| |
De toverzweep.
Of een schets van characters op den weg ontmoet, door John Buncle den Jongen.
(Uit het Engelsch.)
ALlen, wie het moge raaken, zy bekend, dat ik de jongste Zoon ben van den Edelman john buncle, Wonderlyker Gedagtenisse. Myn Vader droeg zo veel zorge voor myne Opvoeding als zyne zugt tot rondzwerven, in het zoeken van avontuuren, wilde toelaaten. Myn zwaklyke lichaamsgesteltenis, in myne vroegste jeugd, maakte het noodzaaklyk, dat ik een reisje door 't land deed. Ik beloofde eene Jonge Juffrouw, door my langen tyd met geen onverschillig oog beschouwd, een getrouw berigt mede te deelen van myn wedervaaren. Myn oogmerk was na Derbyhire te gaan, en, dewyl ik een' dag by een Vriend te Uxhridge zou doorbrengen, oordeelde ik het raadzaam, my, 's agtermiddags na die Stad te begeeven, om my dus allengskens aan de moeilykheden van hetreizen
| |
| |
te gewennen. Ik moet myn' Leezer vooraf onderrigten, dat ik een Toverzweep bezat, met het wonderlyk vermogen, om allen, die voorby gingen, op het oogenblik dat ik ze daar mede aanraakte, van alle vermomming, die hun uiterlyk voorkomen dekte, te berooven. Hier door vond ik my in staat, om in 't binnenst des harten te zien, terwyl het bezig was met een bolwerk van uitwendig Voorkomen op te rigten, om zich te beter te dekken, en alle de begunstigde gebreken en dwaasheden te verbergen.
Hoe weinig, sprak ik by my zelven, kunnen wy afgaan op het berigt, 't welk uitwendig vertoon ons geeft, of van Menschlyk geluk, of van hun weezenlyk Character! 't Is zeer mogelyk, dat de jonge koetzier het veel beter hebbe onder zyn livreyrok, dan de Mevrouw, die hy rydt, in haar cierlyk gewaad, en gezagvoerend voorkomen! - Ik wil 'er de proef van neemen. - Ik liet myn Zweep nederdaalen - myn Zweep, die ik, uit hoofde van haare behendigheid, geheime werking en kragt, hooger agt dan de Kap van een Bezweerder, dan de Ring van een Tovenaar, en de Toverroede van een Waarzegger - de koorde sloeg om een der spaaken van het wiel, zo als de koets my voorby reedt.
De Mevrouw hadt, op 't uiterlyk voorkomen, een zeer eerwaardig aanzien. Ik kwam in bekooring om te gelooven, dat zy eene Godsdienstige Matroone was, die, naa vrywillig asstand gedaan te hebben van haare plaats in den vrolyken kring der Jongejufferschap, aan haare Kleindogters, alle de ydelheden der wereld vaarwel gezegd hadt, en nu voorts de Morgen- en Avondgebeden vlytig bywoonde, en den dag besteedde in het maaken van Elixters, Dranken, Poeijers, en Pleisters voor de zieken en gewonden, en andere liesdewerken van dien aart.
Maar het sinert my te moeten zeggen, dat myn Toverzweep, in dit geval, zich een vyandin van de Liefde verklaarde. Deeze ontdekte my, dat die Mevrouw, schoon zy eene bevallige deftigheid van voorkomen hadt, dit alleen tot een masker diende van de misvormde trekken haars characters, 't welk bestondt uit coquettische ydeltuitigheid, trotzen hoogmoed, en grommende ontevredenheid. Haare Kleeding was gemaakt jeugdig; en haar schoone Boezem, welke zy, aan elken voorbyganger, zonder eenige agterhoudenheid, liet zien, trof my, als een liefhebber der oudheid, met soortgelyken eerbied, als ik een trommel zou beschouwen, die menig een veldtocht in de oorlogen, door marlburg gevoerd, hadt bygewoond. Een Gebedeboek, en eene Verhandeling over 't bewaaren der Schoonheid, lagen aan haar eene zyde, en een vles met Circassisch Water stondt aan haare andere zyde; in haare hand hadt zy een Knooptuigje, en op haar' schoot lag een zakspiegeltje. Dit nam zy verscheide maalen op, en lag het weder neder, met een wonderlyk mengzel van weltevredenheid en norsheid in haare weezenstrekken. De rede
| |
| |
hier van was, dat de Trotsheid haar eenige overblyfzels van een schoon Gelaad toonde, doch de waarheid ontdekte haar eenige trekken, die zy niet wenschte te zien. Zy zag, en zy zag het met diepgaanden weedom, dat de ruwe hand des Tyds zich bezig gehouden hadt, om eene grysheid te verspreiden, over haar voortyds kastanje bruin hair. Zy voelde, en zy voelde het met grievende smerte, dat die zelfde averechtsche Werkmeester rimpels in haar voorhoofd hadt gemaakt. Menigmaal, in de daad, hadt zy zich bevlytigd, om dien ouden werkman in zyn arbeid te slooren: en verbeeldde zich vergeessch, door 't behulp van smeeringen, poeders, kammen, waters, en reukwerken, zyne ongemanierde poogingen gelukkigen wederstand gebooden, en het scherp zyner werktuigen verstompt te hebben. Weezenlyk was al haar bedryf niets anders dan die te meer scherpen. Dikwyls poogde zy, door zagte en sleemende toonen, en gemaakte glimplachjes, de heengegaane Cupido's te rug te roepen, om in hinderlaagen te leggen agter haare lonken, of pyltjes te schieten van onder de boogjes haarer reeds gefronste wenkbrauwen. De Furien stonden gereed, om de posten in te neemen, die de Cupido's niet langer konden houden.
Misschien zag ik haar op 't onvoordeeligst, een kortlings ongelukkig voorval hadt mogelyk het zyne toegebragt, tot de ongunstige gesteltenisse, waar in ik haar aantrof, en thans haar geheel beheerschte. Den morgen hadt zy besteed, om haar Zilverwerk te verzetten, tegen het aanstaande vierendeeljaars, by een lombaardhouder, (door de Grooten veel gebruikt,) om de kosten van een groot gastmaal, waarop lieden van den eersten rang haar met hun bezoek vereetden, goed te maaken. Doch, gelyk uiemand, in deezen onvolmaakten staat, geheel en al gelukkig kan weezen, hadt ook deeze waardige Persoonaadje haare ongelukken. Want niettegenstaande haare uiterste poogingen, om haaren Smaak en Rykdom te vertoonen, werd zy, den volgenden avond, overtroffen, door eene Mevrouw, die men weet dat zy veragt, en die zy dikmaals ten voorwerp stelde van bespotting, wegens haaren laageren rang en minderen rykdom.
De gedagten van den Koetzier waren geheel en al ingenomen met het overleg, om, op den naastkomenden Assemblé-avond, zyne Paarden netjes opgeschikt te hebben: en indien zyne Mevrouw hem de huur, deeze twee maanden reeds ten agteren, wil betaalen, heeft hy ten oogmerk een paar zilveren gespen voor oude te koopen, en ze dan op zyne schoenen te doen. Hy streelt zich zelven met het denkbeeld, dat deeze, gevoegd by een paar witte koussen, hem in staat zullen stellen, om een zo goed figuur te maaken onder de Heeren Koetziers, als zyne Mevrouw onder de Schoonen, op een Bal.
De voerman van een wagen uit West-Country trok vervolgens myne opmerking. Deeze Man, dagt ik, is in de noodzaaklykheid, om zyn nagtrust te derven, langzaam een donkeren en eenzaamen
| |
| |
weg te ryden, zelfs in de barste Jaarsaisoenen, en dat, misschien, om een schraal kostje te winnen voor zyne Vrouw en een aantal Kinderen; terwyl zyn Meester, ongetwyfeld, t'huis zit, en zich verrykt door de moeilykheden en trouwe van dien Knegt. - Als ik hem naderde, hoorde ik, dat hy zyne Paarden op een zagten trant aanzette. Even roerde myn Zweep zyn rok aan, en ontdekte my, dat een dikke Jas, een hoed met gewast linnen bekleed, en een borrel, wonder dienstige en genoegzaame middelen waren, om de snerpende winterkoude af te weeren - dat voor dag en dauw op te staan, door gewoonte iets vermaaklyks wierd - dat zyne winsten, schoon gering, zeker waren; en dat zyn eenige zorg was, zyne Paarden wel te ryden, en in de herbergen goed te doen.
Dan de Eigenaar is geenzins een benydenswaardig Man. Schoon een zagt bedde zich om zyne leden vlyt, en hy, beschut voor 't geweld der winden, die rondsom hem woeden, nederligt, doet angstige zorg den slaap van zyne oogen wyken. Tweemaalen heeft hy, deels door ongeluk, deels door onvoorzigtigheid, een bankroet geleden; en bevindt zich thans op den kant van onvermydelyk te springen.
Vervolgens raakte ik met myn Zweep, het Rydtuig eens Heers van grooten Rang aan. Hy zat diepdenkend, en de nagels bytende, in een hoek van zyn Koets. - Ongetwyseld, dagt ik, is 'er eenig ontwerp op het tapyt ten Algemeenen beste. - Hy bedenkt mogelyk een Plan, om de Schuld des Lands af te doen.
Maar neen: hy peinst enkel om zyne eigene te verminderen, en het lastig geschreeuw zyner Schuldeischeren te stillen. Onlangs heeft hy twee Landgoederen verkogt, op een derde een Schepenkennis gelegd, enkel om zich te ontslaan van die lastige maanders. Dit zou hem eenige ruimte gegeeven hebben, hadt hy in zeker Vlek geen ongelukkigen tegenstand ontmoet: waar de ydele eerzugt om zyn Man in te dringen, hem niet alleen de kwelling heeft verwekt van zyne zaak te verliezen; maar ook in verscheide groote schulden ingewikkeld. Hy is nu bedagt om een Gezigt te laaten hakken, door zommige bosschen, om de dringendste schulden af te doen. De groote zwaarigheid is de beweegreden daar toe te bedekken. Want hy heeft reeds zo veele openingen en doorsnydingen gemaakt, om gereed geld te krygen, naa een ongelukkigen avond aan de speeltafel, of een slegt uitgevallen weddingschap te Newmarket, dat zyn Byl reeds een spottend spreekwoord in de nabuurschap geworden is.
Wat zyn Koetzier betreft. De vrolykheid was op het weezen van dien Jongman geschilderd, en bleef, op het sterk aanraaken van myne Toverzweep, een onverbleekenden gloed behouden.
De volgende Persoon, die my op den weg ontmoette, was een eerwaardig Kerklyken, gezeten op een moedig paard, met een knegt agter zich. Hy heeft een Pastoorschap, van 500 Ponden St. 's jaars; hem eenige jaaren geleden opgedraagen door een jong Edelman,
| |
| |
dien hy op reize vergezeld hadt. Dewyl deeze Beschermvoogd een beleefd Man was, wist hy, wanneer hy den jongen Heer moest vergezellen, en wanneer in de herberg blyven, op dat deeze, onverhinderd, zyne geliefde naspeuringen voortzette. De jonge Heer was niet ondankbaar, en beloonde zyne getrouwheid met de bovengemelde standplaats. 's Daags te vooren was 'er eene tweede plaats open gevallen van 300 Ponden 's jaars. Onze vroome Geestlyke, denkende meer goeds in zyn geslachte te kunnen doen, reedt, zo ras het hem mogelyk was, ter post na de Stad, om ook deeze by zyne andere van dien Heer te verwerven.
Maar ongelukkig was dezelve, lang vóór den dood des Pastoors, verzeid aan een Lord, van wien de Heer Patroon groote bevorderingen verwagt. En deeze Lord hadt die Standplaats reeds gegeeven aan den Broeder van zyne Maitresse, eerst onlangs in Kerklyken Dienst getreeden.
Onze Geestlyke houdt zich bezig met bespiegelingen, over de veelvuldige te leurstellingen der Menschen kinderen, op hunnen weg door deeze aardsche wildernis. Maar, om zyn smert zo veel mogelyk te verzagten, 't welk ieder geoorlofd is, mits hy geene dan eerlyke middelen gebruike, heeft hy beslooten de tienden onder zyne herderlievende Parochiaanen te heffen, zo ras hy wederkeert.
‘Weest voorzigtig, jonge Heeren, overrydt my niet.
Rydt dan uit den weg, voor den D****. Mr. jakhals!
Zeer wel Heeren’, was myn antwoord, en om my te wreeken wenkte ik myn Toverzweep. - Een deezer Bollen bevond ik de Zoon te weezen van zeer eerlyke Landlieden. De buitenspoorigheden van deezen Knaap, die geenzins onbekwaam was, putten welhaast den geringen voorraad uit, welken hun vlyt, door veele jaaren spaarzaam te leeven, verzameld hadt. Hy heeft door zyne dwaasheid en het laaten slingeren der zaaken hem toevertrouwd, verscheide gunstige gelegenheden, om zich in een voordeeligen stand neder te zetten, verwaarloosd. Zyn eenige uitzigt is na Oost-Indien te gaan, als gemeen Matroos om eenige naspeuringen, die geheel niet, ten zynen voordeele, zouden uitloopen, te vermyden. - De ander was een Comptoirknegt. Hy hadt deezen morgen zyns Meesters Lessenaar bestoolen, om deel te neemen aan een vrolyke party, even buiten de Stad. - De Menschlievendheid strekt een dekkleed over hun aanstaande lot!
Doch welk eene Koets nadert my daar, met groene gordyntjes, in 't vallen van zo schoon een avondstond digt gedaan. De Koetzier rydt zo byzonder langzaam, en schynt iets kwaads in 't oog te hebben?
Myn Toverzweep maakte wel haast de gordyntjes, zo helder als het doorzigtigste glas. Ik zag in de koets een oud Edelman, vyf en zeventig jaaren oud, zeer ernsthaftig van weezen, met een jonge Juffer van zestien jaaren. Hy is niet van dien stempel als onze jonge
| |
| |
Knaapen, die voor hunne ligtmisseryen uitkomen, en roemen in hunne ondeugden. Neen: wanneer hy van het rechte spoor afwykt, draagt hy zorge, om dat der voorzigtigheid te blyven berreeden. Hy heeft eene deugdzaame Egtgenoote, die hy niet gaarne zou verstooren; bovenal, dewyl een gedeelte van haare middelen te haarer eigene beschikkinge staan, hy heeft Kinderen voor welken hy zelfs den schyn des kwaads verbergt. Hy slaat, derhalven, den volgenden weg in, om voldoening te schenken aan zyne nog jeugdige lusten.
Hy onderhoudt dat jonge Juffertje op een geschikt Landhuis waar zy voor zyne Nigt gaat. En, behalven verscheide bezoeken, by haar afgelegd, als 't ware om na haaren welstand te verneemen, gaat hy dikwyls met haar ryden, als hy uit de Stad komt, werwaards zyne bezigheden, of weezenlyke of verzonnene, hem doorgaans twee of driemaal ter week doen heen trekken. 't Is onmoogiyk, dat de Koetzier geen vermoeden deswegen opvat; maar zyn Heer weet middel om hem te doen zwygen; en hy vind het voordeeliger geheel blind te schyren, op rent eene zaak die hy niet kan bewyzen, dan gevaar te loopen van het misnoegen zyns Heeren, door onvoorzigtige berigtgeevingen.
Het Juffertje, hoe jong ook, speelt haare rol verwonderlyk. Zy bezit de kunst, om, in elke byeenkomst, iets voordeeligs te bedingen. Hy hadt haar een paar diamante oorringen gegeeven. En zy wist van de verrukking, daar door in haar te wege gebragt, zich ten meesten voordeele te bedienen. Zy hieldt ze in de hand, die minzaam zyn hals omarmde, en zag ze steeds aan met zulk een verrukkend gezigt en zodanige lonken, als in staat zouden weezen, om iemand minneyverig te maaken op zyn eigen geschenk. Maar onze oude Lief hebber is verdwaasd genoeg, om haare verrukkingen toe te schryven, aan de bekoorlykheden van zyn Persoon. - Een zeker voorval deedt my hartig lachen. In de drift zyner minnekoozeryen viel de bovenste ry tanden des ouden Heers in haar schoot. Dit ontzette hem eenigermaate; maar de jonge Dogter beklaagde hem zeer voorzigtig over zyn ongeluk, en hielp hem om ze weder in te voegen.
Gy zult u verwonderen, dat een zo jong Schepzel zo veel behendigheids bezat; dan eene korte schets van haare geschiedenis, zal deeze verborgenheid opklaaren.
Zy is de eenige Dogter van Burgerlieden, die in een' afgelegen hoek van de Stad een Kruidenierswinkel doen. Dewyl zy zich in staat vonden, om haare Dogter 200 Ponden St. na te laaten, beslooten zy haar eene wat hooger opvoeding te geeven: en hadden de dwaasheid haar te besteilen, op een dier veelvuldige kostschoolen voor jonge Juffers, waar dezelfde opvoeding gegeeven wordt aan Kinderen, die zeer verschillende, ja tegenovergestelde, standen in dit leeven zullen bekleeden. - Het Kind, goede natuurlyke bekwaam- | |
| |
heden hebbende, maakte groote vorderingen in alles wat 'er te leeren was. Van de eerste week af, zag zy zich zelve aan als eene jonge Juffrouw; dewyl de Leermeestres en de andere jonge Juffrouwen haar dien naam gaven. Geen maand was 'er verloopen, of zy versmaadde haare Ouders, als slegt opgevoed en gemeene schepzels, alleen bekwaam om een klein winkeltje te doen. Binnen twee maanden lachte zy met alle huislyke bezigheden, en schaamde zich eene naald in de hand te neemen, tot de laage einden om een hembd te maaken, een handdoek te zoomen, of tot iets anders dan om te borduuren, en den eenen of anderen Kunststeek te naaijen. Zy las Romans, leerde Minnedeunen van buiten, en vreemde Taalen, dat is, zy stamelde het Onze Vader en het Geloof in gebrooken Fransch; speelde zeer gebrekkig eenige stukjes op het Klavecimbel; praatie van jonge Heeren, en hadt het hoofd vol van liefde, aanslagen enz Dus was zy, vyftien jaaren bereikt hebbende, recht geschik om zich in de armen te werpen, van den eerst voorkomenden Minnaar.
Een Fransche Friseurs knegt, die de jonge Juffrouwen op de School kapte, naar den nieuwsten zwier gedost, vond welhaast toegang tot haar teder hart. Doch daar de arme bloed niets anders hadt om haar te schenken, gaf hy haar een schildpadde kam, en een pot pomade van zyn Meester gestoolen; zy beminden elkander. Ten deezen tyde deedt de oude Heer, getroffen door haar bevallig voorkomen, haar zodanige aanbiedingen, als geene jonge Dogter, van haare omstandigheden, kan afslaan: en zints dien tyd heeft zy met hem op de voorverhaalde wyze geleefd.
Ziet daar ginder een vrolyk Heer, rydende in zyn Chais, alles heeft het vertoon van weelde en vermaak. Zyne Paarden vhegen als het vuutig gespan van Apollo. Ik deed myne Zweep werken; en bevondt dat hy, schoon 'er het leven en nede leden afgebragt hebbende, zyne middelen verspild hadt, en als ten viervoet na elende en gebrek heen rende.
Verder op ontdekte ik een oud verminkt Man, met een spade de oneffenheden slegtende; ik reed na hem toe. Doch dewyl hy zich vertoonde juist zodanig als hy was, deedt myne Zweep geene de minste werking. Een gesprek zonder eenige agterhoudenheid was genoegzaam, om my een beknopt verslag te geeven van zyn elendig leeven. De volgende byzonderheden waren de voornaamste. Hy werd, in den beginne des laatstgevoerden Oorlogs geprest, en aan boord gebragt. Op zyn ernstig Vertoog, van de elenden, waarin, door zyn afweezen, zyn talryk huisgezin zou ingewikkeld worden, hadt de Luitenant de menschlievenheid om voor te stellen, dat, indien by nu mede ging, zyn ontslag hem vervolgens met de vryheid voor verdere pressing zou geschonken worden. ‘Neen’, antwoordde hy, ‘ik wil liever onregt verdraagen, dan onregt aandoen’. Naa zich blootgesteld gevonden te hebben aan verscheide gevaaren, verloor
| |
| |
hy een been in den bekenden tocht na de Havana; zyn deel in den buit bedroeg 50 Ponden St. De hoop, om, met deezen schat, tot Vrouw en Kinderen weder te keeren, troostte hem over 't verlies van zyn been. - Hy kwam t'huis. - Zyne Vrouw was overleden. - Zyn oudste Zoon was na Zee gezonden, door die het opzigt hebben over verlaaten Kinderen, en verdronken. - Een ouder Dogter, die gediend hadt, was vervolgens verleid tot een ongebonden leeven, en in de Stad gestorven. - Drie jonger Kinderen hadden in een Werkhuis hunne dagen geeindigd. - Zyne behoeften dringend, en het betaalen langzaam zynde, was hy genoodzaakt zyn vyftig Ponden voor vyf te verkoopen. Met dit geld begon hy het Ambagt van schoenensmeeren: dit lukte niet; hy kogt een houten been, een byl en een spaade, en wordt nu, by tyd en wylen, gebruikt door den Opzigter over den weg.
Dus was deeze Grysaart in elende, de eenig overgebleevene van een talryk Gezin; geen Vriend of Maag kende hy in de Wereld. Hy scheen een op zich zelven gelaaten bewoonder deezes Aardkloots, en mogt vergeleeken worden, by den mast van een vergaan Schip, die boven de wateren van de ontroerde Zee uitsteekt.
Hier, dagt ik by my zelven, is de elende ten hoogsten top gereezen. Doch schielyk werd ik gewaar, hoe zeer voorkomen bedriegt. De bewustbeid van, in alle omstandigheden, zyn' pligt gedaan te hebben, en de verlossing van grooter jammeren, hebben hem dit bestaan, hoe elendig anders, draaglyk gemaakt. 't Is waar, hy leest thans, even als de Vogels des Hemels, vertrouwende op de Voorzienigheid, en 't geen de volgende dag zal geeven. De Voorzienigheid en de volgende dag hebben hem nog noit gebrek laaten lyden. Brood om zynen honger te stillen, en water uit een beek om zyn' dorst te lessen, heeft hy altoos gehad. En het gebeurt hem niet zelden, dat hy te gast gaat op het overschot in eene herberg, hem gegeeven, en ruimte heeft door de gaven van voorbygaande Menschlievende Persoonen; een vrolyke dronk verkwikt hem. 's Nagts slaapt hy in stallen en hooischuuren: ja hy staapt gerast; braud zal zyne goederen niet verteeren, roovers hem niet uitschudden. Thans verlangt hy alleen, daar hy vermoeid en dorstig is, eens hartlyk te drinken. Dit verlangen voldeed ik terstond, en eene gifte, te gering om te melden, maakte hem gelukkiger dan veelen zouden weezen, door het verkrygen van duizenden. Hy lag de spaade op zyn schouder, hinkte verheugd weg, en liet de bekomnissen voor den volgenden dag tot Morgen over. |
|