trus en Judas op dezelfde verleidende Leeraers in de Christelyke Kerk het oog hebben; en men kan niet wel twyfelen, of Judas had dien brief van Petrus gezien; ja men mag met rede vooronderstellen, dat Judas zynen brief geschreven heeft, by gelegenheid der vervullinge van 't geen Petrus voorzegd had; om de Geloovigen des te krachtiger te wapenen, tegen die verderflyke Leringen. Uit dien hoofde voegt de Eerwaerde Nahuis het ene zeer gepast by het andere, daer 't ter onderlinge ophelderinge kan dienen.
Wat de voorafgaende Leerredenen van den Eerwaerden de Leeuw betreft, men kan genoegzaem uit dezelven afnemen, dat hy niet ongeschikt was ter uitvoeringe van de taek, welke hy op zich genomen had; maer ze zyn niet beschaefd voor de drukpers. Men geeft meermaels, uit hoogachting voor iemand, zyne Leerredenen op zodanig ene wyze in 't licht; doch daer vele Leeraers zeer veel voor den Predikstoel overlaten, en niet alles in hun Schrift uitwerken, is 't dikwerf hachlyk op zodanig ene wyze met hun Schrift te handelen. Betreffende de verder bygevoegde Verklaring van den Eerwaerden Nahuis, dezelve is een uitgewerkt Stuk, dat hy, naer zyne denkwvze, met oplettendheid en oordeel uitgevoerd heeft; des zyne Commentarie, by die van andere Uitleggers, in aenmerking moge komen. - Zyn Eerwaerde heeft vry wel in acht genomen, de vereischten ener goede Commentarie, welken hy aldus opgeeft.
‘De woorden en spreekwijzen in haar bedoelden zin en kragt van beteekenis naauwkeurig gade te staan: - De zaken daar in opgesloten onderscheiden en duidelijk aan te wijzen, doch niet verder uit te breiden dan noodig is, om den Lezer genoegzame stof en aanleiding te geven, om zelf door te denken: - Meest te staan op die dingen, welke op het geheel beloop den grootsten invloed hebben, van welker regt verstand het overige afhangt, en door welker bepaling de volgende dingen ligtelijk toevloejen en korter behandeld kunnen worden: - De knoopen, die hier of daar in de zaken zelve, of in haar verband, voorkomen, niet door te hakken, of voorbij te gaan, maar, zo veel men kan, regelmatig te ontbinden. - En eindelijk vooral, de zaken niet slegts als algemeene waarheden, maar inzonderheid in derzelver verband en 't oogmerk des Heiligen Schrijvers te ontvouwen, en daartoe zoo lang te peinzen op, en door te dringen in, derzelver bepaalde meening, tot dat men even dat zelve denkt, en zijnen Lezer doet denken, dat de Schrijver, bij 't gebruik dier woorden, naar alle waarschijnlijkheid zelf gedagt heeft’.