Vrees en beschroomdheid voor eens anders oordeel, en voor het denkbeeld, 't geen de wereld van ons vormt heeft eene verbaazende uitwerking, indien dezelve gepaard gaan met welvoeglyke deftigheid, bestaande in eene redelyke en regtmaatige waardeering van onszelven; doch, indien wy in een ander uitersten loopen, en te veel toegeeven, maaken wy dat anderen ons versmaaden en over 't hoofd zien. - Zedigheid streelt de eigenliefde onzes trotsen Vriends, en zyn verlangen om iets te betekenen; terwyl onbeschaamdheid alleen kan slaagen by laffe zielen, die geen eisch op eenige eigene waarde hebben. Een zedig Man, een Man die anderen in zyne verdiansten wil doen deelen, zal ook anderen gereed vinden, om zyne eischen te onderschraagen, waar van zy zelve deelgenooten zyn: terwyl zy even natuurlyk als in een verbond zullen treeden, om de lastige en verveelende zelfzoekendheid te vernederen.
De beroemde Hertog van rochefaucault kon nimmer Lid van de Koninglyke Academie te Parys worden, schoon anderen dit grootlyks begeerden, en hy 'er na wenschte: dewyl hy dan genoodzaakt was, op den dag zyner aanneeminge, een Aanspraak van dankbetuiging te doen. Met al den moed, door hem in zo veelvuldige gevallen betoond, met al het voorregt, 't welk zyne hooge geboorte en van al de wereld bewonderde bekwaamheden, hem gaven, dagt hy niet in staat te weezen, om het op hem gevestigd oog eener talryke vergaderinge te verdraagen, of, in 't openbaar, vier regels te spreeken, zonder te bezwyken.
Senesino heeft my verhaald, dat hy noit, voor de eerste keer, in het saisoen, op het Tooneel tradt om te zingen, of hy werd met zulk een' angst aangegreepen, op 't gezigt der menigte, schoon hy wist dat het hem gunstig ware, en hy geen uitjouwing altoos te vreezen hadt, dat hy beefde en zyn stem haperde; nauwlyks in staat zynde, om een Air aan te vangen: dit bewoog hem, om altoos, op dat gedeelte, zich byzonder toe te leggen, en 't zich derwyze eigen te maaken, dat het nauwlyks mogelyk ware hem van 't stuk te helpen: door dit te doen hadt hy dikwyls waarneemingen gemaakt op den aart van een Air, die hem waarschynlyk anders niet zouden te binnen geschooten weezen.
‘Ontzag, schaamte en vrees zyn verstandige Raadslieden,’ zegt plinius de Redenaar, in een' Brief aan een' Geleerd Vriend, mede een Redenaar. ‘Ik vraag u alleen,’ dus vervolgt hy, ‘of gy, wanneer gy dezelfde dingen zult zeggen voor één enkel Persoon, welk een verheven denkbeeld gy ook hebt van zyn oordeel en geleerdheid, niet min beschroomd zyt, dan wanneer gy het woord voert voor een groot getal, schoon ongeletterd? Ontdekt gy by uzelven geene beklemdheid en wantrouwen, als gy eerst opstaat om te spreeken? Wenscht gy dan met veele dingen anders in het vervaardigde stuk? Ja, zyt gy volkomen gerust