Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 589]
| |
Briev van den heer De la Lande, over het verschil der waarnemingen, wegens de koude, in de maand january 1776, te Parys, op het observatorium van de Academie der Wetenschappen, en op dat der Marine.ZIe hier, Myn Heer, enige Berichten, enige aaneengeschakelde redeneringen, over het voorstel, dat ik gisteren in onze byeenkomst voordroeg. - Ik heb gezegt, dat het verslag van den Heer messier niet moest verworpen worden; ter oorzake dat hy ene Koude tekent, ten minsten, twee graden groter, dan die door den Thermometer van de Academie der Wetenschappen, op het Observatorium, aangewezen was, op ene meer verhevener plaats, aan de Lucht bloot gesteld zynde; dat dit verschil niet streed tegens de Wet der Natuurkunde; en dat men daarom noch de Waarnemers van onoplettendheid, noch hunne Werktuigen van enig gebrek, behoort te beschuldigen. - Laat ons, om dit te bewyzen, vooraf enige algemene bekende grondbeginzelen ter neder stellen. Het verschil der getemperdheden in ieder Climaat word geboren door twee zoorten van oorzaken. De eerste is de stand der Zonne. - Hier door is de Koude, ten tyde van den Winter Zonnestand, groter dan by dien van den Zomer; en zy is, in 't algemeen gesproken, gematigd omtrent de Nacht-eveningen. Indien deze oorzaak alleenlyk werkte, zou men de vermeerdering en vermindering der Warmte, voor elk Climaat, dagelyks kunnen aanwyzen. De beide Nacht-eveningen zouden ene gelyke getemperdheid opleveren. Benevens deze algemene oorzaak, komt ene menigte van byzondere Werkkrachten, waar van ik alleenlyk een klein getal zal bybrengen. Te weten, de Winden, welken in de bevrozen, of hete streken zyn doorgedrongen; de Dampen die zich uit den schoot der aarde opheffen; de Nabuurschap van zekere Meiren; die der Mynen; de menging der zouten met de Lucht, byzonderlyk die van het Salpeter, en eindelyk ene menigte van andere oorzakenGa naar voetnoot(*). Deze twede zoort van oorzaken, van het geval afhangende, verhindert den invloed van de uitwerkzelen der Zon, op de getemperdheden; zy veroorzaken, dikwyls, ene kleine kou- | |
[pagina 590]
| |
de in den Zomer-, en Warmte, by den Winter-zonnestand. - Nademaal nu deze oorzaken plaatslyk zyn, zo gebeurt het wel eens, dat men in twee punten, welke na genoeg by elkander, en op dezelvde breedte, gelegen zyn, een zeer verschillend Climaat ondervind. Gedurende den Winter van 1774 en 1775, had men ene scherper Koude te Languedoc en in Provence; terwyl de Thermometer van Reaumur te Parys, altyd was op 10, 12 en 15 gradenGa naar voetnoot(*) boven het Vriespunt. Overgaande van de breedte van Provence tot die van Parys, was 'er noodzakelyk eene vermindering van Koude; en zo men ene reeks van Thermometers geplaatst had, in de strekking van één der Meridiaanen, zou men by verscheiden ene aanmerkelyk onderscheid gevonden hebben. Gy ziet reets, Myn Heer, dat de ongelykheid der getemperdheden, in verscheiden Streken, de uitwerkzelen der Zonne verwart, en dat die verwarrende oorzaken aan geen order onderworpen zyn, noch ten opzichte van den tyd, noch ten aanzien van de uitgestrektheid der plaatzen. - Laat ons voortgaan. Men geloovt gemeenlyk, dat de Koude alleen de oorzaak van de Vorst, en by gevolg van de vermeerdering der graden van bevriezing is, om dat deze oorzaak de Vorst altoos vergezelt. - Maar de ondervinding bewyst, dat 'er zomtyds reets Ys is, eer dat de Koude op den gemenen graad van bevriezing komt; en dat 'er ook zomtyds geen Ys is, wanneer de Koude, verscheiden graden, onder het punt van bevriezing is: het geen de Natuurkundigen heevt doen besluiten, om de Verandering van het vloeibare in Ys, aan ene byzondere oorzaak toe te schryvenGa naar voetnoot(†). Hoe het zy, 't is onbetwistbaar, dat de Lucht eensklaps kouder wordt, door de invoering van, of vermenging met zekere vreemde Lichamen, en byzonderlyk door middel der | |
[pagina 591]
| |
Zouten. - De Heer de mairan schryvt aan het vlugtige Salpeter, dat zich straks in de Lucht verspreid, toe, de verkoeling, welke zomtyds in den Zomer gaat tot het bevriezen van de Wateren der Rivieren. Ook is de warmte der Aarde ene oorzaak van de verhaasting der bevriezing, gelyk de volgende Proeveneming bevestigt. Doet zout, gemengd met sneeuw in een pot; stel in het midden eene dunne vaas, gevuld met water; en zet dit alles op een Konfoor met vuur, zo zult gy, op de oppervlakte van het water van het glas, ys zien maaken, naarmate de sneeuw en het zout smelt. Gy kent de wyze, om van zap van vruchten Ys te maken; zonder de vermenging der zouten met het Ys, zal 'er geen bevriezing zyn. De menging der Delvstoffen (Mineralen), of van het Salpeter met de Lucht, is dan ene genoegzame oorzaak van de stolling der vloeistoffen. - Zulks nu geschied in den Dampkring by toeval, en ongelyklyk. - Ene lucht-colom, die met veel Salpeter bezwangerd is, kan zich bevinden aan de zyde van ene colom, die 'er minder van bevat. Als dan zullen de Horizontale punten, die met de eerste colom overeen komen, veel kouder zyn, dan die, welke zich onder de twede bevinden. Gevolglyk zullen ook de Proev-Thermometers, hoe weinig afstand de ene van den anderen moge hebben, ene verschillende getemperdheid aanwyzen. - Zie hier wat my gebeurd is. Den 28 January, laatstleden, nam een myner Vrienden, hebbende drie Thermometers van reaumur, met Spiritus gevuld, gelyk geplaatst tegens het Noorden, maar niet op dezelvde lyn, dezelve om zeven uren des morgens waar. - Alle drie tekenden 13½ onder het Vriespunt; ik kwam by hem ten elv uren, en zag 'er twee op 11 graden en de ander op 10½; - ten vyv uren stonden zy op 8--8½-- en 9 gradenGa naar voetnoot(*). Ik ben niet aansprakelyk voor de volkomenheid van deze Thermometers, maar zy verdienen geloovbaar te zyn, door de vergelyking van hunne wederkerige betrekkingen. Men heeft hier uit af te leiden, dat de drie Lucht-Colom- | |
[pagina 592]
| |
men, die met de Thermometers over een kwamen, des morgens om zeven uren, allen gelykelyk koud waren; dat om elv uren maar alleenlyk twee, en om vyv uren, des avonds, alle drie op een ongelyken trap gekomen waren. - Dit geschied waarschynelyk, door de ongelyke vermenging van ene der twede zoort van oorzaken der Koude; by voorbeeld, door het Salpeterachtig Zout, door een scherpachtig Vitriool, of anders, door den Wind voortgedreven, gelyk men zomtyds Zand, Graan en Insecten ziet verstrooien. - En hier uit volgt dan, dat men met geen juiste nauwkeurigheid kan bepaalen, welk ene getemperdheid 'er plaats heeft in ene gegeven uitgestrektheid van grond. - Men moet des een middenpunt nemen, tusschen verscheiden Waarnemingen, die ten gelyken tyde gedaan zynGa naar voetnoot(*). g.h.e. |
|