Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 561]
| |
Verslag wegens het beslaan der paarden, byzonder in Poolen, om te beletten, dat zy niet op het ys glijen.(Uit de Voyage Manuscript de l'Europe, par m. pingeron.)
DE Noordsche Volken, en zo ook die van het Oosten, zyn zelden gewoon hunne Paarden te beslaan. De grond dier Landstreeken, welke byna overal zandachtig is, schynt hen te noopen, om dit allernuttigst Dier aan geen banden te leggen. De Turken echter beslaan zomtyds hunne Paarden, en hebben zelfs een zeker zoort van yzer-beslag in gebruik, dat hen byzonder eigen is; en 't welk in een Land, daar de wegen met Straatsteenen of Keien geplaveid zyn, niet zou kunnen dienen. - Hun Hoefyzer bestaat alleen in een zoort van yzeren Plaat, van eene ovaalachtige gedaante, die, boven het hoorn van het Paard verheeven, naar de kwartieren allengskens vermindert. Men boort in deeze Plaat een lang rond gat, dat meer of minder groot is, naarmaate van des Paards Voet. De ongelegenheden van een soortgelyk beslag zyn te merkbaar, dan dat men 'er zich langer mede zoude ophouden; of het zelve in eenig ander Land aanraaden. Meerder opmerking verdient de gewoonte der Poolen, welken hunne Paarden zelden anders, dan aan de Voorvoeten, beslaan; en zich meerendeels van zodanige Hoeven bedienen, als waar van men in 't overige van Europa gewoonlyk gebruik maakt; doch waaromtrent my, met opzicht tot de Paarden, die zy geduurende het Wintersaisoen gebruiken, het volgende onderscheid is voorgekomen. - De Kalkoenen waren wat meer dan gewoonlyk verheven; en derzelver gedaante was eenigermaate hoekig; de eene stond in de gewoone richting onzer Kalkoenen; maar de andere was geplaatst, evenwydig met eene lyn, welke door den top van de hoeve doorging, en dezelve in twee gelyke deelen deelde. - 't Is ligt te begrypen dat een Paard, 't welk dus beslagen is, zich, als het zyn poot op het ys zet, in het ys kramt, op eene wyze dat het niet kan glyen. Vermits de twee holligheden, die de Kalkoenen maaken, in twee verschillende richtingen zyn. Ik heb Paarden, dus aan de vier pooten beslagen, met de grootste vastheid over de gladde Sneeuw zien ryden; terwyl die geenen, welken indiervoege niet beslagen waren, zeer dikwyls vielen. Ondertusschen is 't vry duidelyk te bemerken, dat deeze beschreven manier van beslaan, evenwel, aan eenige zwaarigheden onder- | |
[pagina 562]
| |
hevig is; vooral by Paarden, die gewoon zyn te stryken: het zou denzulken zelfs in 't geheel niet voegen. - Het behoort tot de oplettendheid van den Paardensmit, de gevaaren voor te komen, en wel te onderscheiden, in welk een geval, dit of dat Paard by voorkeur deeze Kalkoenen nodig heeft, boven die Ysnagels, welken de voeten der Paarden bederven; en die vastheid niet hebben, welke de Kalkoenen, waar van wy spreeken, hun geeven. Al de Konst bestaat in de wyze, op welke zy geplaatst zyn: en, als dit naar eisch geschied, verklaart zich de ondervinding tot derzelver voordeel, uit hoofde der nuttigheid. Het sta my vry hier nog eene bedenking te maaken, over het beslaan der Paarden, dat eene laatere uitvinding is, dan men zich veelal verbeeldtGa naar voetnoot(*). Het beslaan, schoon het in veele Landen, daar de wegen bestraat zyn, volstrekt noodzaaklyk zy, is altoos nadeelig voor den pronk van het Paard, door het overtollige gewicht, dat het veroorzaakt. Het uitwerkzel hier van is zo veel te krachtdaadiger, om dat de Hoeven, geplaatst zynde aan het uiterste van des Paards voeten, die men heeft aan te merken als hefboomen, medewerken, om het Paard des te meer te vermoeien, 't zy in de schouders of in de heupen; byzonder na een langen tocht. Daar benevens kan men ook niet wel twyffelen, of het hoorn zich, na een langen loop, op eene gevoelige wyze uitbreidt, en dat deszelfs inhoud een weinig vermeerderd word; vermits de ondervinding doet zien, dat de voet, wanneer men 'er eenige Spykers uittrekt, terstond meerder op zyne rust is, en dat het Dier zich veel spoediger verligt voelt. - De Turksche, Tartaarsche en Poolsche Paarden, met welken die Volken in hun Land reizen, en dertig Fransche mylen op éénen dag afleggen, zyn niet beslagen; doch als men door Silesie trekken wil, waar men bergen en steenklippen ontmoet, vind men zich verplicht dezelven te beslaan; men kan 'er, buiten dat, dien dienst niet van eischen, welken zy ons anders kunnen bewyzen.
g.h.e. |
|