed was. Voor de matroozen droeg hy altyd groote zorg om hen gezond en lustig te houden. Hy liet hen nooit ledig, op dat zy aan het scheepswerk te beter gewend mogten worden, en hieldt steeds naauwe orde en strenge tugt in de vloot, om den moedwil in toom te houden, en de wederspannigheid voor te komen.
‘Zyne ongeveinsde Godsvrugt vertoonde zich ook in alle zyne daaden. Hy hadt een groot vermaak in het hooren van goede Predikaatsien, die hy niet ligtelyk verzuimde. Hy streedt ook zowel met gebeden, als met wapenen, en nooit begon hy een Zeeslag, voor dat hy God in zyne Kajuit hadt aangeroepen. Hy las onophoudelyk in de Heisige Schrift, en besteedde daaraan, wanneer hy aan land was, meest alle wintersche avonden. Hy was ook een liefhebber van Psalmen zingen, en hadt daartoe eene goede stem. Buiten de Heilige Schrift las hy weinige en niet dan Theologische boeken. - Hy beminde zyne Vrouw en Kinderen teder, en zyne vriendschap was onveranderlyk, en in alle voorvallen trouw. Uit den aart hadt hy een weerzin in allerleie kryg en bloedstorting, en een meedogend karakter; dus voerde hy den oorlog met een zagtzinnig en vreedzaam hart, zonder toorn of haat, en zogt zo veel als mogelyk was de overwonnen vyanden te spaaren, te ver- | |
| |
schoonen, en, als zy in zyn magt waren, met goeddoen te verpligten. Hy was zyn Vaderland getrouw, en de Heeren Staaten gehoorzaam. Schoon een groot liefhebber en voorstander van 's Lands vryheid, was hy een aartsvyand van derzelver misbruik. Het gebeurde eens in een Trekschuit, dat iemand in zyn byzyn de Overheid op eene vuile wyze lasterde. Hy wendde zich tot dien man, en zeide, dat hy, als een dienaar van den vryen Staat, zulke taal niet konde dulden, beveelende den kwaadspreeker te zwygen; doch als dat niet hielp, belastte hy den Schipper dien man aan land te zetten. Toen dit ook vergeefsch was, tastte hy dien oproermaaker zelf aan, en, gelyk hy sterk was, nam hy hem op, en zettede hem niet ver van 't land buiten boord. Den Schipper, die geen order hadt willen stellen, werden de 6 weeken gegeeven.
Toen hy tot de grootste waardigheid verheven was, en als Lt. Admiraal het gebied hadt over de Vlooten van den Staat, vondt hy altoos geen stof tot genoegen, en klaagde somtyds aan zyne vrienden over den last dien hy op zyn hals hadt, zeggende dat hy veel geruster leefde toen hy zyn eigen man was, en een stuiver in de lynbaan won, of toen hy in het eerst op zee voer; en dat hy niet wenschte dat ooit een van zyne kinderen zyn plaats naderhand mogt bekleeden. Een Engelsch Schryver, die zyn leven gedeeltelyk heeft beschreeven, besluit zyn werk met de volgende lofspraak: ‘In 't kort, hy was zulk een eerlyk man, zulk een aandagtig en Godvrugtig Christen, zulk een stout soldaat, wys, ervaaren en gelukkig Generaal, zulk een trouw en eerlyk liefhebber van zyn Vaderland, dat hy met regt verdient van de nakomelingen gepreezen te worden, als een cieraad zyner eeuw, en het vermaak en de eer van zyn land.’ |
|