Meetkundige Oeffeningen, tot inleiding dienende in de kennis der Spheer- en Aardklootkunde. Uit het Fransch vertaald, en met aantekeningen en ophelderingen verrykt. Met koperen Plaaten. Te Utrecht by G. v.d. Brink Jansz. 1776. Behalven het Voorwerk en den Inhoud 249 bladz. in octavo.
DIt Geschrift is by uitneemendheid wel geschikt, ten nutte van alle de zodanigen, die zig op de Aardrykskunde toeleggen, en dien 't niet gelegen komt de Meetkunde opzetlyk te beoefenen; waar van zy egter, ten rechten verstande der Aardrykskunde, eenige kundigheden dienen te bezitten. Om den zulken te gemoet te komen heeft de Autheur zig bevlytigd, tot het opstellen van eene kortbondige en duidelyke ontvouwing van 't geen men van de Meetkunde dient te weeten; om zig een regelmaatig denkbeeld te vormen van de Spheer- en Aardklootkunde; dus te begrypen het gebruik dat men te maaken heeft, van alle de cirkels waar van men zig bedient, en gegrond na te gaan alle de verschynzels, welken de Spheer- en Aardklootkunde aan de hand geeft. - Het Werkje is ten dien einde verdeeld in vier deelen, waar van het eerste Deel twintig Lessen bevat, welken eene beknopte voorstelling en verklaaring geeven van die Meetkundige grondbeginselen, welken in dit geval onontbeerelyk geagt mogen worden. Daar op volgt in het tweede deel, in twaalf Lessen, de samenvoeging en toepassing deezer verklaarde Grondbeginselen, om den Leerling duidelyk onder het oog te brengen, hoedanig een gebruik daar van te maaken, en op hoedanig eene wyze daar mede werkzaam te zyn, ter oplossinge van de onderscheiden voorstellen der Spheer- en Aardklootskunde; dat hem opleidt tot een recht begrip van alles, wat tot het werkdaadige in dit geval behoort. Wyders verleent het derde deel, in vier Lessen, een berigt van 't Stelzel van Ptolemeus, ingerigt naar de schynbaare beweegingen van het Heelal, ter voordragte der verschynzelen, die daar uit ontstaan; by welke gelegenheid de Autheur tevens ontvouwt de betrekkingen van den Aardkloot met het Waereldgestel, en het gebruik dat men 'er van maakt in de Aardklootkunde, byzonder ook in de samenstelling der Kaarten. Ten laatste heldert de Autheur het voorgestelde, wegens de schynbaare beweegingen, nader op, door eene geleidelyke verklaaring van het
Waereldstelzel volgens Copernicus, met nevensgaande aanmerkingen over de byzonderheden, die daar toe betrekking hebben.