Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 581]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen betrekkelyk.Verhandeling over den oorsprong en het voorwerp der verborgenheden van Ceres, te Eleusis.
| |
[pagina 582]
| |
van hoe veel aangelegenheids voor hun de velden van Eleusis waren, en verzuimden niets, om 'er den Landbouw te doen bloeien. Met dit inzigt stelden zy plegtige Feesten in, aan dien Landbouw toegeheiligd. Elk jaar zag men, terstond naa den Oogst, de Atheners, in grooten getale, met alle pragt en zwier van staatlyk feestgebaar, in de ryke vlakten van Eieusis, den Goden dank betoonen voor de goederen, die zy hun schonken, door de Uitvinding des Landbouws, en, met het arbeidzaam Volk van Eleusis, die broederlyke gemeenschap onderhouden, welke alle trotsheid der Stedelingen deedt verdwynen, en zonder welke zy niet zouden hebben kunnen bestaan. - Deeze Plegtigheden, bekleed met alles wat de Feesten schitterends en de Godsdienstpleegingen eerwaardigs hadden, deeden den Landbouwer groot in zyne eigene oogen worden; zyne Meesters vertoonden zich als zyn Vrienden en Beschermers, en dit verbondt hem aan 't Landleeven. Zyn arbeid werd hem ligt; zyne moeite hem geen last; zyn leeven eene aaneenschakeling van rust en vergenoegen; hy vreesde niet, dat een Schattingheffer hem het beste zyner goederen zou ontneemen; nooit zag men een bedroefd en nooddruftig Gezin van honger en elende vergaan op den akker: en de velden van Eleusis verlooren, in een reeks van eeuwen, niets van derzelver eerste vrugtbaarheid. De Verborgenheden van Eleusis waren, derhalven, ingesteld om der Godheid dank te zeggen voor de weldaaden den Volke geschonken, en de gezegende gevolgen van den Landbouw, ten voordeele van den Staat. Zy hadden teffens ten oogmerke de Menschen te leeren, een goed gebruik te maaken van die zegeningen, en daar door zich waardige voorwerpen te maaken van volgende gunstbetooningen, en bovenal de straffen te ontvlieden, die de boozen, naa dit leeven, te wagten stonden. Men zag 'er, eindelyk, een wonderlyk middel in, om al het Volk te veréénigen door de nauwste banden van vriendschap en eendragt, als mede, om de Liefde tot het Vaderland in te boezemen. Men besluite hier uit, in geenen deele, dat de Godsdienst een vond is der Staatkunde, en een instelling der Overheden; zy waren het niet die de vrees der Goden inboezemden, en de hoop op een beter leeven in de harten ontvonkten. Men wagtte de besluiten des Raads, noch de bevelen van een' Vorst af, om van de Goden eenen overvloedigen Oogst af te smeeken, en een vrolyken dans te huppelen, rondsom een Land met ryk belaaden graan bezet; de Wetgeevers en de | |
[pagina 583]
| |
Prinssen vonden deeze zaaken reeds ingesteld; de Mensch hadt de beginzels van Godsdienstigheid in zyn eigen hart, en zy deeden niets anders dan die gevoelens tot het hoogste goed rigten, en bedienden 'er zich van, om het geluk der Menschen te vestigen. Welk een geluk, was men nooit van dien weg afgeweeken! Naar maate men meer vervreemdde van de eenvoudigheid der eerste eeuwen, werd het Feest der arbeideren van Eleusis belaaden met een groot getal plegtigheden, welke ongerymd toeschynen aan de zodanigen, die des hebben willen oordeelen, zonder zich over te brengen in de tyden, waar in zy te voorschyn kwamen, en zonder zich een nauwkeurig denkbeeld te vormen van het oogmerk, tot 't welk zy strekten. Twee zinnebeelden bovenal, die de meeste betrekking tot vrugtbaarheid hadden: en aangezien worden als zintekens van de Godheid, de bron des leevens, en niets dan 't geen eerwaardig was, vertoonden, aan de oogen der vroegste Volken, maakten dat men deeze Verborgenheden afschilderde als schoolen van onbetaamlykheid en ontugt, wanneer men derzelver instelling uit het oog hadt verlooren. Deeze Verborgenheden waren den Grieken niet byzonder eigen: zy hadden ze gemeen met de Thraciers, de Cretensers, de Egyptenaars, de Syriers, de Druiden: deeze laatsten vierden op een eiland, digt by Brittanje, ter Eere van ceres en proserpina, dezelfde Feesten als die in Samothracie in gebruik waren. Men ontdekt eene zeer groote overeenkomst tusschen de Egyptische Plegtigheden in het vieren der Verborgenheden, en die van andere Volken. De stilzwygenheid en geheimhouding, omtrent de Verborgenheden waargenomen, strekten ten grondslage van de Egyptische onderwyzingen. De onthouding van Visch en van Boonen hadt in Egypte plaats: ook was het daar eene gewoonte, om het Plegtige der Verborgenheden tusschen twee steenen taselen te bewaaren. De Mosaische Wet was, gelyk men weet, op steenen tafelen gegraveerd; doch deeze behelsden leefregels, geene Verborgenheden. Nimmer blonk de roem der Verborgenheden met meerder luisters, dan wanneer de Romeinen de Volken onder hun Juk hadden doen bukken, en zelve laage en kruipende Zielen geworden waren van doldriftige Oppervorsten. 't Is in deeze Verborgenheden, dat de zieltoogende vryheid eene vry-en schuilplaats zogt, in dezelve hoopten de Menschen heul en troost tegen de rampen, die hun drukten, te vinden; zy wa- | |
[pagina 584]
| |
ren het door welke de goede orde, overal verbannen, zich wilde staande houden; zy deeden de Stervelingen hoopen dat dezelve, ten eenigen tyde, zou hersteld worden. De Ingewyden verklaarden zich tegen de jammerlyke gevolgen van de wanorde, die de gedaante van het Menschdom droevig veranderd hadt; tegen de dwaasheid der overheerschende Staatsbestuuren, op niets anders bedagt dan op vernielen en verslaaven; tegen de dwarsboomen en hinderpaalen, dwaaslyk gesteld aan de vryheid der Menschen en der Volken; tegen die byzondere gesteldheid der Staaten op zich zelven, die, naa alles verdelgd te hebben, wat niet tot dezelve behoort, ten oorzaake strekt, dat zy een einde neemen door eigen verdelging. Men prees, in de Verborgenheden, aan, de Ouders te eeren; de eerstelingen der vrugten des aardryks, den Goden op te offeren; zich te onthouden van alle wreedheid tegen de Dieren, en bovenal den Os niet te slachten, als zynde eenigzins 's Menschen metgezel in den Landbouw; geen Vrugtboom te vernielen; geen put of bron te bederven en dergelyke. Deeze Wetten preezen zich des te meer aan, om dat zy geene afgetrokkene en bovennatuurkundige zaaken betroffen, maar zigtbaare voorwerpen; voorwerpen van de hoogste noodzaaklykheid, die niet verzuimd konden worden, of men schondt onvermydelyk de pligten aan de Maatschappy verschuldigd, en bragt eenen slag toe aan 't geen geschikt was tot aller voordeel te dienen. Men heeft voorgewend, dat de Verborgenheden ingesteld waren om de denkbeelden, welke het Volk zich van de Goden des Heidendoms vormde, te vernietigen, en te doen zien, dat die Goden alle Menschen geweest waren, vergood, wegens de diensten den Menschdomme toegebragt. Doch, om dit aan te neemen, zou men des bewyzen in de oudheid moeten vinden, 't welk onmogelyk is, dewyl de Oudheid nooit Menschen vergood heeft: alles wat men daar van zegt, zyn dwaalingen, veroorzaakt door de onkunde waar in men was, ten opzigte van den aart en de verbloemde taal der Ouden, wier uitdrukkingen men naar den letter opnam: en om dat men over de Oudheid wilde oordeelen, naar 't gedrag, 't welk de Romeinen hielden, omtrent hunne overledene Keizers. Cicero kan geloofd hebben, dat de Verborgenheden van alle Volken strekten om de Goden aan te merken als | |
[pagina 585]
| |
dappere, beroemde en magtige Mannen, die Godlyke eere, naa hunnen dood, verworven hadden, en dat deeze Mannen de Goden waren, die ten voorwerpe dienden van eerbiedenis, en aanbidding. Maar die Redenaar schreef in een' tyd, toen men niet rechtmaatig kon oordeelen over deeze stukken: om dat men den draad, noodig ter ontwinding van het kluwen der Allegorien, en bykans de kennis der geheele Oudheid, miste. Is men tot dwaalingen, omtrent het oogmerk der Verborgenheden, vervallen, het is om datmen zich heeft laaten misleiden door het denkbeeld aan het woord Verborgenheid gehegt: zich diets maakende, dat het eene vreemde Leer betekende, strydig met de algemeen aangenomene denkbeelden, die daarom, en daarom alleen, als een groot geheim moest bewaard worden uit vreeze dat ontdekking het Volk zou oproerig maaken. Die dit stellen, hebben niet in aanmerking genomen, dat zy eene ongerymdheid staande hielden: 't is, by voorbeeld, onmoogelyk, in het Atheensche volk, 't welk geheel deel nam in de Verborgenheden van Eleusis, twee volken te stellen; het ééne ingewyd, 't welk maar één God erkende, en alle andere Goden voor vergoode Menschen hield; het andere onheilig, 't welk alles vergeetende wat zy als ingewyden geleerd hadden, die zelfde Menschen als Goden aanbadt. Ik weet wel, dat de Menschen zichzelven dikwyls bedriegen, en onovereenbrenglyke voorstellen als waarheden aanneemen; doch, in dit geval, zou de tegenstrydigheid al te lomp en onverdraaglyk geweest zyn. Zulks zou de Atheners het Volk en de Overheden tot krankzinnigen maaken. In de daad de Verborgenheden waren te Athene het deel niet van eenige bevoorregtten; ze werden door 't geheele Volk gevierd. Warburton zelve stemt dit toe, als hy schryft. ‘Binnen kort werden de Verborgenheden zo talryk, in de menigte die haar omhelsden, als in de Gewesten en Landschappen, waar in zy verspreid werden: Mannen, Vrouwen en Kinderen liepen om ingewyd te worden. Dus vermeldt ons apulejus den staat der Verborgenheden ten zynen tyde: Eene menigte van Mannen en Vrouwen van allerlei jaaren, in de heilige Godsdienstigheden ingewyd, vloeijen te zamen. De Heidenen schynen, gelyk wy zien, de Inwying zo noodzaaklyk geagt te hebben als de Christenen den Doop. En dat de Ge- | |
[pagina 586]
| |
woonte van Kinderen in te wyen algemeen geweest is, blykt uit deeze plaats van terentius.’
Ferietur alio munere, ubi hera pepererit,
Porro autem alio, ubi erit puero natalis diés,
Ubi initiabunt.
‘Dat is: Een ander geschenk zal hy hebben, wanneer de Vrouw gebaard heeft; een ander wanneer de Jonge jaarig is; wanneer by zal worden ingewyd. Ja zy hadden zelfs dezelfde Bygeloovigheid in deeze Inwying te laaten bedienen, welke zommige Christenen ten opzigte van den Doop gehad hebben, om naamlyk dezelve, tot het aannaderen van den Dood, uit te stellen: dus zegt de eerlyke Landman trygeus, in het Blyspel van aristophanes, de Vrede genaamd. Ik moet nog worden Ingewyd, voor dat ik sterveGa naar voetnoot(*).’ Donatus merkt aan over de aangehaalde plaats uit terentius, dat dezelfde gewoonte ook omtrent de Samothracische Verborgenheden plaats hadt. ‘Terentius,’ zegt hy, ‘volgt apollodorus,’ by wien men leest, ‘dat de Kinderen op het Eiland der Samothraciers, van zekeren tyd af aan, naar de wyze der Atheners, werden ingewyd.’ Plato doet socrates betuigen, ‘dat de Instellers der Verborgenheden, wie zy ook mogen geweest zyn, zeer bedreeven waren in de kennis der Menschlyke Natuure.’ - Ceres heeft, naar 't zeggen van isocrates, ‘den Atheneren twee geschenken van het hoogste aanbelang verleend, door hun den Landbouw te leeren, die hun van het wilde en woeste leeven verloste; en door het vaststellen der Verborgenheden, die den Ingewyden leerden, de aangenaamste denkbeelden te vormen van den dood en de eeuwigheid.’ Cicero merkte de Verborgenheden aan, als van de grootste nutheid voor den Staat: dewyl men daar de rechte beginzels des leevens leerde, en middelen aan de hand kreeg, om, in dit leeven, gelukkig te zyn, en te sterven, met de hoop eens veel gelukkiger leevens: zo dat hy, in die zelfde Wet, waar in hy de nagtofferanden, door de Vrouwen toegebragt, verbiedt, de Verborgenheden van ceres en de Offeranden | |
[pagina 587]
| |
voor de goede godinne, heilig en eerwaardig noemt. - Hy ontveinst niet, dat ze aanleidinge gaven tot schendige misbruiken: dewyl men ze des nagts vierde; en berigt ons dat de Blyspeldichters van zyn' tyd, of de Schryvers van het Nieuwe Blyspel, het doorgaans, in hunne Stukken, op deeze misbruiken, gemunt hadden, en het tooneel hunner Aanslagen op een Godsdienstig Feest of het houden der Verborgenheden stelden; doch hy bevondt, buiten twyfel, dat het goed, door de Verborgenheden veroorzaakt, het kwaad wel kon opweegen. Keizer adrianus zogt deeze misbruiken te weeren; en maakte, ten dien einde, verscheide schikkingen raakende het vieren der Verborgenheden. Maar, dewyl men voortvoer met deeze misbruiken, werd theodosius te meer geraaden de geheele vernietiging te beveelen van die Verborgenheden, welke valentinianus, naa dezelve afgeschaft te hebben, hersteld heeft, op het dringend aanhouden van pretextatus, Voorburgemeester in Griekenland; een Man, volgens het getuigenis van zozimus, met alle deugden van een Staatsman en Burger bekleed. 't Is waar, valentinianus hadt bevolen de Verborgenheden op den ouden voet van zuiverheid en eenvoudigheid te brengen, 't geen misschien niet werd naagekomen, schoon de Heidenen, toen voor 't oplettend oog der Christenen blootgesteld, meer reden hadden tot het in agt neemen der welvoeglykheid, dan toen zy alleen in de wereld meester waren. Wy moeten niet nalaaten hier eene plaats by te brengen uit plutarchus, die een groot licht verspreidt over den hoogen ouderdom der Verborgenheden. ‘Het denkbeeld,’ schryft hy, ‘dat het Heelal niet gevormd is door een los geval en zonder een Verstand, 't welk 't zelve bestuurt, in alle de omwentelingen, is zeer oud; de Uitvinder daar van onbekend. De Dichters en de Wysgeeren hebben het van de Oude Wetgeevers en Godgeleerden ontleend. Het geloof hier van is vast gegrondvest, niet alleen in de overlevering en onder 't gemeene Volk; maar ook in de Verborgenheden, en de heilige Verrigtingen van den Godsdienst, zo onder de Grieken als onder de Barbaaren: het is over de geheele aarde verspreid.’ Pythagoras erkende, naar luid van 't berigt, ons door jamblichus medegedeeld, in de Verborgenheden van orpheus, in Thracie gevierd, geleerd te hebben, ‘dat | |
[pagina 588]
| |
de eeuwige zelfstandigheid des getals het Verstandig beginzel was, des Heelals, der Hemelen, der Aarde, en der gemengde weezens.’ En cudworth heeft ten vollen beweezen, dat de Egyptenaars, in hunne heimlyke Plegtigheden, het leerstuk van gods Eénheid leeraarden. Hoe meer men zich, met warburton, bevlytige, om te toonen dat het oogmerk der Verborgenheden ware, de Eénheid van den Schepper des Heelals te leeraaren, en het denkbeeld af te ligten van alle Beeldspraak, ten opzigte van ceres, proserpina, en de overige Goden van den tweeden range, hoe meer men ons groot grondbeginzel zal bewyzen, dat de gansche Mythologie zinspeelend was: zonder zulks zou het onmogelyk geweest zyn, het Heidendom en de Verborgenheden ten zelfden tyde in stand te houden; tusschen deeze twee zou men dien zelfden stryd hebben zien ontstaan, als tusschen het Heidendom en de Christenen. Door dit punt van éénigheid, tusschen de Verborgenheden en het Heidendom, niet in opmerking te neemen, heeft warburton, hoe diep eene geleerdheid hy ook bezitte, zyn Stelzel over de Verborgenheden de behoorelyke vastheid niet kunnen geeven. Het is derhalven geenzins te verwonderen, dat hy, naa zich beroofd te hebben van het behulp der verbloeminge, de oudheid niet heeft kunnen verklaaren op eene voldoende wyze, en geschikt om alle zwaarigheden weg te neemen. De Verborgenheden waren met de daad niet ingesteld, om de Eenheid van God, de Leerstukken van de Schepping, van de Voorzienigheid, en een Toekomend Leeven te leeren; maar om die groote Waarheden voort te planten; waarheden ten allen tyde erkend, en, gelyk plato het uitdrukt, van het oudste Woord ontvangen. Zy waren teffens ingesteld om dezelve de Menschen, by aanhoudenheid, te herinneren, en hun een punt van verééniging te geeven, 't welk hun deedt letten op de onwaardeerlyke voordeelen der Maatschappye, en voelen hoe ongelukkig men zou weezen zonder de Wetten van Orde; van die Orde, welke niet willekeurig is, en van de grilligheid eens Wetgeevers niet kan afhangen. |
|