| |
De bemagtiging van Constantinopole, door Mohammed den II; benevens eene beschryving dier stad, en van haare voorsteden.
DAt gedeelte van Europa, 't welk nu aan de Turken onderworpen, en door hunne eigendunklyke Regeeringswyze grootendeels verwoest en ontvolkt is, was oudtyds de onzaglykste brok van dat Werelddeel, en bewoond door Volken, die in de oude Geschiedenissen met den grootsten roem gedagt worden. De Dapperheid, Wysheid en Geleerdheid der oude Grieken is allen bekend. Thracie, Mesien, Dacie, Pannonie en Illyricum waren, veele Eeuwen geleeden, de zetels van magtige Volken, wier heldhalftige bedryven in de Geschiedboeken praalen, de beschaafdste en volkrykste Gewesten van Europa. Doch daar overvloed hoogmoed en weelde baart, en deeze verwyfdheid en twist teelen, verlooren deeze Volken hunne oude dapperheid, en, om de oppermagt, met elkander oorlogende, werden ze, met den tyd, dermaate verzwakt, dat ze eerst den Macedoneren, en vervolgens den Romeinen ten prooije wierden, die alle deeze Landschappen tot Wingewesten huns Ryks maakten. Constantinus de groote, de eerste Christen Keizer, bragt den zetel zyns Ryks na Thracie over, en zyne Opvolgers in die opperheerschappy
| |
| |
bleeven daar, na dat dezelve in Italie hadt opgehouden. Maar, gelyk de ontelbaare heirlegers van Gothen en andere Noordsche Volken, Spanje en Italie overweldigden; zo hebben de Hunnen, de Sclaven, en andere, het Oostersch Ryk in Europa aangerand, terwyl de Saraceenen in Africa en Asie die zelfde rol speelden: in voege de laatste Keizers weinig meer dan den blooten Tytel hunner waardigheid bezaten; hunne magt en heerschappy was reeds in eenen nauwen kring beperkt, vóór dat de Othomannische Turken hun aantastten.
De aanmerking, dat de grootste Ryken ontstaan zyn van de minst geagtste Volken, wier oorsprong onzeker is en duister, mag met zo veel regts op de Othomannische Turken worden toegepast, als op eenig ander Volk, 'Er valt geen twyfel aan, of zy namen hunnen oorsprong uit Turkestan, of eenig ander gedeelte van Tartaryen; doch 't is niet wel juist te bepaalen, uit welk byzonder Landschap van dat wydstrekkend Ryk zy ontstonden, of van welken byzonderen Stam zy hunne afkomst rekenen.
In het derde Jaar der Regeeringe van mohammed den II, de zevende Sultan van Othomannischen bloede, besloot hy tot het belegeren van Constantinopole. De Sultan deedt zyn grof kanon van Adrianopele na Constantinopele voeren, door karasia beg, die voorheen verscheide plaatzen aan de Zwarte Zee hadt te ondergebragt; de belegering begon op den zesden April des Jaars 1453. Des Sultans Legerplaats strekte zich uit van de eene Zee tot de andere. Zyne Asiatische Krygsbenden waren aan de rechte hand na de zyde van de Gouden Poort, de Europische aan de westzyde over de Houten Poort geplaatst; in 't midden bevondt zich mohammed zelve met zyne Janitsaren en andere Krygslieden; terwyl de andere boven Galata hun post hadden. De wallen, na de Haven toe, waren slegt; doch aan de landzyde hadt men een dubbelen wal. De buitenwal was laag en zwak; maar beschut door een breede gragt, van twee honderd voeten wyd, en aan de kanten met steen opgehaald; de binnenwal, daarentegen, zeer hoog en sterk gebouwd. Om dit beter te bevatten, staat in aanmerking te neemen, dat Constantinopole de gedaante heeft van een gelykzydigen driehoek. De Zuidzyde wordt bespoeld door de Propontis, de Noordzyde door den Golf van Keras, die de Haven uitmaakt. De landzyde, ten westen, strekt zich uit van de eene Zee tot de andere, en is gedekt door de gemelde Wallen, voor welke het Turksche Leger lag. De Gouden Poort schynt aan het Zuid-einde van deezen Wal geweest te zyn, en de Houten aan het Noord einde. Galate en Pera
| |
| |
liggen aan den Noordkant van den Golf van Keras, en dus van de Hoofdstad afgescheiden.
Constantinus, de Romeinsche Keizer, deedt wat hy kon om Constantinopole te verdeedigen. Alle de Venetiaansche Schepen, die van de Don en uit Trebisonde kwamen, werden opgehouden. De Genueesen, schoon zy den Sultan beloofd hadden den Romeinen geen bystand te zullen verleenen, zonden, nogthans, bedektlyk, een groot Schip met vyf honderd Man, om de bezetting te versterken. Joannes justiniani, bygenaamd de lange, kwam van Genua, met twee schepen en veele jonge dappere Krygslieden. Dewyl justiniani zeer bedreeven was in Krygszaaken, stelde de Keizer hem tot Opperbevelhebber aan, en plaatste hem op dat gedeelte van den wal, 't welk naast het Paleis was; vermids de Vyand aan dien kant zich meest versterkt hadt, en de voornaamste aanvallen deedt. Hy beloofde dien Genuees de Landvoogdy van het Eiland Lesbos of Metelino, indien hy de Turken noodzaakte het beleg op te breeken. Zulke heerlyke toezeggingen deeden de Latynen heldendaaden uitvoeren. Eenige hunner hadden Vuurwapenen, gelyk ook de Turken, die van vyf tot tien Kogels schooten, en twee of drie Man agter elkander velden. Mohammed liet op nieuw Volk werven; en bragt zo groot eene menigte zamen, dat dezelve 400,000 koppen beliep. Ten zelfden tyde kwamen zyne Galeyen, Schepen en Barken, ten getale van drie honderd, niet verre van de Stad ten anker. [De Bezetting, in de Stad, bestondt slegts uit negen duizend geregelde Krygslieden.]
De Haven was versterkt door een Keten, die zich van de Schoone Poort tot Galata uitstrekte, hier door vonden zich de Schepen der Stad in veiligheid. Buiten was een vloot van vyf Schepen, een derzelve behoorde den Keizer toe, de andere vier aan de Genueesen; zy haalden leevensbehoeften van Morea en Chios. Op derzelver terugkomst beval mohammed, zyne Vloot, die Schepen te bemagtigen, of te beletten dat ze niet in de haven van Keras binnen kwamen; doch door een goeden wind begunstigd, drongen zy door de Turksche Vloot heen, en werden door het nederlaaten der gespanne Keten in de Haven geborgen. De Sultan ontdekkende, dat 'er, in de Haven, acht groote Schepen waren, twintig kleine, benevens verscheide galeijen, den Keizer en de Venetiaanen toebehoorende, behalven een groot getal Barken, wanhoopte daar van meester te zullen worden; doch hy bedagt tevens eene allerstoutste en grootste onderneeming. Hy beval dat 'er een weg zou gemaakt worden, door de wilder- | |
| |
nissen en kreupelbosschen agter Galata, en voerde langs denzelven, door zekere werktuigen, tachtig Galeijen over den heuveligen grond tot in de Haven. Elke Galey hadt een stuurman op den voor- en agtersteeven, met een riem in de hand, men bewoog de zeilen als of men in zee was, sloeg den trom en zong Matrooze liedjes. In deezer voege ging die vloot over land, met zulk een snelheid als of dezelve door eene stroomende rivier werd afgevoerd. Dit invoeren der Schepen, aan 't andere einde der Haven, berokkende den val der Stad. Wy zullen de Krygsverrigtingen dier Belegeringe, de wreedheden en rooveryen by het bemagtigen gepleegd, hier niet in 't breede ophaalen; doch alleen vermelden dat justiniani gewond wierd, en de Keizer zelve het leeven verloor, terwyl hy zich dapper verdeedigde, en zomtyds als Veldoverste,
zomtyds als gemeen Soldaat, in de dreigendste gevaaren, door zyne tegenwoordigheid, het Krygsvolk aanmoedigde. Constantinopole werd op den één en vyftigsten dag der belegeringe ingenomen. De wallen van Galata werden geslegt; doch de Sultan beval dat die van Constantinopole weder opgebouwd zouden worden. Hy liet alle Kerken ledig staan, uitgenomen de eene groote, Sancta Sophia geheeten, welke hy in een Mosque veranderde. Hier op keerde hy den agttiende van Juny, in zegepraal, na Adrianopole, belaaden met grooten buit, en gevolgd van eene ontelbaare menigte slaaven. Hy vondt, by zyne aankomst, veele Christen Vorsten, die van verre en naby gekomen waren, om hem wegens de behaalde overwinning te begroeten; en terwyl ze alle voor hem stonden, lag hy elk hunner zodanig eene belasting op, als hy goed vondt.
Laaten wy by dit berigt van de Bemagtiging dier aanzienlyke Stad, eene Beschryving voegen van haare tegenwoordige gesteltenis.
Constantinopole, oudtyds Byzantium geheeten, en thans Stamboul van de Turken genaamd, de Hoofdstad huns ganschen Ryks, is geleegen op den Oostlyksten uithoek van Romanie, op een stuk lands, 't welk na Natolie strekt, waar van 't afgescheiden is door een Kanaal of Straat, die in wydte bykans één myl haalt: de Zee van Marmora, oudtyds de Propontis, bespoelt de wallen aan den Zuidkant, en een Golf van het Kanaal van Constantinopole, of de Thracische Bosphorus, bewatert de Noordzyde. De gelegenheid der Stad is de aangenaamste en voordeeligste van de geheele Wereld. 't Schynt of het Kanaal de Dardanelles, en dat van de Zwarte Zee, ge- | |
| |
maakt zyn, om de rykdommen van de Vier Werelddeelen derwaards aan te voeren. Deeze twee Kanaalen moge men als de deuren van Constantinopole aanzien. De Noorde en de Zuide wind, de winden, die hier meest waayen, sluiten en openen, als 't ware, deeze poorten. Wanneer de Noordewind waait, is de Zuider deur geslooten, en kan 'er niets van 't Zuiden in komen: deeze deur staat open, wanneer de Zuidewind opblaast, en zy kunnen als de Sleutels deezer groote waterpoorten dier magtige Stad worden aangemerkt.
Constantinopole is driehoekig van gedaante, twee zyden worden door de Zee bespoeld en de derde is aan 't vaste Land: aan de twee eerste schryft men doorgaans zeven en aan de laatste negen mylen toe. De wallen zyn zeer goed, die aan de landzyde is dubbeld gebouwd, twintig voeten van elkander, versterkt door een diep gegraaven gragt, omtrent vyf en twintig voeten breed. De buitenwal, die bykans twaalf voeten hoog is, wordt gedekt door tweehonderd en vyftig laage toorens: de binnenwal is meer dan twintig voeten hoog, en de toorens, die aan de andere beantwoorden, zyn welgeëvenredigd. De schietgaten, de gordynen, en de snydingen van den wal, daar 't geschut door speelt, zyn wel aangelegd. De werken bestaan grootendeels uit hardsteen. De wallen, aan den Zeekant, schynen zo wel niet onderhouden te worden, men kan ze niet rondwandelen, ter oorzaake dat zy op veele plaatzen tot het water uitsteeken. Daar is geen Steenen kaay om de Schepen aan te leggen: een gedeelte der wallen, bovenal aan den kant der Haven, is met huizen bebouwd; de toorens op beide de waterkanten, staan op een behoorelyken afstand; maar hebben veel van de stormen geleden, en zyn dikwyls door de Romeinen herbouwd, gelyk te zien is, uit de opschriften der zeven Toorens en andere plaatzen, in, op en omtrent de wallen.
Men vindt zeven Poorten, van het punt des Serails tot de zeven Toorens; vyf aan de Landzyde en elf aan de Haven, welk eene poort men ook inkome, men gaat altoos opwaards. Constantinus de groote, die deeze Stad aan Rome wilde gelyk maaken, kon geen heuveliger grond ergens gevonden hebben. 't Valt zeer moeilyk hier te voet te gaan: waarom alle Persoonen van eenig aanzien te paard ryden. Deeze Stad levert den geenen, die haar van buiten beschouwen, een alleraangenaamst en verrukkendst gezigt op. Niets op aarde kan schooner weezen dan, met eenen opslag van het oog, alle de Gebouwen van een der grootste Steden in gansch Europa te
| |
| |
zien, welker daken, platten, balkons en tuinen eene verscheidenheid van Amphitheaters opleveren: weshalven de vreemdelingen op 't eerste aankomen des een zeer verheeven denkbeeld vormen: maar misschien stelt geene plaats ter wereld hunne hoog opgevatte verwagtingen droeviger te leur, dan deeze Stad: want de straaten zyn nauw, donker, meest slegt geplaveid, en zommige geheel niet. De eenige ruime en gemaklyke straat is die van het Serail na de Adrianopelsche Poort loopt, de overige gelyken veel eer moordkuilen. De Huizen der gemeene Ingezeetenen zyn slegt en armlyk, klein, laag, gering opgehaald, bestaande uit hout, leem, of, op 't allerbest uit ruwe onbehakte steenen. Nogthans treft men niet zelden goede gebouwen aan, als Badstooven, Bazars en de Huizen van aanzienlyke Mannen, met kalk en zand gemetzeld en op de hoeken met hardsteen; de vertrekken, als mede de toegangen tot dezelve zyn redelyk wel geschikt.
Vermits de Huizen meest van Hout en Leem zyn, verteert de Brand 'er dikwyl duizenden op éénen dag. Dit ongeluk treft den inwoonderen menigvoud; 't zy by ongeluk, niet zelden veroorzaakt door dien de Turken in hunne bedden rooken; 't zy door brandstigtery der Soldaaten, om dus gelegenheid tot plunderen te krygen. De schade zou niet groot weezen, indien de Huizen alleen door de vlammen vernield werden: want het herbouwen kost zeer weinig, en aan de kusten der Zwarte Zee is Houts genoeg, om Constantinopole, indien het noodig ware, jaarlyks te herbouwen; doch eene ontzaglyke menigte Huisgezinnen zyn geheel bedorven door het verbranden hunner Koopmanschappen. De buitenlandsche kooplieden zyn, zedert eenige jaaren, wyslyk te raade geworden, om te Galata, eene der Voorsteden van Constantinopole, zeer groote pakhuizen van hardsteen te laaten maaken, die elk op zichzelven staan, en geen meer vensters hebben dan volstrekt noodzaaklyk, en die welke daarenboven, zo wel als de deuren, met yzeren plaaten voorzien zyn.
De Mosques, waar van 'er zeven Koninglyk mogen heeten, zyn in haare soort zeer heerlyke gebouwen, geheel voltooid en wel onderhouden. Zy staan op zichzelven, op ruime pleinen, beplant met schoon geboomte, en verçierd met frisse fonteinen. De Turken dulden niet, dat 'er Honden in de Mosques komen: en niemand zou het durven waagen daar in eenig gesprek te voeren, of iets oneerbiedigs te doen. Alle de Mosques zyn wel verçierd, en, schoon de Bouwkunst voor de onze moet wyken, laaten ze
| |
| |
niet na, door de grootte en vastheid eenen diepen indruk op de beschouwers te maaken. Door de gansche Levant heeft men by uitstek de kunst van Koepels toe te stellen; die der Mosques zyn van eene juiste evenredigheid, en vergezeld van andere kleinder Koepeltjes, die te wege brengen, dat ze een volkomen en behaagelyk vertoon maaken. Zodanig is 't niet gelegen met de Minarets, dunne naalden, van welke de Zangers de bedestonden aankondigen, deeze zyn zo hoog als onze toorens, doch van gedaante als een kegel. Zy dienen tot groot çieraad der Mosques, die 'er zommige zes hebben, en de minste twee; ook zetten zy aan de Stad een grootsch voorkomen by; in ons land zyn geen werken van die stoutheid.
St. Sophia is de volmaaktste van alle de Mosques te Constantinopole, haare stand heeft alle voordeelen, in 't beste der Stad, op de hoogste plaats van het oude Byzantium, op den heuvel, die aan de punt des Serails na Zee loopt. Deeze Kerk, welke, ongetwyfeld, naast de St. Pieters Kerk te Rome, de schoonste der geheele aarde is, maakt van buiten een plomp vertoon: de plaate grond is byna vierkant. De heerlyke koepel rust op vier vervaarlyk zwaare toorens, 'er naderhand by gemaakt, om dit groot gevaarte te onderschraagen, en als onbeweeglyk te maaken in een land, waar geheele Steden zomtyds door Aardbeevingen worden omvergeworpen. De Voorgevel heest niets pragtigs, of 't geen beantwoordt aan het grootsch denkbeeld, 't welk men ligt van St. Sophia heeft opgevat. Men komt eerst in eene gaandery van omtrent achttien voeten wyd, die ten tyde der Grieksche Keizeren tot een voorportaal diende. Deeze gaandery heeft gemeenschap met de Kerk, door negen marmeren Poorten, welker deuren van koper zyn, op het pragtigst met verheven beeldwerk verçierd. Op de middelste ziet men nog eenige beelden van Mozaïk werk en overblyfzels van schilderyen. Aan deeze gaandery is eene andere gehegt, even wyd, doch die slegts vyf koperen poorten heeft, zonder eenig verheeven beeldwerk: op de deuren alleen waren eenige kruissen; doch de Turken hebben ze weggenomen, en alleen de posten laaten blyven. Men gaat niet recht door in deeze Gaanderyen, maar komt 'er in door zyddeuren. Zy waren volgens de Grieksche Kerkgebruiken noodig, om de zodanigen te plaatzen, die tot het ontvangen der Sacramenten van anderen werden afgezonderd, of die openbaare boete moesten doen. - Evenwydig met deeze gaanderyen hebben de Turken een Klooster gebouwd, om de Bedienaars der Mosque te huisvesten. Een
| |
| |
Koepel, waar in eene wonderbaare bouwkunst doorstraalt, maakt het hol van de Kerk uit; aan den voet van dien Koepel loopen twee ryen kolommen, waar op eene gaandery rust, die dertig voeten breed, en wier gewelf zeer schoon is. In de plaats tusschen de kolommen is eene borstweering, met kruissen verçierd, door de Turken ongeschonden gelaaten. Eenigen noemen deeze Gaandery de Gaandery van constantinus, dezelve was eertyds voor de Vrouwen geschikt. Aan 't begin en aan de kornis van den Koepel, loopt eene kleindere Gaandery, of liever balustrade van tralywerk, niet breeder dan dat 'er één Mensch kan loopen, boven deeze is nog eene andere dergelyke: beide die ommegangen maaken een allerheerlykst vertoon op het Ramadan der Turken, wanneer ze overal met lampen behangen zyn. De kolommen van deezen Koepel steeken weinig vooruit, en de Kapiteelen schynen van eene zonderlinge Bouworde. De Koepel haart honderd acht voeten binnens werks, en rust op vier zwaare zuilen, van omtrent acht en veertig voeten dik. Het gewelf is een volmaakt halfrond, en wordt verlicht door vier en twintig vensters, in den omtrek gemaakt. Van het Oostlykst gedeelte deezes Koepels, gaat men in een halven Koepel, met welken dit Gebouw eindigt. Deeze halve Koepel, of Schulp, was het Heiligdom der Christenen, in denzelven vondt men het hoog Altaar. Wanneer mohammed de IIde de Stad bemagtigde, ging hy daar met de beenen kruislings onder 't lyf, naar de wyze der Turken, zitten. Zyne Gebeden opgezegd hebbende, liet hy het altaar verwoesten, en aan een der pylaaren, waar de throon van den Patriarch was, een fraay gewerkt stuk stoffe hegten, met Arabische letteren geborduurd, 't geen tot een voorhangzel in de Mosque te Mekka gediend hadt, en hier in bestondt de inwyding van St. Sophia tot den
Turkschen Godsdienst. Tegenwoordig is in dit heiligdom niets anders dan de nis, waar zy den Koran in bewaaren; zy ziet na Mekka en de Musulmannen wenden zich altoos daar heen, wanneer zy hunne gebeden uitstorten. De stoel van den Mufti is 'er naby en eenige trappen hoog, ter zyde ziet men een gestoelte voor de Bedienden, die zekere gebeden moeten doen. - Deeze Mosque is in de gedaante van een Grieksch kruis gebouwd, in 't gebeel twee honderd en twee en vyftig voeten lang, en twee honderd acht en twintig breed. De Koepel beslaat byna dit gantsche vierkant, met honderd en zeven kolommen van onderscheide Marmer Porphyrsteen en Egyptisch Granyt. De geheele Koepel is van binnen beschooten met verscheide soorten van Marmer. Het
| |
| |
inlegzel der Gaanderyen is Mozaik werk, meest bestaande uit teerlingen van glas, die wel uit het cement, waar in ze gehegt zyn, vallen; doch de kleur blyft onveranderlyk. Deeze glazen teerlingen bestaan uit twee stukken glas, waar tusschen verschillend gekleurd verfoelyzel zit, en ze zyn zo vast aan elkander gehegt, dat niets dan kookend water ze kan los maaken. De Turken hebben de neuzen en oogen van eenige beelden, als ook de aangezigten der Cherubynen, in de hoeken geplaatst, zeer geschonden.
Over de Haven van Constantinopole kan men zich niet genoeg verwonderen. Dezelve is een kom van zeven of acht mylen in haare bogt aan de zyde der Stad, en nog ruim zo veel aan den kant der Voorsteden. De ingang, omtrent zes honderd schreeden breed, begint by de punt van het Serail, of by de Kaap van St. Demetrius ten zuiden, dat is de Kaap van den Bosphorus, waar de oude Stad Byzantium stondt. Van daar strekt de Haven ten westen uit, in de gedaante van een krommen hooren, welke meer naar dien van een Os dan van een Hart zweemt, gelyk strabo wil; want de kust heeft geene uit- en inhammen, die de takken van Hertshoorn kunnen verbeelden. Dan verscheide veranderingen hebben de gedaante niet weinig hervormd. De mond der Haven is ten Oosten en ziet na Scutari; Galata en Cassun-pacha zyn ten Noorden, en zy eindigt in 't Noordwesten, waar de rivier Lycus zich ontlast. Deeze rivier heeft twee armen, de breedste, op welke een papiermolen staat, komt van 't westen, de andere vloeit van 't noordwesten. Deeze stroomen zyn van wonderbaaren dienst, om de Haven te zuiveren: want ze gaan langs de kusten van Cassun-pacha en Galata, terwyl een gedeelte van het water des kanaals van de Zwarte Zee, 't welk met een sterke vaart van 't noorden nederschiet, geweldig tegen de Kaap van den Bosphorus afstuit na het westen; door deeze schuuring voeren zy het slyk en de slib mede, 't welk op de kusten van Constantinopole vergadert, en brengen het, door eene natuurlyke werking, allengskens tot aan de zoete wateren. Deeze zoete wateren doen zeer veel tot behoud der Schepen: want de ondervinding leert, dat ze min aan 't knaagen van den worm onderhevig zyn in zodanige havens, waar men versch, dan waar men zout water heeft. De
Ooste wind alleen kan de Haven van Constantinopole ontroeren; aan deezen is ze volstrekt blootgesteld: als de wind uit dien hoek sterk opsteekt, inzonderheid by nagt, veroorzaakt zulks een verschriklyk geraas: want de scheepslieden maaken zulk een geweld, en de honden aan land daar
| |
| |
op zulk een schriklyk geblaf, dat iemand, onkundig van de oorzaak, dit gerugt hoorende, zou denken dat de geheele Stad op 't punt van den ondergang was.
Het Serail van den Grooten Heer maakt eene aangenaame vertooning, wanneer men uit zee te Constantinopole komt, ter oorzaake van de schoone tuinen aan den waterkant. Het gebouw zelve is in geenen deele heerlyk, maar, in tegendeel, zeer eenvoudig, naar men het Paleis van een zo magtig Vorst zou verwagten. De Turken noemen het Padisha Serai, dat is 's Konings of 's Keizers Paleis, Sera betekent in 't algemeen eenig groot Gebouw; van dit zamengestelde woord, hebben de Westersche Christenen Seraglio of Serail gemaakt. Dit Paleis staat aan den mond der Haven, en op den eigensten grond van het oud Byzantium, juist daar de Bosphorus is: het haalt bykans drie mylen in den omtrek, en maakt eene soort van driehoek, wiens grootste zyde aan de Stad ligt, die de Bosphorus schuurt is ten oosten, en de derde, die den ingang der Haven maakt, ten noorden. De vertrekken zyn op den top des heuvels, en de tuinen beneden strekken zich tot de zee uit. De Stadsmuuren van hunne toorens bestreeken, loopen zamen aan de punt van St. Demetrius, en maaken den omtrek van het Paleis aan den zeekant. De vertrekken van het Serail zyn op onderscheide tyden gebouwd, naar de grilligheid der Vorsten en Sultanes, en het maakt dus veel eer een hoop huizen uit, zonder eenige orde of schikking aan elkander gevoegd, dan een vorstlyk Paleis. Ze zyn egter ruim, gemaklyk en ryklyk verçierd. De beste çieraaden bestaan niet uit schilderyen of standbeelden; maar uit Turksch schilderwerk, ingeleid met goud en hemelschblauw, afgezet met bloemen, landschappen, lofwerken, rollen, waar op men Arabische spreuken leest. De Marmeren kommen, baden en springende Fonteinen zyn het vermaak der Oosterlingen, zy plaatzen dezelve op de eerste
verdieping, zonder te vreezen daar door het gebouw te veel te zullen bezwaaren. Byaldien 'er eenige keurlyke stukken in het Serail gevonden worden, zyn ze 'er gebragt door de Afgezanten van vreemde Mogenheden, gelyk Fransche en Venetiaansche Spiegels, Persische Tapyten, Oostersche vaten en dergelyke. Men zegt dat de meeste tuinhuizen in het Serail door boogen geschraagd worden, onder welke de Oppassers, die de Sultanes dienen, hun verblyf hebben: dat zy doorgaans het bovenste gedeelte bewoonen, 't welk veelal met een looden Koepel bedekt is, of in een spits eindigt, waar op een ver- | |
| |
gulden Halvemaan staat. De balkons, de gaanderyen, de kleine prieeltjes, maaken de aangenaamste plaatzen deezer Vertrekken uit. Met één woord, neemt men het geheele Serail zamen, dan zal het beantwoorden aan de grootheid van den Heer; doch om 'er een heerlyk gebouw van te vervaardigen, was het noodig het nu getimmerde om ver te werpen, en van die bouwstoffen een ander Paleis toe te stellen.
'Er is nog een ander Serail, het Oude geheeten; hier in worden, naa den dood des Grooten Heers, alle zyne Sultanes opgeslooten, die daar het overschot haarer dagen slyten, in zynen dood te beweenen, of ook dien haarer kinderen, die menigmaal door den nieuw verkooren Sultan gewurgd worden. Mohammed de II bouwde 't zelve, de Turken noemen het Esqui-Serai. 't Wordt omgeeven door een muur, vier en twintig spannen hoog, en twee mylen in den omtrek, hier binnen zyn de vertrekken en tuinen. Men mag 'er niet in komen; de poort wordt bewaakt door Janitzaaren en Capigis.
De openbaare Gebouwen, en andere merkwaardige plaatzen, van Constantinopole, bestaan in de Bazars of Bezestins, waar men Koopmanschappen van allerlei soort verhandelt; de Caravanseraas, op de bekwaamste plaatzen der Stad tot markten aangelegd; de Hippodromus, of het Paardenplein, een langwerpig vierkant, vierhonderd schreeden lang, en honderd breed. Deeze was oudtyds vercierd met verscheide heerlyke cieraaden, waar van slegts drie Pylaaren over zyn, naamlyk de Hieroglyphische Pylaar, de witte marmeren Pylaar, en de koperen Pylaar. Ook heeft men 'er het Kasteel de Zeven Toorens, dus geheeten naar het getal der Toorens. 't Is gelegen in dien hoek der Stad, welke naast aan de Propontis komt, en een gevangenhuis voor de Staatsgevangenen, gelyk de Tower te Londen. Geen Vreemdeling mag 'er voet in zetten. Het gebouw is vyfhoekig, maar niet groot, en heeft geen gragt aan Stads zyde. Het schynt niet sterk genoeg, om voor een Kasteel te kunnen doorgaan; maar voldoet voor eene gevangenis. De Gouden Poort, ten tyde der Roomsche Keizeren, de grootste van Constantinopole, is nu binnen den omtrek van dit Kasteel. Deeze is vercierd met laagverheeven beeldwerk, op groote stukken uit marmer. Op de eene zyde ziet men den val van Phaëton, op de andere Hercules vegtende met een Stier, op de derde dien zelfden Held strydende tegen Cerberus, op de vierde Venus, komende om den slaapenden Adonis te zien, toegelicht door Cupido.
Hier nevens zullen wy nog eene korte beschryving voegen, van de Voorsteden van Constantinopole, indien ze zo mogen
| |
| |
heeten: want het zyn geen gebouwen die tot de Stad behooren, die in haare eigene Wallen beslooten ligt. - De eerste is Cassum Pacha, welke de gedaante heeft van een groot dorp. Hier is aan den westkant de plaats, waar de Schepen van den Grooten Heer gebouwd worden. Men vindt 'er honderd en twintig overdekte plaatzen, om de Galeijen in te bergen. De pakhuizen en werkplaatzen worden in goede orde gehouden, onder het opzigt van den Capitein Bassa. - Van deeze Voorstad gaat men over een begraafplaats na Galata, de schoonste Voorstad van alle, die voorheen de dertiende wyk uitmaakte. Dezelve is recht tegen over het Serail gebouwd, in dat kwartier, 't welk het Vygen-kwartier genaamd wordt. Dezelve ligt op den zuidkant van een zeer steilen heuvel, uitloopende in een voorgebergte, aan den noordkant der Haven. Vry goede wallen, bestreeken door oude Toorens, verdeedigen deeze Voorstad, en de huizen, daar binnen gebouwd, maaken eene vry goede Stad uit, die zeer volkryk is. In deeze Voorstad woonen meer Christenen en Jooden dan Turken; 't is de verblyfplaats der Kooplieden, die 'er een goede Bazar hebben. - Buiten de poort van Galata is eene andere Voorstad, Pera geheeten. De gelegenheid van Pera is zeer bekoorelyk: dewyl men van daar het gezigt heeft, op de geheele Asiatische kust, en het Serail van den Grooten Heer. De Afgezanten van Engeland, Frankryk, Holland en Venetie, hebben hun verblyf in Pera. - Van Pera gaat men na Topana eene andere Voorstad, by den ingang van het Kanaal der Zwarte Zee. De zodanigen, die een watervermaak willen neemen, gaan hier doorgaans scheep. Niet is verrukkender
dan het amphitheater, gevormd door de huizen van Galata, Pera en Topana, afloopende van den top der heuvelen na Zee. Topana is minder dan de twee andere. Scuteri, schoon gelegen aan de overzyde, op de kust van Asie, is desgelyks eene der Voorsteden van Constantinopole, de Straat is hier niet meer dan eene myl wyd. Dit is eene ruime en schoone Stad, en de eenige aan den Bosphorus, op de zyde van Asie. Zy is deels in eene vlakte, deels op een heuvel geleegen, vermaaklyk genoeg, boven al in den Zomer, van wegen de boomen en aangenaame vrugten. Daar zyn zeer goede Bazars of Marktplaatzen, in 't laagste gedeelte der Stad.
Het beroemd Kanaal, 't welk de twee schoonste Werelddeelen, Europa en Asie, van elkander scheidt, wordt doorgaans de Hellespont of de Dardanelles genaamd. De eerste naam is ontleend van Helle daar in verdronken, als zy na Colchis ging, met haaren Broeder phryxus, om het Guldenvlies te haalen; de
| |
| |
tweede stamt af van Dardana, eene oude Stad, met verre van daar gelegen, die reeds in de vergetelnis zou begraaven weezen; doch de vrede daar geslooten, tusschen mithridates en sylla, Veldheer der Romeinen, heeft dezelve daar aan ontrukt. Dit Kanaal loopt door eene schoone Landstreek, aan wederzyde geboord met vrugtbaare heuvels; waar op men nu Wynstokken, dan Olyven, en dan weder bouwland ziet. Wanneer men 'er in gaat, heeft men Thracie en de Grieksche Kaap aan de slinkerhand, Phrygie en Kaap Janisary aan de rechte. De Propontis, of de Zee van Marmora, doet zich in 't noorden op, en de Archipel laat men ten zuiden agter zich. De mond van dit Kanaal is vier en eene halve myl wyd, en wordt beschermd door de nieuwe Kasteelen van mohammed den IV, in den Jaare 1659 gebouwd, om zyne Vlooten te beveiligen tegen de aanvallen van de Venetiaanen, die in 't gezigt der oude Kasteelen dezelve aanklampten. De wateren, die door dit Kanaal loopen, komende uit de Propontis, zyn zo snelvlietende, dat men 'er niet tegen op kan vaaren, en wanneer de Noordewind opblaast, kan 'er geen Schip in komen; doch met een Zuidewind kan men 'er nauwlyks eenigen stroom bemerken. Men moet zich alleen voor de Kasteelen wagten; en nogthans zou deeze doortogt, zonder veel gevaars, overweldigd kunnen worden; de Kasteelen meer dan vier mylen van elkander liggende. Het Turksche geschut, hoe wreed het 'er ook uitzie, zou de Schepen niet zeer beschadigen; indien zy door eenen goeden wind zich begunstigd vonden. De schietgaten, voor het Kanon van deeze Kasteelen, gelyken naar de deuren van een Koetshuis: doch het Kanon, niet op Affuiten liggende, kan slegts ééns vuur geeven; en wie zou het durven waagen dezelve
te laaden, in het gezigt der Oorlogsschepen, wier volle laagen de muuren van de Kasteelen, die niet met aarde bedekt zyn, zouden verwoesten, en onder het puin, de Kanonnen en de Busschieters begraaven? Een half douzyn Bommen zou de zaak beslissen.
De Koopvaardyschepen, die van Constantinopole komen, leggen drie dagen stil, by het Kasteel, op den Asiatischen oever, om bezogt te worden, of zy ook Turksche Slaaven aan boord hebben; niettemin gaat 'er geen dag voorby, of de een of ander deezer arme schepzelen weet zich weg te maaken Geen Oorlogschip, van welk eene Mogenheid ook, is voor dit onderzoek bevryd, of 'er moet een uitdrukkelyk bevel van de Porte weezen. Dan 't is veel eer eene pligtpleeging dan een onderzoek.
De grootste langte der Zee van Marmora, tusschen het
| |
| |
Kanaal van Constantinopole, of den Bosphorus van Thracie, en dat van de Dardanelles, is omtrent honderd en vyftig mylen, en de grootste breedte omtrent vyf-en-veertig. De Lugtstreek is gemaatigd, aan geene strenge koude of steekende hitte onderhevig; 't welk te wege gebragt heeft; dat 'er oudtyds, aan beide kanten, zo veele beroemde Steden gebouwd zyn. |
|