| |
Aanmerkingen over de volkplantingen.
(Overgenomen uit schmits Principes de la Legation Universelle.)
WAnneer, in oude tyden, het getal der Inwoonderen eens Lands zodanig aanwies, dat het Land niet genoegzaam was om dezelve te onderhouden, bragt men deeze overmaat van Volkrykheid tot een evenwigt, door een gedeelte des Volks uit te zenden, om, in andere Landen, een verblyf te zoeken, en zich daar te vestigen. Zomtyds ging een gedeelte van een overwinnend Volk, onder de overwonnenen, woonen, om een bemagtigd Landschap te bewaaren en te behouden. Deeze beweegreden om Volkplantingen aan te leggen heeft, in onze dagen, geene plaats, en wy hebben 'er geen meer voorbeelden van, indien wy één Volk uitzonderen, 't welk, van tyd tot tyd, een zeker gedeelte der Ingezetenen verzendt, om het juk op den hals der bewoonderen van afge- | |
| |
legene Landen, by aanhoudenheid, te doen knellen. Doch, over 't algemeen gesprooken, (en in de daad met de uitzondering der Spanjaarden, het Volk door my beoogd,) zyn onze hedendaagsche Volkplantingen niets anders, dan Vastigheden in afgelegene Landen, tot den Landbouw en den Koophandel geschikt.
Wy moeten den naam van Volkplantingen niet geeven aan Vreemdelingen, die de Vorst zomwylen, op gunstige voorwaarden, uitnoodigt, om zich neder te zetten in onbebouwde streeken zyner Landen. Deeze Vreemdelingen zyn schielyk ingelyfd in 't Volk, 't welk hun aanneemt; en hunne betrekking tot de Maatschappy, waar in zy treeden, wordt zo nauw als die der oorspronglyke Inboorelingen tot elkander. Niet te min behoort het Staatsbestuur, 't welk zodanige verbintenisse zoekt te maaken, omzigtige voorzorge te gebruiken, in het volvoeren der ontwerpen van deezen aart. Die 'er heen trekken, moeten gekoozen worden van onder eene Lugtstreeke, niet geheel verschillende van die, onder welke zy zullen leeven; want eene te schielyke en geweldige overgang van de eene in de andere Lugtstreek, welker gesteltenisse te eenemaal verschilt, slaagt zo slegt met Menschen als met Planten. 't Is ook strydig met alle Voorschristen van voorzigtigheid en gezond verstand, Menschen in een onbebouwd Land te plaatzen, zonder de noodige zorge voor hun bestaan gedraagen, en hun verzorgd te hebben van alle warktuigen des Landbouws, noodig tot het volvoeren der Plans hunner verbeteringe. Zonder deeze voorbehoedzels zullen de uitgetrokkenen verstrooid en verlooren geraaken, of de vastigheid, in een kwynenden staat vervallende, geheel niet beantwoorden aan 't oogmerk des Stigters.
Naa de ontdekkingen in beide de halfronden gedaan, hebben de Volken, die schranderheids en doorzigts genoeg bezaten, andere schatten dan goud in de nieuwlings ontdekte Landen gevonden; zy sloegen het oog op de voortbrengzels van onderscheiden aart, nieuwe stoffe tot den Koophandel verschaffende. Om deeze gunstige omstandigheden, ten meesten voordeele aan te wenden, zonden zy na die vrugtbaare, doch meest woest liggende, Landen, een aantal van Burgers, welke zy in 't eigen Land konden ontbeeren, en vestigden dus Volkplantingen, tot den Landbouw en den Koophandel.
Volkplantingen dus zamengesteld, uit Burgers van dezelfde Gemeenschap, (of Vreemdelingen, die dit Character door eene Staatkundige aanneeming verkreegen hebben,) zyn, by gevolge, afgelegene Landschappen van het Moederland. Hunne
| |
| |
vestiging gaat gepaard met geen kleine kosten voor het Land, 't welk dezelve stigtte, en de bescherming, daar aan verleend, is een geduurige last en aanhoudende kosten. Dus is de betrekking der Volkplantingen tot het Moederland dezelfde met dat der andere Leden dier Gemeenschappe, en brengt haar onder de heiligste verpligtingen, om zich te onderwerpen aan de Wetten, om de openbaare lasten te helpen draagen, en den algemeenen welvaard van dat Land te bevorderen. 't Is, met het hoogste regt, dat het Moederland deeze voordeelen van zyne Volkplantingen verwagt; doch het gebeurt niet zelden, dat het slegte middelen ter hand neemt om ze te verkrygen.
Eene ongeschikte en ongevallige handelwyze heeft 'er stand gegreepen, om, van de Volkplantingen, een gedeelte van de vrugten haarer nyverheid te trekken, en van de voortbrengzelen des Lands door haar bebouwd; de handelwyze, naamlyk, om een' uitsluitenden Koophandel vast te stellen, die de Volkplanting verpligt, alle haare voortbrengzels aan 't Moederland te verkoopen, en uit het zelve allen noodigen voorraad in te koopen. Zodanige inrigtingen vernietigen al de vryheid van gemengden Koophandel in de Volkplantingen, die den aart heeft van uitlandschen en binnenlandschen Handel beide. En alle Wetten, strekkende om de vryheid van deeze twee soorten des Handels te dwingen, zyn even nadeelig voor beide de partyen, in het verwisselen hunner Waaren. Wy mogen, derhalven, in 't algemeen beweeren, dat een Uitsluitende Handel, tusschen een Volk en de Volkplantingen van 't zelve verderflyk is voor de laatstgemelde; en dat zonder het minste voordeel aan te brengen aan 't Moederland, 't welk dezelve door deeze onregtmaatige slaavernye verdrukt. Eenige weinige aanmerkingen zullen dienen, om deeze gewigtige waarheid verder op te helderen.
Een Uitsluitende Handel wordt noodig geoordeeld, of om de Volkplanting een schatting op te leggen, door de belastingen op uit- en ingevoerde Waaren; of om de voordeelen diens Handels te verzekeren, voor de Inwoonders van het Moederland, ten koste der Volkplantingen. Indien de Koophandel dus bepaald wordt, met oogmerk, om zydlingsche belastingen op te leggen, is zulks zeer nadeelig, zy komen noodwendig neder op den eersten Verkooper, en worden in de daad veel eer door het Volk, dan door de Volkplantingen, betaald. - Maar is het oogmerk deezer bepaaling des Handels, om het Moederland eene groote winst te bezorgen? uit deeze Monopoly met de Volkplantingen, wordt het zelve geenzins bereikt,
| |
| |
en zelfs geheel en al te leur gesteld. Want, als het Moederland haare Waaren verkoopt, en die der Volkplantingen Marktsprys koopt, is deeze uitsluitende Handel overtollig; verkoopt het, daar en tegen, tot een hoogen prys aan de Volkplantingen, en koopt het laag in, dan worden de Volkplantingen verwoest, of, ten minsten, in derzelver opgang grootlyks benadeeld. Het Moederland verliest dan dubbeld, door minder te verkoopen van zyne eigene voortbrengzelen, en minder te ontvangen van de Waaren, die de Volkplantingen opleveren. Dan dit is het alles niet: want door de pryzen der eigen Koopwaaren te verhoogen, en die der Volkplantingen te verminderen, worden de Volkplantingen gedrongen tot sluikhandel; en dus vernielt het Moederland zyn eigen Handel, en verbreekt de hegtste en vastste banden van verbintenis met de Volkplantingen. In zulk een geval van onderdrukking, heeft geen van beiden voordeel; al de winst des Handels valt in handen eeniger Smokkelaaren en Sluikeren, die, in gevolge van deeze Monopoly, en de Volkplantingen, en het Moederland op 't grievendst wonden.
't Is, derhalven, 't belang van 't Moederland aan de Volkplantingen eene even uitgestrekte vryheid van Handel, als aan de andere Onderdaanen, te verleenen. Het heeft geene rede om te vreezen, dat het, in deezen Handel, den voorrang niet zal behouden boven vreemde Volken, indien het anders om deezen voorrang moet wenschen: de Volkplantingen zyn door zo veelvuldige banden aan het Moederland gebonden, en hebben al te veel beweegredenen, om eene bestendige gemeenschap met het zelve te onderhouden, om niet geneegen en gereed te weezen, tot het dryven des voornaamsten Handels met dat Volk, waar van zy zich zelven als een gedeelte aanmerken. Daarenboven, zal dankbaarheid haar aanzetten om een Land te begunstigen, aan 't welk zy, van wegen het wegneemen aller hinderende bepaalingen des Koophandels, hun welvaard verschuldigd zyn. Dan zullen de gelukkige uitwerkzels van onderlinge Vryheid aan wederzyden gevoeld, en de vrugten daar van gesmaakt worden: in de Volkplantingen zal de nyvere werkzaamheid zich aangespoord vinden, door den goeden prys der voortbrengzelen, en de vertiering daar vermeerderende, zal het ontbieden van geryflykheden, uit het Moederland, toeneemen.
't Is niet in de harssenschimmige voordeelen eens Uitsluitenden Koophandels, dat een Volk de nuttigheid zyner buitenlandsche Volkplantingen moet zoeken, maar in de vermeerde- | |
| |
ring der openbaare inkomsten, door het ryklyk opbrengen van bloeiende Volkplantingen.
Vermids de Volkplantingen afgelegene Landschappen zyn van het zelsde Ryk, moet derzelver Regeering geschoeid weezen, op de leest der Regeeringe in het Moederland. Zy zyn aan die Wetten gewoon, en zy behooren ze aan te kleeven, indien de invloed eener nieuwe Lugtstreeke, of tusschen beide komende nieuwe omstandigheden en nieuwe behoeften, haar niet verpligten, om eenige verandering of verzagting, ten dien opzigte, te verzoeken. Wanneer de Wetgeever de Volkplantingen vryheid vergunt, om over haare eigene zaaken, omstandigheden en behoeften te oordeelen, en hem de uitslag haarer raadpleegingen over te leveren, zal hy altoos onderrigt zyn van de weezenlyke belangen der Volkplantingen, als mede van de middelen om dezelve te bevorderen. Hy zal hun goede Wetten geeven, of eene voeglyke schikking maaken, op het onderhouden van die des Moederlands.
Niets strekt meer of kragtdaadiger, om den voortgang en bloei eener Volkplantinge te stuiten, niets is geschikter om den onvermydelyken val derzelve te veroorzaaken, dan een Krygsen willekeurig bestuur. Eene Volkplanting moet nimmer beschouwd worden, als een Sterkte, opgerigt tegen de Vyanden des Volks, maar als eene verzameling van Land-en Kooplieden, die niet te vry kunnen weezen. De afstand eener Volkplanting van het Moederland, dikwyls bygebragt als een bewysreden, ten voordeele van de volstrekte magt den Bevelhebberen verleend, bewyst juist het tegendeel, en toont hoe onvoorzigtig het is de Bevelhebbers met zulk een uitgestrekte magt te bekleeden; de wyde afstand is maar al te dikwyls eene aanmoediging, om hunne magt te misbruiken, en het is onmogelyk, het misbruik daar van te bedwingen, voor het kwaad reeds bedreeven is.
Te deezer oorzaake, schynt het best aan de vryheid der Volkplantingen te voegen, en met de belangen van het Moederland meest over een te stemmen, dat 'er in de Volkplanting eene eigene Landswet plaats heeft. Het voorregt om zich zelven te bestuuren, volgens de Wetten, en onder 't opzigt des Opperhoofds, is de zekerste weg, om de Volkplantingen tot het hoogste toppunt van bloei te doen opklimmen, en dit zal te schielyker geschieden, indien de daar in belang hebbende bekleed zyn met de magt, om tusschen beide komende Wetten te maaken, welker duur en verbindende kragt zal afhangen van de staaving des Vorsten. Het is blykbaar, dat eene Vergadering
| |
| |
zamengesteld uit Land-eigenaars, de beste Raad zou weezen, aan welken de uitvoering der Wetten, de verdeeling der openbaare kosten, en het ontvangen van de openbaare lasten kan worden toevertrouwd.
Het staat niet te dugten, dat de Volkplantingen een trouwloos misbruik zouden maaken, van de vryheid aan dezelve verleend, om na onafhanglykheid te dingen. De bescherming, welke zy behoeven, de banden van bloedverwantschap, de eenvormigheid van zeden, zyn genoegzaame beweegredenen, om haare nauwe vereeniging te voeden met het lichaam van dien Boom, waar van zy de Takken zyn; en, in gevalle eene Volkplanting, al te groot, al te magtig, al te ryk geworden, om in een staat van onderwerping en afhanglykheid te blyven, zich zelve van het Moederland afscheidde, is het misschien geen groot kwaad, wanneer de magt van het Moederland niet langer groot genoeg is, om de Volkplantingen te beschermen. 't Is beter, getrouwe Bondgenooten te hebben, dan misnoegde Slaaven; en het Moederland zal altoos, door het groot vertier van Koopwaaren, eene ruime vergelding ontvangen, voor de weldaadigheid, betoond in het toebrengen van het zyne, tot den voorspoed van een aanmerklyk getal haarer Burgeren, in een vreemd en ver afgelegen Gewest. |
|