Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1777
(1777)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
Beschryving der Vereenigde Nederlanden, dewelke gevonden wordt in het Werk van den Heer A.F. Busching, en uitmaakt het Vierde Deels Vierde Stuk van dat Werk, door W.A. Bachiene, Leeraar der Herv. Gemeente en Hoogl. in de Sterre- en Aardrykskunde te Maastricht enz. Derde Deels Eerste Stuk. Te Amsterdam en Utrecht by de Wed. v. Esveldt en Holtrop, en A. v. Paddenburg 1776. In groot octavo 334 bladz.IN dit Stuk levert ons de Hoogleeraer Bachiene eene beschryving der Provincie van Overyssel, benevens die van Groningen en Ommelanden, mitsgaders van het Landschap Drenthe; dat voorts gevolgd staat te worden van eene beschryving der Generaliteits-Lande; waarmede des Autheurs berigten, nopens de Vereenigde Nederlanden, in zo verre voltrokken zullen zyn. Nadien wy reeds een en anderwerf verslag gegeeven hebben, van de inrigting en uitvoering van dit Werk, en het thans afgegeeven Stuk de voorigen evenaart, is 't niet noodig daar op staan te blyven; 't zy genoeg alleenlyk nog te melden, dat de Autheur, naar uitwyzen van alles, bestendig geen moeite ontziet, om zyne beschryving volledig te maaken. - Tot het bybrengen van eenige byzonderheden uit dit Stuk zullen wy het oog slaan op 's Mans berigt, raakende de Regeering van 't Landschap Drenthe, die veelal minder bekend, en nogtans in verscheiden opzigten merkwaardig is. Dit Landschap behoort niet, gelyk veelen het beschreeven, en op hunne KaartenGa naar voetnoot(*) geplaatst hebben, tot Overyssel; het is integendeel een vry en op zig zelf staand Gewest, dat genoegzaam geen andere betrekking tot Overyssel heeft, dan tot eenige der andere Vereenigde Provincien. Niet onwaarschynlyk ontstaat deeze misslag uit het geen eertyds plaats had onder de Utrechts-Bisschoplyke Regeering, toen Drenthe daadlyk een gedeelte was van het Oversticht, thans Overyssel geheeten; na dat het in vroeger tyd den tytel van een Graafschap gedraagen had. De Autheur ontvouwt beknoptlyk de lotgevallen van dit Gewest onder die Regeering, met de daarop gevolgde veranderingen, tot dat de Heeren Staaten deezes Landschaps, in navolging van anderen, aan Koning Filips den II, alle gehoorzaamheid ontzegd, en de Oppermagt en de regeering aan zig getrokken hebben, in den jaare 1594. - Veele Drenthenaars waren al vroeger den Vereenigden Staaten toegedaan, maar in 't jaar 1579 was Drenthe nog niet genoegzaam van de heerschappy | |
[pagina 130]
| |
der vyanden bevryd, om in de diestyds gemaakte Unie begreepen te worden. En schoon het in den jaare 1580, op de mede ondertekening van dat Verbond, als een Medebondgenoot, zitting en stem in de Vergadering der Algemeene Staaten, benevens de andere Provincien, gehad hebbe, was zulks egter van geen duur; dewyl dit Landschap, voor 't afloopen van dat jaar, door George van Lalaing, Grave van Rennenberg, ter oorzaake der verovering van Groningen en Koevorden, weder van de Unie werd afgescheurd. De Staaten van Drenthe hebben vervolgens, na dat dit Landschap, door Prins Maurits, in 't jaar 1594, herwonnen was, herhaalde poogingen aangewend, om weder zitting en stem in de opgemelde Vergadering te hebben, doch te vergeefsch; waarvan men een breeder verslag kan vinden by den Schryver van den Herstelden Leeuw, bladz. 255-304. ‘Vermoedelyk,’ zegt de Hoogleeraar, ‘is dit aanzoek, ter oorzake der geringe inkomsten, in vergelyking van die der andere Provincien, van de hand geweezen. Dit Landschap word dan, niet als onderdaanig aan de Nederlandsche Republiek beschouwd: dewyl 't zyne eigen onafhanglyke Regeering op zich zelv heeft, in zaken der Politie, Justitie en Finantie. Eeniglyk staat het onder de bescherming der Algemeene Staaten der Vereenigde Nederlanden: en brengt iets op, tot de gemeene lasten der Generaliteits Rekenkamer; gevende in elke honderd Gulden, die de gezaamlyke Provincien tot gewoone lasten betaalen, éénen gulden: en tot de buitengewoone Petitien der Raaden van Staaten, éénen gulden, boven de honderd gulden. Daarby onderhouden de Drenthenaaren, ten dienste van den Staat, op hunne eigen kosten, een bataillon voetvolk.’ Voor 't overige is dit Landschap altoos te nader met de zeven Provincien verbonden geweest, doordien de Stadhouderlyke waardigheid bestendig bekleed werd door een der Stadhouderen van de andere Provincien; van waar ook heden Nederlands algemeene Stadhouder in Drenthe het bewind voert. Wat wyders de Souvereiniteit in 't Politie- en Finantieweezen betreft, dezelve berust by 's Lands Staaten, die uit Edelen en Eigen-erfden bestaan: de eersten hebben één derde, en de laatsten twee derde deelen gezags in de Regeering. - Om uit de Edelen tot het eerste Lid van Staat, te weeten dat der Ridderschap, beschreeven te worden, moet men eene zekere Havezate, dat is, een Huis en Landgoed bezitten, het welk het regt van stemmen heeft. Men telt 'er thans 19; doch 't ontbreekt doorgaans aan een genoegzaam getal Edelen tot dezelven: en zo 'er al meer waren, zouden ze niet beschreeven kunnen worden; overmids 'er slegts negentien, in der Staaten Vergadering, als stemhebbende Leden, wegens de Ridderschap, mogen verschynen. Die eens Lid is, blyft het voor zyn geheele leeven. - De Eigenerfden, het tweede Lid van Staat uitmaakende, worden verkoo- | |
[pagina 131]
| |
ren, uit de zes DingspillenGa naar voetnoot(*), in welke geheel Drenthe verdeeld is. Uit ieder Dingspil, (naastovereenkomende met eene Grietenie in Friesland,) wordt, naar gelang van deszelfs hoegrootheid, een zeker getal van Gedeputeerden verkooren, beloopende te zamen zesen-dertig Leden. Deezen verwisselen wel alle jaaren niet, maar zy moeten egter jaarlyks op nieuws verkoozen worden; dat door de Eigen-erfde, en dus Stemgeregtigde Ingezetenen van ieder Dingspil, by meerderheid van stemmen, geschiedt. Ieder Dingspil, het zy 't uit meer of minder Dorpen bestaa, heeft even veel gezags in der Staaten Vergadering, waar in men, niet naar de hoofden, maar naar de Dingspillen, de stemmen opneemt. - Dit Kollegie van 's Lands Staaten verschynt gemeenlyk in Maart te Lottinge of ten Landdage, en houdt zyne byeenkomst altyd te Assen, als de Hoofdplaats van dit Gewest. ‘De DROST eigenlyk, LANDDROST van Drenthe, is, gelyk de Autheur zyne beschryving vervolgt, President of Voorzitter in deze, zo als in alle de andere Vergaderingen. Dit aanzienlyk ampt word, altyd, door eenen der Edelen bekleed; staande de keuze aan Z.D.H. den Heer prins erfstadhouder. Geene andere Edelen zyn, echter, tot dit Ampt verkiesbaar, dan die, 't zy in Drenthe zelve, 't zy in 't Overyssels kwartier Salland, gebooren zyn; ingevolge de Resolutie van Hun Hoogmogende, de Staaten Generaal, genomen in 1639. Na dien tyd, zyn over het aanstellen van een Drost, tusschen Drenthe en Overyssel, veele verschillen voorgevallen; tot dat eindelyk, in den jare 1668, deswege, door wederzydsche Gekommitteerden, in 's Hage, dit vergelyk getroffen is, dat, van de zeven na elkander volgende Drosten, vyf uit Drenthe, en twe uit Salland verkoren worden. Drenthe geeft den eersten, tweeden, vierden, vyfden en zesden, en Salland den derden en zevenden Drost. Dit recht der Provincie Overyssel, tot de deelgenootschap, in de Drentesche Drostampten, heeft zynen oorsprong wegens Koevorden; vermids de Landdrost van Drenthe, te gelyk, kastelein van Koevorden is: en deze Stad, in dien tyd, toen de Bisschoppen van Utrecht nog de Provincie van Overyssel bezaten, mede aan deze Bisschoppen onderworpen geweest, en zelfs eenigen tyd gebleeven is, na dat hunne heerschappy, over 't Landschap Drenthe zelve, in die troebele tyden der Saxen, Bourgonjers en Gelderschen, reeds zeer wankelbaar geworden was: weshalven zy ook den Kastelein van Koevorden plagten aan te stellen. De Hee- | |
[pagina 132]
| |
ren Staaten van Overyssel, by de groote omwendingen, in deze landen voorgevallen, in het gezach der Bisschoppen treedende, behielden daardoor dat zelve recht. - In de verkiezing van een Drost werd echter, eertyds, wanneer de beurt aan Overyssel kwam, dit onderscheid in agt genomen, dat de Staaten van Overyssel twe bemiddelde Edellieden, uit het kwartier Salland, benoemden; uit welke die van Drenthe het recht hadden éénen tot Landdrost te verkiezen, op zodanige Kommissie en Instructie, welke de voorige Landdrosten ontvangen hadden; en deze keuze behoord thans aan den Heer prins erfstadhouder. Dit drostampt van Drenthe mag gerekend worden, één der voordeeligste bedieningen, die ergens in de Nederlanden te bekomen zyn; en 't welk een groot aanzien byzet. Behalven eene vaste jaarwedde van 5000 gulden, geniet hy alle de verbeurde breuken, die als straffen den plegeren van geringe feitelykheden, waar mede geen lyfs- of levensstraffe gemoeid is, worden opgelegd: eeniglyk is daarvan uitgezonderd een deel dier boeten, 't welk, ten voordeele der armen, word uitgekeerd. En, deze inkomst der breuken is, in dit landschap, des te menigvuldiger: dewyl, zeer zelden, eenige misdaad, hoe gering, aldaar verhoolen blyft. In Drenthe grypt, naamlyk, die gewoonte plaats, dat, door de zogenoemde Hofspraaken, (zynde een Gericht, dat, door 't geheel land, van plaats tot plaats, omwandelt,) den Gedeputeerden van elk Kerspel, word afgevraagd, os onder hunne Kerspel, (hunnes wetens,) eenige feitelykheid gepleegt zy, welke des Drosts breuken onderhevig kan geoordeeld worden: en ingevalle iets van die natuur geschied, en door gemelde Gedeputeerden opzettelyk verzwegen was, zou de Drost de macht hebben, om aan zodanig geheel Kerspel een boete op te leggen, en elk huisgezin te taxeeren op eenen goudgulden. Daarbeneven heeft de Landdrost zyn aandeel in 't equivalent, 't welk zy, die de eene of andere bediening bekomen hebben, verplicht zyn, aan de Gedeputeerde Staaten te betaalen. Hy heeft het recht van aanstelling van den Schout van Koevorden, en wat des meer is. Waarby komt, dat Hy mede een grooten invloed heeft, in de bestiering der Kerkelyke Zaken: als, in sommige beroepingen, het recht van Kollatie, en, in alle de andere, van Approbatie, hebbende; hoewel gemeenzaamlyk met de Heeren Gedeputeerde Staaten. De Landdrost in der tyd is, te gelyk, President in 't Kollegie der Edelmogende Heeren gedeputeerde staaten dezes Landschaps; 't welk desgelyks te Assen, gemeenlyk, achtmaal in 't jaar, zyne Vergaderingen houd. Dit Kollegie is saamgesteld, behalven den Landdrost, uit acht Leden: vier uit de Ridderschap, en vier uit de Eigen-erfden; die deze Kommissie ad vitam blyven behouden. Doch van dezelve is 't halve getal, telkens, twee jaaren in, en twee jaaren buiten den eed: des niet meer dan vier Leden, beneven den | |
[pagina 133]
| |
Drost, als President, ter zelver tyd, fungeeren: twe uit de Ridderschap en twe uit de Eigen-erfden; van welke, alle jaaren twe, (uit elk lid van Staat één,) afgaan, en twe andere aankomen. Ook zyn aan 't zelve twe Ministers of Raaden, de een als landschryver, en de andere als secretaris, toegevoegt. Dit Kollegie verbeeld 's Landschaps Oppermacht, zo lang de Staaten niet vergaderd zyn: en aan 't zelve word de uitvoering der zaken, in de algemeene Landschaps Vergadering besloten, opgedragen. In 't byzonder hebben zy 't bestier over de Geldmiddelen; dus ook over de Verpachtingen, en alle zaken, die daar aan verknocht zyn. Desgelyks staat aan Drost en Gedeputeerde Staaten de jaarlyksche Landdag uit te schryven, met bepaaling des tyds wanneer, en der zaken, welke daarin ter overweging zullen voorkomen, enz. Dan, om een volledig begrip van den aart der Drenthesche Regeeringsforme te konnen hebben, is vooral nodig iets te melden van den Loflyken etstoel: want een Lid van dezen Etstoel te zyn, geeft de oorspronglyke bevoegdheid, ('t Radikaal,) tot alle de andere Kommissien; en, in 't byzonder, tot die der Gedeputeerde Staaten; waarin geene anderen worden toegelaaten, dan, die reeds te vooren Leden waren van dienzelven Etstoel. Tot dit Kollegie behooren, eigenlyk, in alles saamgenomen, eerst, de Landdrost als President, benevens deszelfs Assessor of Byzitter, en voorts zes-en-dertig Leden: zes naamlyk uit elk Dingspil; Edelen en Eigen-erfden door elkander gerekend. Doch van deze zes-en-dertig Leden, zyn twe derde deelen in, en één derde deel buiten den eed; des niet meer dan vier-en-twintig in de functie of bestiering dezer Kommissie zyn. En dit verwisseld zich jaarlyks, dezerwyze: dat, uit elk Dingspil, twe afgaan, en twe aankomen: dus alle de gezaamlyke zes-en-dertig Leden van dit Kollegie; die ook den titel van Edelmogende Heeren dragen; twee jaren in, en één jaar buiten den eed bevonden worden. Aan dit Kollegie zyn mede een Raad en Landschryver toegevoegt. Deze zes-en-dertig Leden blyven mede ad vitam. En, by afsterving van één der Leden, is, ter verkiezing van een en ander in deszelfs plaats, de eene beurt aan den Drost, en de andere aan de Etten of Leden van den Etstoel zelve; zonder onderscheid van persoonen, 't zy riddermaatigen, 't zy Eigen-erfden; byaldien dezelve daar toe bevoegt zyn, en eene zekere hoeveelheid van goederen bezitten. Dit Kollegie, 't welk het hoogste gerechtshof dezer Landstreek is, vergaderd, op de uitschryving van den Landdrost, twemaal 's jaars, mede te AssenGa naar voetnoot(*). Deszelfs Leden oordeelen, na gedaa- | |
[pagina 134]
| |
nen eisch des Landdrosts, over de zaken, die de Krimineele Justitie betreffen; welke aldaar, zonder oogluiking, met veel strengheid word uitgevoerd: en niet zonder reden; dewyl dit Land overal open ligt, en, wegens de nabyheid der veelerlei vreemde Territoiren, van rondomme zeer onveilig zyn zou, ten aanzien der struikrovers; ten ware zy niet, door de vrees tegen zwaare straffen, min of meer werden afgeschrikt. Ook worden, door dit Kollegie, de Processen, die van de mindere Rechtbanken, door den weg van appél, daar voor gebracht worden, afgedaan. Hoewel een, die een Proces voor dit Gerecht verloren heeft, na verloop van twee jaren, wanneer, gedeeltelyk, weder andere Leden daarin zitten, voor dit zelve gerecht weder appelleeren mag; als wanneer de zaak geheel en onherroepelyk beslischt word. Behalven gemelde Kommissien heeft men in Drenthe verscheiden generaale Ampten, byzonderlyk 't Finantie-wezen betreffende; als een ontfanger generaal, een ontfanger der grondschattingen, een der Domeinen, een der Kollatoralen, en der vrywillige Verkoopingen, enz.’ |
|