| |
Stichtelyke spreuken.
NOemt my een veragtelyker Schepzel, dan eene Vrouw, die hare eer gering agt. - Noemt my een ongelukkiger op den ganschen aardbodem. - By deugdzame menschen is zy eene versoeijing, en by de zulken, die van het zelfde gedrag zyn, als zy is, by deze zelfs is zy in veragting. Ongelukkig, ja het ongelukkigste aller Schepzelen! by de wroeging van een knagend gewisse, voegt zich een drom van ongemakken, welke uit eene walchelyke Ziekte, als een onvermydbaar gevolg van de Wellusten, ontstaan. En buiten dit zyn 'er ontallyk vele voorbeelden van zulken, die, of in de uiterste armoede leven, of openbare straffen ondergaan, of, in de veragtelykste huizen opgesloten, haar ongebonden leven tot aan haren dood beklagen moeten. Laat Uwe Eer U dan dierbaarder zyn, dan Uw eigen leven, wie gy ook zyn moogt; Gy zoudt anders wel eens kunnen wenschen, dat gy 'er Uw leven voor mogt opofferen. - Schuw dan alle beginzelen van oneerbaarheid, en wederstaa asles, wat tegen Uwe Eer ondernomen word.
Voor Vrienden is 'er niets erger, dan dat zy onder elkander verdeeld raken, en dat hunne Vriendschap verbroken word. - Voor zulken, die gewoon zyn met anderen gemeenzaam te verkeren, kan niets nadeliger wezen, dan dat hun zulk eene gemeenzame verkering ontzeid worde. - Voor dienstbare is 'er niets zo verderfelyk, als weggejaagd en uit den dienst geschopt te worden. - Het kan zelden missen of het komt op straat, waarom Vrienden onder elkander verdeeld zyn; waarom iemand de gemeenzame verkering ontzeid is geworden; en waarom Dienstboden weggeschopt zyn. - Als men zich dan ergens in vergrepen heeft, zo komt de schande aan den dag; en men moet schaamrood worden, zo dra men in 't openbaar verschynt.
| |
| |
Laat ons gedrag altoos zuiver wezen. Dat wy de geringste gelegenheid schuwen, die ons tot een verkeerd gedrag aanleiding geven kan. - Wanneer wy nimmer kleine Vryheden nemen, dan zullen wy geen gevaar loopen van groote Wanbedryven te plegen.
Het beste en 't geschiktste middel, om zyne eigen gebreken te verbeteren is, dat wy, zo dra wy in iemand een gebrek zien, 't geen wy merken, dat hem verschrikkelyk misstaat, en by elk een onaangenaam maakt, ons eigen gedrag naukeurig onderzoeken, en nagaan, of wy niet het zelfde gebrek in een meêrderen of minderen trap by ons bespeuren. Zo wy dat bevinden, welk eene uitzinnigheid zou het dan niet wezen, in zich zelven niet allereerst te verbeteren, 't geen men in anderen afkeurt en veroordeelt.
Het kwaad doen is een knagende Worm, welke onophoudelyk het geweten ontrust; waar tegen het goede te betragten, en deugdzaam te zyn, eene zoete rust, en stille kalmte in het gemoed verwekt.
In welke treurige omstandigheden kunnen dikwils onze driften, of eene onoverdagte, een overhaaste daad ons brengen! omstandigheden, die den mensch zomtyds den dood boven het leven zouden doen verkiezen, waar van wy de voorbeelden gestadig voor oogen hebben. Waarom zyn wy menschen dan nog dwaas genoeg, van onze driften tot dien trap in te volgen, dat zy over ons heerschen; doordien wy den teugel over dezelven geheel uit de handen laten vallen; daar wy over haar de heerschappye voeren moeten, om haar met al ons vermogen in toom te houden! of waarom zyn we zo onzinnig van eene eenige daad onberaden, en onoverdagt te bedryven!
Nooit geniet de mensch hier op aarde zo veel voorspoed, zo een uitgebreid geluk, of daar is altoos een inmengzel van tegenspoed in; nooit geene zegeningen of zy gaan vergezeld met straffen, met kastydingen. - Nooit is een Land zo voorspoedig, of het gevoelt drukkende tegenheden. Maar nooit gaan de tegenspoeden ook zo hoog, of ze zyn vermengd met gunst en zegeningen. - Dan het goed, dat de menschen genieten, gaat doorgaans oneindig het kwaad, dat zy ontvangen, te boven. - Dus kunnen wy ons nooit in omstandigheden bevinden, die ons ontslaan van de Dankbaarheid aan onzen Weldoener.
Wat is het groot, onverdiend met weldaden overladen te worden! Maar wat is het te zeggen onverdiend goedheden te ontvangen, en 'er geen prys op te stellen.
| |
| |
Een eigenzinnig Mensch is elk een tot eenen last, en zich zelven kwelt hy geweldig, daar hy nooit eenige rust heeft. - Zy, die menen, dat alles zich naar hun zin moet schikken, en dat de gehele wereld doen moet, wat zy begeren, doen een klein, een bekrompen verstand blyken; of, met andere woorden, zulke menschen verdienen met regt den naam van Zotten.
Wanneer men zich niet weet te schikken naar de omstandigheden, in welke men zich bevind, dan lyd men dubbel, als men 't niet naar zynen zin heeft; waar tegen hy, die geduldig lyd, de helst van den last niet gevoelt; de last mag zo drukkend wezen als hy wil. - Het laatste is de daad van een kloek verstand, en 't eerste dat van eenen lagen en kruipenden geest.
De ondankbaarheid is eene der snoodste bedryven van den mensch. - Zy is snooder, naar mate de perzoonen agtbaarder zyn, tegens welken men ze begaat, en naar mate men de ontvangen weldaden minder verdiend heeft. - Dierhalven is, tegens het Opperwezen ondankbaar te zyn, zo snood een bedryf, dat wy, zulks begaan hebbende, niets anders verwagten moeten, dan deszelfs regtvaardigen afkeer, en ongenoegen. Laat ons dan voor zulk een wangedrag schrikken. Dat wy ons onberispelyk gedragen, en onzen wandel zo inrigten, als redelyke wezens, en nog veel meêr als Kristenen betaamt.
Wanneer wy den morgenstond zien dagen, hoe onzeker is het dan, of wy den avond zullen zien dalen. - Ligt kan het gebeuren, dat de morgenstond over ons, gezond zynde, opgaat, en dat de draad onzes levens, eer nog de avond gevallen is, word afgesneden; dat wy geschikt zyn, om als dan in de groeve des verderfs neêr te zinken. - Indien ons einde dan vrede, en ons lot dan gelukkig zyn mag, zo lyden wy 'er geene de minste schade by. - Maar wee onzer, zo het tegendeel gebeurde!
Zich te verbeteren betaamt alle menschen; want de allerheiligsten zelven hier op aarde hebben duizendvuldige gebreken.
Het is dikwils niet goed voor den mensch, maar ten uitersten nadelig, altyd in voorspoed te leven. Menigmalen verheft hy hier door zich zelven, hy word trotsch en hoogmoedig; of geeft zich over aan de wellusten, en de begeerlykheden des vleesches. - Tegenheden, rampspoeden en wederwaardigheden zyn doorgaans de beste middelen, om ons onzen pligt te leeren; om ons onder 't oog te brengen de nietig- | |
| |
heid van 's menschen leven, en hoe vergankelyk wy zyn; om ons te hoeden tegens opgeblazenheid; en ons de ware nedrigheid in te boezemen.
Onze wenschen zyn dikwils zeer verkeerd, en indien altoos vervuld wierd, 't geen wy begeren, zouden wy veeltyds ongelukkig worden. - Als wy wenschen, laat ons dan alleen wenschen, om het geen ons nuttig is.
Voor schatten offeren vele menschen hun leven op, en voor de wellusten hun eeuwig geluk. - Dwaze stervelingen!
Wanneer elk mensch ieder jaar, dat hy intreed, ieder maand, elke week, ieder dag dien hy beleeft, zyn uiterste vlyt aanwendde, om zich beter te gedragen, dan hy tot dien tyd toe gedaan had, en wanneer hy zich daarop ook dadelyk beter gedroeg, dan voorheen; zo zou de wereld hun oneindig beter, en de menschen voor zich zelven gelukkiger worden. Nooit toch is een Mensch gelukkiger, dan als hy leeft in de bewustheid van geen kwaad te doen.
Elk mensch heeft duizend reden, om zich te schamen wegens wanbedryven, over begane verkeerdheden. - Maar dit is geenzins genoeg. Hy moet 'er een standvastig voornemen by hebben, om zich te weêrhouden van dezelven niet op nieuw te plegen. - Hy moet waken, om tot gene anderen te vervallen. - Hy moet zyn gedrag zo naukeurig nagaan, als mogelyk is. - Hy moet standvastig de Deugd aankleven, en het kwade haten. - Een mensch, die zyn leven zo inrigt, zal gelukkig zyn, al treffen hem ook rampen, en wederwaardigheden. Maar hy, die integendeel handelt, zal en moet waarlyk ongelukkig wezen, al leeft hy ook in het midden van de voorspoed.
Zy, die een volmaakt gedrag van anderen vorderen, zyn doorgaans zelven de alleronvolmaaktste menschen.
Als wy 'er het minst aan denken, staat dikwils de dood naast onze zyde, grypt ons aan, en werpt ons neder in 't verderf. - Wien der Stervelingen is 't bekend, hoe haastig hem de Dood kan wegrukken! - Tegens zulk eenen onverwagten vyand behoort de mensch dierhalven altoos waakzaam te zyn; om dat hy dikwils onverwagt kan overvallen worden.
Als wy iets bedryven, dat niet goed is, zyn wy nergens zorgvuldiger in, dan om het voor 't oog der wereld te verbergen. Maar men bedenkt veelal niet, dat éénmaal alle onze bedryven openbaar zullen worden; zelfs alle onze geheimste gedagten. - Hoe zullen wy dan wenschen, dat wy ons niet over dezelve behoefden te schamen!
| |
| |
De Eeuwigheid is eene allertroostrykst en aangenaamst voor uitzigt voor hun, die eene bestendige gelukzaligheid te ge moete zien. - Maar hoe ontzaggelyk is zy voor hem, die niets dan eene altoosduurende rampzaligheid te verwagten heeft!
Menschen, die zich aan het knorren overgeven, krygen 'er ten laatsten zulk eene hebbelykheid van, dat zy knorren moeten, van dat zy opstaan, tot dat zy naar bed gaan. Ongelukkige huisgezinnen, waar in zulk eene knorziekte heerscht.
Beoogde de eene mensch altyd het voordeel, het geluk van den anderen, hoe aangenaam, hoe vreedzaam zou het in de zamenleving toegaan! hoe zou de Maarschappy bloeijen! Maar veelal legt de een zich toe op het nadeel en 't verderf van den anderen; en velen gaan zo ver, dat zy hunnen Evenmensch met vermaak in het verderf zouden storten. - Van daar alle die verwarringen, welke men zo dikwils ziet gebeuren - Van daar is 't, dat zommige Maatschappyen geheel te gronde gaan.
Men vind menschen, die lang wagten, eer zy tot een vast besluit komen; dit word by velen ten sterkste veroordeeld Maar zou ver de grootste meêrderheid niet al te haastig tot besluit komen?
Nooit te vreden, nooit vergenoegd te zyn, het op gene plaats naar zyn zin te vinden; alles te bedillen en elk bedryf af te keuren, als het niet juist naar onze gedagten geschied, is voorwaar een allerverdrietigst leven. Zodanige menschen kunnen met gene anderen omgaan, zonder met hun overhoop te geraken. Zy vorderen van hunnen Evenmensch eene volmaaktheid, terwyl zy zelve een zamenmengzel van veelvuldige onvolmaaktheden zyn. - En zy kwellen zich zelven onophoudelyk, om dat zy 't, met die geestgesteldheid, nergens naar hun genoegen kunnen vinden.
Men moet zich in alle gevallen niet altoos het beste voorstellen, dat eischt de voorzichtigheid. Maar zich altyd het slimste te verbeelden, maakt een zeer onrustig leven.
Een mensch moet al van eene zeer kwade geaardheid we zen, wanneer hy, met weldaden overladen wordende, noch tans tegens zyne weldoeners te onvreden is.
Die altoos klaagt, over alles wat hem bejegent, die het nergens naar zyn genoegen heeft, die nooit te vreden is, hy mag voorgeven Godsdienstig te zyn; hy is het toch niet: want hy mort altoos tegens de beschikking der goede Voorzienigheid.
Zomtyds zyn de harten der menschen geheel in vreugd,
| |
| |
als zy de grootste reden hebben om treurig te zyn. - Maar het gebeurt ook wel eens, dat de mond lacht, terwyl het hart inwendig van droefheid verteerd word.
Vele zaken zyn, onder hoe schoon eenen schyn men ze ook doet voorkomen, in den aart kwaad. Als men weten wil of een bedryf, of zaak goed is, toetze men dezelve aan de deugdzame regelen van 't Euangelie.
c.v.d.g.
|
|