Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAlleenspraak van den deserteur,
| |
[pagina 569]
| |
sints zyne tedere jeugd verlooren had; en, terwyl men bezig is elkander het innigste gevoel, wegens zulk eene gelukkige ontmoeting te betuigen, de stem te moeten hooren, van eenen, die my dat allereisselykst vonnis aankondigt: ‘Binnen een uur moet gy sterven; binnen een uur moet gy verlaaten, al het geen u op de Waereld lief is.’ - Fortuin! ach, hoe nietig, hoe ydel, hoe wisselvallig zyn uwe gunstbewyzen! Wanneer wy u het meest noodig hebben, keert gy ons den nek toe. Maar, terwyl ik hier myn lot beschouw, loopt de overige tyd van myn leeven vast heen: - hy spoeit ten einde; nog maar weinige oogenblikken en Durimel zal 'er niet meer zyn. - Tederbeminde Wederhelft! eer de Zon de westerkimme ingaat, zult gy reets Weduwe zyn; ik zal de traanen, de bittere droefheid, waar in gy zult storten, als ik myn laatst vaarwel aan u zal gegeeven hebben, niet zien..... Hemel! hoe teder zal dat afscheid zyn!... hoe ... ik beef, - myne ziel zal 'er onder bezwyken.... Zy zal wankelen, indien de groote Ziel myns Vaders de myne niet ondersteunt.... maar, ik vrees, zy zal ook zwichten, als wy elkander voor 't laatst zullen omhelzen.... Zou hy aan de Soldaaten het teken kunnen geeven, om my dood te schieten? - Neen; - Ja; hy zal het kunnen doen; doch hy zal te gelyk schikking maaken, dat men ook hem van het leeven beroove.... Maar welk eene akelige stilte omringt my! - Alles schynt te weergalmen van myne droeve klachten; - my dunkt, ik hoor de Krygslui reets; - roept myn Vader niet alrede aan het hoofd van 't Leger: ‘Soldaaten, Hy, wien gy hier ziet.... weet allen, dat hy myn Zoon is. Slagt nu twee offers te gelyk....’ Waar blyft Clarissa? Zou zy haar Echtgenoot ter dood kunnen laaten leiden, zonder hem voor 't laatst te omhelzen? - Waar is myn Vader? - Ach, men schynt een ongelukkigen te vermyden, te ontvluchten.... Deeze eenzaame stilte is my reets een dood.... Dat ik deeze weinige oogenblikken aan u, ô Hemel, konde opofferen!.... Bestierder van myn lot, mogt ik ze aan u toewyden! Ondersteun my in die akelige oogenblikken, die my te wagten staan.... Nu schynt het tydstip van myn dood haast te naderen.... eene ongewoone beweeging myner Ziele voorspelt my, dat myn Vader op weg is.... Kom, dat ik my nu standvastig draage! Helaas! lieve Clara! daar is toch niets dan scheiden voor ons te wagten.... een kort afscheid is voor | |
[pagina 570]
| |
u en my het best.... Troost u; gy zult maar korten tyd Weduwe blyven.... Wy zullen elkander weder zien.... Nu voel ik my tegen den dood gehard... nu is 'er niets meer, dat my aan de Waereld bind.... Waar blyft gy Vader! - Ach, wist gy dat ik nu bereid ben om als een held den dood te trotseeren; - maar wat is het verschrikkelyk, het leeven in deszelfs bloei te verlaaten! te sterven wanneer men op het punt staat om gelukkig te worden! wanneer een Vader, eene Minnares.... Myne aandoeningen neemen de overhand... Hemel! hoe weiffelende is myn moed! ... ik ben een mensch, een zwak mensch..... Daar hoor ik de Trommel; het Volk staat reets in gelederen; men zal my reets wachten. - Op het oogenblik moet myn Vader komen. - Daar zie ik hem - en met hem.... myne Echtgenoote.... Ach, wat zal dat zyn.... ô Hemel, ondersteun my, of ik heb alles te duchten.... Ik zal my kloekmoedig houden; zie, hoe zyne verheven Ziel in zyn weezen schittert; myne hand beeft niet meer.... neen.... ik zal my aan de wegen van den algemeenen Weldoender onderwerpen. - Ik ben een Krygsman; ik zal toonen dat ik als een Krygsman, en Christen, sterf; de ongeloovige beeve! ik zal niet beeven; ik zal ten grave daalen, om 'er onsterflyk uit op te staan.... Vaar eeuwig wel Clarissa.... noch eens vaar wel.... Kom, myn Vader; daar is het Leger geschaard; hier is de ingang. Niets, niets belet my meer. Ik zal u den weg wel wyzenGa naar voetnoot(*).
g.h.e. |
|