Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 499]
| |
De veronderstelde uitwerking van kooken op het water, om het te spoediger te doen vriezen, door proeven bevestigd. Door Joseph Black, M.D. Professor in de Chemie te Edenburg, in eenen Brieve aan den Heer John Pringle. Bart. F.R.S.myn heer!
WY hadden laatst een helderen stillen dag en sterke Vorst; ik nam terstond de gelegenheid waar, my voorheen ontglipt, om eenige Proeven te doen op het bevriezen van Gekookt Water, in vergelyking met Ongekookt. Ik liet, ten dien einde, eenig water vier uuren in een Theeketel kooken. Ik deed het terstond in een Florentynsche wynfles, en omzette die met Sneeuw, tot het bekoeld was tot 48 gr. op den Thermometer van fahrenheit; zynde de graad van koude, van eenig Ongekookt Water, 't welk in een fles op myn Studeerkamer stondt: hier op deed ik vier oncen Gekookt en vier oncen Ongekookt Water, in twee evengroote Theekopjes, en zette ze buiten op een vensterbank ten Noorden, waar de Thermometer 29 gr. tekende. Het Ys vertoonde zich eerst op het Gekookte Water, en dit in verscheide herhaalde proeven met het zelsde Gekookte Water, eenige uuren naa dat het water uit de Theeketel gekomen was. Het tydsverloop tusschen het eerste vertoon van Ys, op het Gekookte en Ongekookte Water, verschilde in de onderscheide proefneemingen. Eene oorzaak van dit verschil was blykbaar de verandering in de lugtsgesteltenisse, die in den naamiddag kouder werd, en den Thermometer allengskens tot 25 gr. deedt daalen. Eene tweede oorzaak bestondt in 't roeren van 't Water: wanneer het Ongekookte Water nu en dan zagtlyk geroerd werd, met het pennetje van een tandenstooker, kwam het Ys daar op zo schielyk, of bykans zo schielyk te voorschyn, als op het ander: en, uit het geen ik waarnam, heb ik reden om te denken, dat, wanneer men het gestaadig in beweeging hieldt, mits de proeve genomen werd met niet veel grooter hoeveelheid Waters, en niet uitgestrekter of dieper, het ruim zo schielyk zou beginnen te bevriezen. In eene deezer proeven myne Theekopjes beziende, naa dat ze één uur in de lugt gestaan hadden, en Ys vindende op het Gekookte Water en geen op het ander, roerde ik even | |
[pagina 500]
| |
met myn tandenstooker, het Ongekookte Water, en zag terstond de oppervlakte met zeer dun Ys bezet, dat binnen kort toenam, tot 'er zo veel Ys in was als in het andere kopje; dit geschiedde in één of ten hoogsten in twee minuuten tyds. En, schoon in alle myne andere proeven, de bevriezing in het Ongekookte Water doorgaans laater begon dan in het andere; nam dezelve, in het eerstgemelde begonnen zynde, zo schielyk toe, dat het, in zeer korten tyd, eene gelyke of bykans gelyke hoeveelheid van Ys hadt, als die langzaamer gevormd was in het Gekookte Water. Uit het geen ik dus verre heb waargenomen, moet ik opmaaken, dat Gekookt en Ongekookt Water, van elkander in dit opzigt verschillen: dat wanneer Gemeen Water in een staat van rust blootgesteld aan een lugt, die een weinig graaden kouder is dan het vriespunt, het schielyk de koude krygt van die lugt, en nog volkomen vloeibaar blyft, mits het niet geroerd worde. Het Gekookte Water, in tegendeel, kan niet vloeibaar blyven in deeze omstandigheden: doch als het bekoeld is tot het vriespunt, wordt een gedeelte daar van, wanneer het eenige grooter koude krygt, in Ys hervormd: naa 't welke, door de geduurige werking van de koude lugt op 't zelve, elk oogenblik meer Ys gevormd wordt, tot het allengskens geheel bevroozen is, eer het zo koud worde, als de lugt die 't zelve omringt. Deeze ontdekking wel in overweeginge genomen zynde, valt het gereedlyk te bevatten, waarom het in Indie noodig is het Water te kooken om Ys te verkrygenGa naar voetnoot(*). De grootste maate van Koude, welke zy daar kunnen verwekken, door de middelen daar aangewend, is waarschynlyk niet meer dan 31 of 30 gr. op fahrenheits Thermometer. Gemeen Water, in een staat van rust gelaaten, zal zonder bevriezen dien graad van koude uitstaan; en, indien zy de middelen niet hebben om het kouder te doen worden, eenigen tyd vloeibaar blyven, mits het niet geroerd worde. De verkoudene oorzaaken in dat Werelddeel, zo veel gedaan hebbende, hebben het uiterste gedaan, en kunnen niet verder op het Water werken. Maar dit kan het geval niet weezen van Gekookt Water, wanneer de verkoudende oorzaaken het gebragt hebben tot 32 gr.; het volgende uitwerkzel, 't welk zy voortbrengen, is het beginzel van bevriezing; terwyl het Water vervolgens | |
[pagina 501]
| |
allengskens de gedaante van Ys aanneemt, weeten wy, door ondervinding, dat de koude moet blyven op 32 gr.; het kan niet kouder gemaakt worden, zo lang een aanmerkelyk gedeelte onbevroozen blyftGa naar voetnoot(*). De verkoudende oorzaaken houden derhalven aan, werken op 't zelve, en vormen het geheel tot Ys, indien derzelver werking lang genoeg duure. Een ander stuk van naspeuring, in dit geval, is de oorzaak te ontdekken van dit onderscheid, tusschen Gekookt en Ongekookt Water. Dit overweegende is my het volgend denkbeeld ingevallen. Dewyl wy, by bevinding, weeten, dat door het beroeren van Gemeen Water, het begin der bevriezing verhaast, of 't zelve buiten staat gesteld wordt, om, beneden de 32 gr. bekoeld zynde, onbevroozen te blyven; zal dan het eenig onderscheid tusschen dit en Gekookt Water, als het beide aan een stille vriezende lugt wordt bloot gesteld, niet gelegen weezen in deeze omstandigheid, dat het Gekookte Water noodzaaklyk onderworpen is aan de werking van eene beroerende oorzaak, staande den tyd dat het in de lugt is, terwyl het Ongekookt Water zich daar aan niet onderworpen vindt? Een uitwerkzel van het Water lang te Kooken, is het uitdryven van de lugt daar in opgeslooten; zo ras het bekoelt, begint het de lugt weder aan te trekken en op te slorpen, tot dat het de voorgaande hoeveelheid lugts in zich hebbe: doch dit vordert, naar allen schyn, een' geruimen tyd. Dan dien ganschen tyd moet de lugt, daar in dringende, eene beweeging in het Water verwekken, die, schoon niet merkbaar voor het oog, kragtdaadig kan strekken, om te beletten dat het niet kouder worde dan het vriespunt, zonder te bevriezen: ingevolge waarvan het terstond begint te bevriezen, zo dra het dien graad van koude bekomen heeft. Wanneer ik dit denkbeeld nagaa, herinner ik my eene proeve, die my toeschynt 't zelve zeer te ondersteunen. Fahrenheit was de eerste, die ontdekte, dat Water, in rust gehouden, eenige graaden kouder kan worden dan het Vriespunt. Hy deedt deeze ontdekking, als hy Ys zogt te krygen, uit water van lugt gezuiverd: met dit oogmerk hadt hy | |
[pagina 502]
| |
eenig water gedaan in kleine glazen klootjes; het van lugt ontdaan hebbende door kooken en door de lugtpomp, verzegelde hy die klootjes schielyk, en stelde ze bloot aan de vriezende lugt. Hy stond verwonderd, dat het water, veel langer dan hy verwagt hadt, onbevroozen bleef, tot hy, op 't laatst, eenige van deeze klootjes opende, om een Thermometer by het water te houden, of anders te onderzoeken in welk een staat het was. Het onmiddelyk gevolg van de toelaating der lugt was eene schielyke bevriezing van het water; en, in de overige klootjes, werd een zelfde vorming van Ys veroorzaakt, door ze te schudden. Het gevolg, 't welk wy uit deeze proeve van fahrenheit mogen trekken, is blykbaar genoeg, en het schynt my allen twyfel, ten opzigte van de bovenbygebragte veronderstelling, weg te neemen. Eer my deeze proeven van fahrenheit te binnen schooten, had ik beslooten eene proef te neemen, my door de gemelde veronderstelling aan de hand gegeeven, die op het zelfde besluit zou zyn uitgekomen; doch de korte duur van de vorst, die slegts één enkelen dag aanhieldt, gaf my geen tyd om dezelve te neemen.
Edenburg 11 Feb. 1775. |
|