Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerhandeling over de troubadours.
| |
[pagina 298]
| |
boven te zeer opgevuld met verdichtzelen en grove dwaalingen, voor lang uitgekreeten, om veel leezens uit te lokken. Wat vrugt zou men 'er ook van trekken? Eenige kwaalyk geplaatste stukken der Geschiedenisse; eenige gebrekkige denkbeelden; geene kundigheid altoos, omtrent den smaak van de voortbrengzelen der Zanggodinnen in Provence; bykans niets voldoende in de Geschied-of Oordeelkunde. De stof was, ondertusschen, ryk. Vorsten, Ryksgrooten, Ridders, Adelyke Vrouwen, Kerklyken en Monniken, Menschen van allerleien rang, weelderige Vernuften en Godsdienstige Harten, Geestdryvers in de Liefde of in 't Bygeloof, Vleiers en Hekelaars, Zedekundigen en losse Knaapen, maaken de bende der Troubadours uit. Veelen hebben gedenkwaardige gevallen gehad, veelen hebben deel genomen in de grootste gebeurtenissen huns tyds, en die, als 'er belang in stellende, opgezongen. Deezen drukken alle de vervoeringen van Liefde uit; geenen geeven zich over om den Kryg ter eere te zingeu; zommigen heffen een Geestdryvenden toon op; anderen schilderen de Zeden, en vaaren uit tegen de heerschende Gebreken; eenigen zelfs behandelen de Wysbegeerte. Indien nostradamus slegts een gedeelte der Handschriften, door den Heer de sainte plaieGa naar voetnoot(*) geraadpleegd, gekend hadt, zou hy, hoe middelbaar anderzins zyne bekwaamheid, om te denken of te schryven, ook moge geweest zyn, ons ten minsten een leerzaam en leezenswaardig Werk hebben naagelaaten. Ik heb my, in dit Vertoog, niet voorgesteld het aanbelang deezer Stoffe te verheffen; doch onder een algemeen gezigtpunt te plaatzen, wat het meest kan dienen, om 't belang daar van te doen bevatten. Hoedanig was de Dichtkunst, eer de Volken uit hun eersten staat van eenvoudigheid te voorschyn kwamen? - Welke vorderingen maakte dezelve ten tyde der Troubadours? - Welk denkbeeld moeten wy vormen van de Zeden hunner Eeuwe, en inzonderheid van die beroemde Galanterie, die hun onophoudelyk bezielt; dewyl zy als de Ziel der zamenleeving ware? - Welke groote gebeurtenissen wekten hun vernuft op, en verschaften de stoffe aan hunne Opstellen? Welke zyn de voornaamste characters hunner onderscheidene Werken? - Welk eenen invloed hebben zy, en hunne Taal, op de hedendaagsche Letterkunde gehad? - Wat is 'er van hun bekend, en wat is 'er van geworden? Dit zyn alle Vraagen, die eenige overweeging verdienen; wy zullen ze, van stuk tot stuk nagaanGa naar voetnoot(†). | |
I.Wanneer wy hooren dat de Barbaaren, de Wilden zelfs, hunne | |
[pagina 299]
| |
Goden ter eere zingen, Liederen van hunne Liefde en Krygstochten aanheffen, zal men ras overtuigd worden, dat de Dichtkunst den Mensch bykans zo natuurlyk eigen is als de Spraak, de Zang en de Driften. De maat behaagt aan zyn oor: hy vindt dat zyne denkbeelden en gevoelens eene kragt van uitdrukking krygen, die het hart meer raakt, en dieper in 't geheugen drukt. Eén voorbeeld is genoeg, en dit voorbeeld laat niet naa andere te verwekken, zo dat Verzen, onder een Volk zelfs zonder Wenen leevende, de Taal der door drift aangezette natuur worden: deeze vormt 'er altoos Dichters, en de menigte is hun Echo. Eene boersche eenvoudigheid, gevoegd by leevendige, en zomtyds verhevene denkbeelden, is het kenmerk van de meeste dier onbeschaafde voortbrengzelen. De wouden van America, de woeste Bergen van Schotland, de bevroozene klippen van Ysland, hebben vrugten van vernuft voortgebragt, die ons nog heden verwonderen. Geesten, al te zeer beperkt binnen de grenspaalen der Kunst, geen agt geevende op de vrugtbaare kragt der Natuure, kunnen nauwlyks begrypen, hoe zodanige voortbrengzels uit den schoot der woestheid en onkunde konden voortkomen. 't Is niet te min het werk der Natuure. Zo ras de Ziel leevendig getroffen is door eenig voorwerp, spreidt zich de Dichterlyke bekwaamheid, met zo veel meer stoutheids en leevendigheids, ten toone, als men minder denkbeelden heeft, die dezelve kunnen aftrekken, en deeze de beoefening van andere bekwaamheden voorgaat. De noodzaaklykheid, de moeder der werkzaamheid, brengt buiten twyfel het haare toe, om aan den Dichtgeest overal hooger vlugt te geeven. Geen plaats ter wereld, of men zoekt 'er de gedagtenis van zekere zaaken leevendig te houden, zommige grondbeginzels in te scherpen, eenige gevoelens in te boezemen. Hoe dit te doen, wanneer de Schryfkunst onbekend, of zeer zeldzaam is? De gewoone Taal maakt slegts flauwe indrukken; de maatklank, de rolling, het rym, komt het geheugen te hulpe; 'er is eene meer gebonde en nadruklyker Taal noodig, die den geest en het oor met grooter kragt of aangenaamheid treft, dieper ingedrukt blyft, en dikwyls de Menschen herinnert, 't geen zy wilden dat hun altoos onder 't oog was. Deeze nutte ontdekking was ras gedaan. De Zang veréénigde zich vervolgens, door eene natuurlyke Naaverwantschap, aan de woorden; bepaalde dezelve eenigermaate, en gaf meer vastigheids aan de denkbeelden. Dit is, buiten tegenspraak, de voortgang van 's Menschen geest; dewyl, onder alle Volken, de Rymschryvers de zodanigen, die in Onrym schreeven, zyn voorgegaan; dewyl in Griekenland en Rome de eerste Geschiedschryvers, en de eerste Wysgeeren, in Verzen schreeven; dewyl de Dichtkunst dikmaals de stem der Wetgeevinge geweest is; en, eindelyk, om de voorbeelden niet in 't oneindige te vermenigvuldigen, dewyl by de Gaulen, onze Voorvaders, toen zy | |
[pagina 300]
| |
nog halve Wilden waren, en het Romeinsche juk versmaadden, de Oorlogszangen der Barden het krygsvuur deeden ontbranden, en nayverige volgers opwekken van die Helden, wier dapperheid zy preezen. Hoe eenvoudiger en onbeschaafder een Volk is, hoe het minder denkbeelden, en gevolglyk ook een bepaalder Dichtkring, heeft. De Taal is zo arm als ongepolyst; het verstand gaat weinig verder dan de zinnen. Doch de Dichters kunnen dan reeds, in een' zeer verbloemden styl, de weezenlyke voorwerpen der driften afschilderen, ja zelfs de harssenschimmen door de verbeelding voortgebragt, en die dus bestaan schynen te verkrygen. Hunne woorden zullen bykans zo veele voorbeelden weezen, juist om dat hunne Taal geene woorden tot afgetrokkene denkbeelden oplevert. Dan hoe zullen zy den nauwen kring, in welken de kindschheid der Maatschappye altoos het vernuft gevangen houdt, ontkomen? Hoe zullen zy 't gebrek aan kunst en kundigheden vergoeden? De Mensch wordt geen Schepper, dan door naavolging. Onder een helderen hemel, in een land door de Natuur ryk begunstigd, waar de warmte der lugtstreeke den geest verheft, zonder het lichaam te verdrukken, moet de smaak voor de Dichtkunst leevendiger dan ergens elders weezen, en vrugtbaarder in voortbrengzelen. Dusdanig is het gesteld met de Zuidlykste Landschappen van Frankryk; alle onder den algemeenen naam van Provence begreepen; waar zy ééne Taal hadden, de Provençale geheeten. Schoon de eerst bekende Troubadour guillaume de IX, Graaf van Poitou en Hertog van Aquitanie, in de Twaalsde Eeuwe bloeide, kunnen wy niet twyfelen, of hy heeft zyne Voorgangers gehadt; de bevalligheden van zyn styl veronderstellen eene reeds aangekweekte Kunst. 't Is, egter, van zyn tydperk af te rekenen, dat de Dichtkunst in Provence opgang gemaakt heeft. Toen drong dezelve, een hooger vlugt neemende, door in de Hoven, en werd het vermaak, en de verwondering, van een groot gedeelte van Europa. | |
II.De overgang uit een' afzigtigen staat van domheid en woestheid, tot dien waar in de Zeden gekweekt, en de Redelyke vermogens te werk gesteld worden, is een der schoonste vertooningen, welke de geschiedenis des Menschdoms oplevert. Alles gist in een' verwarden mengelklomp, om eene soort van nieuwe schepping uit te werken; de voorwerpen, daar uit ontspringende, schoon verre van de volmaaktheid, hebben eene oorspronglyke schoonheid, bykans zo opmerkens- en bezienswaardig, als de volmaaktheid zelve. Naa eene lange aanéénschakeling van jammeren, waar in de dwaaling aan den eenen, en de Regeeringloosheid aan den anderen kant, de Europische Volken gestort hadt, voltooide de onkunde van de Tiende Eeuwe, gepaard met den inbreekenden vloek van Roovers, hunnen rampspoed, en ontaarting. De volgende Eeuw zag de Let- | |
[pagina 301]
| |
teroefeningen herbooren worden; zy waren, men moet het bekennen, elendig en misschien vrugtbaarder in dwaaling dan de onkunde zelve; doch egter geschikt om de geesten uit den droeven doodslaap op te wekken. Het Pausschap van gregorius den VII, de schokken welke 't zelve aan de Volken gaf, de geweldige stryd van de Priesterlyken met den Keizerlyken Aanhang, door zyne Opvolgers voortgezet, veroorzaakten eene algemeene beweeging, en veel vermogende belangen, die de Geesten deeden ontwaaken: terwyl de Ridderschap eene loopbaane voor den heldenmoed opende, waar in eenige zamenleevings deugden onder de Krygsverrigtingen uitschitterden. Men voege, by deeze verscheide oorzaaken, de Kruisvaarten, in 't einde dier zelfde Eeuwe ter baane gekomen. Een ongehoorde Geestdryvery verbrak de scheidsmuuren der Volken, en veréénigde dezelven, tot het maaken van Godsdienstige vermeesteringen, dat is te zeggen, vermeesteringen door het voorwendzel van Godsdienst geheiligd; deeze bragten hun over in het Vaderland der Phidiassen en der Homerussen, en deedt hun de lugt van 't wellustig Asie inädemen. Hoe veele nieuwe aandoeningen, hoe veele nieuwe denkbeelden, hoe veele nieuwe zinlykheden, van hier herkomstig! Wonderlyke zaak! de moordzugtige en verstandlooze yver der Kruisvaarderen diende tot het ontwikkelen der schoone Kunsten en der Rede; dezelve wrogt mede tot de zegepraal der Zanggodinnen, en tot het verschaffen der verstandige vermaaken, ten eenigen tyde uit haare Werken te scheppen. 't Was in dit tydsgewrichte, dat de Dichters, onder den naam van Troubadours bekend, vermenigvuldigden; een naam zeer vernustig uitgedagt; dewyl dezelve de bekwaamheid om uit te vindenGa naar voetnoot(*), en met één woord het Vernuft zelve, te kennen geeft. Het enkel voorbeeld van één Prins, als dat des Graaven van Poitou, moest hun dichtvuur en nayver doen ontbranden. Verscheide andere Prinsen, of Ryksbaronnen, werden hunne baaken en beschermers. De Hoven, bykans zo talryk als de Kasteelen, zogten hun, om stryd, aan. Zy vonden daar middelen om van te leeven, vermaak, en streelende eerbetooning. De Schoonen, wier bekoorlykheden en verdiensten zy opzongen, die aardsche Godheden der Ridderschappen, ontvingen hun met eene inneemende edelmoedigheid, en zomtyds zelfs met de tederheden der Liefde. Hoe veele, hoe sterke aanmoedigingen voor Vernuften, die door bekooring der nieuwigheid, of eene natuurlyke trek, gedreeven werden, waar toe zal ik zeggen? tot het Vermaak, of tot de Letteroefening! De Dichters begonnen om roem te dingen. Deezen drukten zich met meer zwiers en bevalligheids, anderen met meer kragts en netheids uit. Eenigen bragten de Kunst van verzen zamen te stellen, | |
[pagina 302]
| |
tot hooger volmaaktheid; terwyl zommigen nieuwe soorten van Dichtstukken opleverden. Nu eens gaven de bevalligheden den toon aan het Hartroerende; dan eens wist de Verciering, en Tweespraak, de Zedekunde te toeven. De smaak hieldt, om zo te spreeken, op, langer als een slaaf te kruipen; deeze volgde den voortgang der denkbeelden; en eene menigte van voorheen onbekende voorwerpen te baare neemende, veranderde dezelve ook den aart der opstellen, eertyds, door eene dorre eenzelvigheid, laf en smaakloos geworden. Maar, gelyk de denkbeelden verdonkerd waren door onkunde, zo bleef de smaak ook nog verre van de weezenlyke volmaaktheid, welke dezelve niet bereikt dan met langzaame schreeden, naar maate de Maatschappy verlichter en beschaafder wordt. Deeze vondt zelfs een groote hinderpaal in de dwaaze aandrift, welke de Dichters, of de zodanigen die na dichterlyke belooningen dongen, sterk vermenigvuldigde. Eene gansche menigte, bykans zonder eenige bekwaamheden, door de natuur, en den laagen rang, tot onbekendheid verweezen, begaf zich in eene loopbaane, die hun de aantrekkendste vooruitzigten opleverde. De zodanigen, wier zaak het alleen was de Verzen der Troubadours te zingen, dongen na de eer van Troubadours te worden: de meeste Troubadours zelve hadden nauwlyks eenigen voorraad van Letterkunde: eenigen, zeer uitsteekend door hunnen aanzienlyken rang, werden gevaarlyke voorbeelden, wanneer belang of vleiery den prys op hunne Werken zette. Veelen, om zich van 't gros der Troubadours te onderscheiden, maakten moeilyke Verzen, die de verwonderde onkunde trokken: zy voegden Verzen en Rymen zamen, recht geschikt, om al het vuur van Vernuft uit te dooven; zy hadden eene gezogte moeilykheid in hun styl, die alles raadzelagtig maakte, en waar in niets des ontknoopens waardig was. Dus werden de vorderingen in Smaak, schoon in verscheide opzigten zeer merkbaar, niet alleen vertraagd door de onkunde en onbeschaafdheid, toen nog heerschende; maar ook, door eene soort van bederf, spruitende uit het beoefenen eener Kunst zonder beginzels. | |
III.De Werken der Troubadours zyn, des niet te min, te waardeeren: naardemaal wy, in dezelve, de Zeden natuurlyk afgemaald vinden, en beter dan in eenig ander overblyfzel van die weinig bekende Eeuwen. Onze oude Kronykschryvers, in den schoot der duisternisse, met de Kloosters-vooroordeelen opgekweekt, weeten, in 't algemeen, slegts op een langdraadigen trant de gebeurtenissen te verhaalen, vermengd met loopende gerugten, en dikwyls geeven zy ons niets dan belachlyke Legenden; zy schandvlekten de Geschiedkunde; zy hadden 'er geen kennis aan. Maar de Dichters waren de natuurlyke Schilders van wat 'er in de Maatschappy omging. 't Geen zy zagen, 't geen zy hoorden, de gebruiken, de modes, de heerschende begrippen, de dristen op ontelbaare wyzen gemaskerd, dit alles werd, zonder dat zy eenigen toeleg hadden op het onderwys | |
[pagina 303]
| |
der Naakomelingschap, het grondwerk en 't cieraad hunner stukjes. Onder de Ouden vult homerus, in dit Deel, 't gebrek van Geschiedkundige gedenkstukken aan, en zyne vercieringen zelve zyn een bron van waarheden, die men elders vergeefsch zou zoeken. De Troubadours hebben boven hem een voorregt; want hunne dichtstukken, meer aan 't burgerlyk leeven, en tot voorwerpen van hunnen tyd bepaald, leveren treffender schilderyen op, waar uit men vaster gaande gevolgen kan trekken. Men ziet 'er die brandende en vervoerende Krygsdrift, die toen den Franschen ten onderscheidenden kenmerk strekte, die na stryd, als na een plaisierparty, haakte, en, van het barbaarsche regt des langsten Degens, het eerste regt der natuure maakte. Men ziet 'er die kwistige spilzugt der Ryksgrooten, aangemerkt als een weezenlyke eigenschap tot hunnen rang behoorende, zo min kiesch in de middelen om schatten te verkrygen als in dezelve door te brengen; het zich niet schaamende te rooven, om een verdervende pragt te vertoonen. Men ziet 'er dien geest van onafhanglykheid, welke de wanorders der regeeringloosheid leevendig hieldt, zomtyds zich bukkende uit belang, naar de zinlykheid eens Hovelings; maar altoos gereed om met stoutmoedigheid te wederstreeven, als de tydsomstandigheden zulks vorderden. Men ziet 'er die manlyke en boersche opregtheid, welke alles rond uitdrukt van persoonen en van zaaken spreekende, de Prinsen zo wel als gemeene Burgers bestraft, zonder op betaamelykheid, veel min op de hedendaagsche beleefdheid, agt te geeven. Men ziet 'er het blinde Bygeloof zich voeden met ongerymdheden en dwaasheden, en aan die harssenschimmen Rede, Menschlykheid en Godsdienst opofferen; smaadende het Opperweezen, door eerbetooningen 't zelve toegebragt, strydig met de Wetten door god voorgeschreeven; een buitenspoorig misdryf, 't welk wapens verschafte aan de Ongodsdienstigheid, daar uit herkomstig. Men ziet 'er de onkunde; de geestdryvery eener ondeugende Geestlykheid; de vermetelheid eens onrustigen en onbeteugelbaaren Adels; de werkzaamheid en koenheid eens Burgers, nauw van slaaverny ontheven; veel meer gebreken dan deugden van Menschen in allerlei rangen, nog aan barbaarsche heblykheden verslaafd, en in de eerste beginzelen om zich te beschaaven, door valsche kundigheden. Men ziet 'er eindelyk, het Stelzel der Ridderschap ontvouwd, de oefeningen, de vermaaken, de voorschriften, de zeden van dezelve, doorgaans strydig met haare Zedekunde, en bovenal die wereldwyd vermaarde Galanterie, welke een der eerste beweegraderen in de Maatschappy werd, en verdient nader gekend te worden. Alle Geschiedenissen strekken tot getuigen van den eerbied, door de Noordsche Volken aan de Vrouwen toegedraagen; dit was een gevoelen meer of min leevendig en diep doorgedrongen, doch gemeen aan alle Celtische Volken, onder welken een hedendaagsch Geleerde de Duitschers, de Scandinaviers, en zelfs de Scythen telt, | |
[pagina 304]
| |
schoon de gelykvormigheid van Zeden, niet altoos, ten bewyze strekt van dezelfde herkomstGa naar voetnoot(*). Deeze krygshastige Volken, wier aandoenlykheid in de liefde geenzins de aandoenlykheid evenaart, welke in heete Gewesten heerscht, bragten ondertusschen eene soort van eerbewys toe aan de schoone Sexe, elders in slaaverny gehouden Zy zagen 'er iets Godlyks in; zy gaven 'er het gezag van Godspraaken aan, en de heerschappy der schoonheid werd onderschraagd door een Godsdienstig vertrouwen. 't Zy dit een uitwerkzel geweest hebbe van die sterkte der Verbeeldingskragt, welke de Vrouwen vatbaar maakt voor buitengewoone aandoeningen, en haar zomtyds in den waan brengt, dat zy Godlyke inblaazingen gevoelen, als zy zich in haare mymeringen toegeeven; of van die doorzigtige schranderheid, welke, eenigzins gesleepen, haar in staat stelt om de hartsgeheimen te doorgronden, den knoop van kunstenaaryen en netelige zaaken spoedig te ontwarren, en den Mannen vaardigen raad te schaffen, beter dan onze langzaame overweegingen, zouden hebben kunnen opleveren; of van dat mneemende voorkomen, waar mede de bevalligheden de kragt overwinnen, en de zagtheid over de woestheid doet zegepraalen; 't zy dat alle deeze oorzaaken veréénigd, en andere nog, daar by mede werkende, tot het zelfde einde zamenliepen, men kan niet twyfelen, of het hadt zeer veel invloeds op de Volkszeden, en de voornaamste onderneemingen. Om de aangebede Schoonheid te verdienen, braveerde de Oorlogsheid alle moeilykheden, gevaaren, wonden, en den dood zelfs. De buit eens Vyands, door zyn vuist verslaagen, moest zyne vryery vergezellen. De denkbeelden van Liefde en Dapperheid scheenen onafscheidelyk, en de Dichter mengelde ze onder één, als hy Helden prees of iemand tot Helden dapperheid poogde aan te zetten. Hoe menigmaal gaven de Vrouwen een voorbeeld van den moed, dien zy opwekten? Hoe menigmaal deelden zy niet in de moeilykheden en gevaaren der Krygstochten? Men zag ze, in verscheide gevallen, zich zelven het leeven beneemen, om den overwinnenden Vyand niet ten prooije te worden. Wanneer de Volkszeden, in den oorsprong, zekere rigting genomen hebben, blyven 'er altoos voetstappen van over, ondanks de veranderingen door tydsverloop veroorzaakt. Ongetwyfeld hebben de bewoonders onzer Landschappen, een mengzel van Gaulen en Germaanen, voor de Vrouwen eene soortgelyke eerbiedenis behouden; de Ridderschap veroorzaakte geen nieuw Stelzel, zy deedt niets anders dan het oude uitbreiden en opcieren. De Oorlog, de Liefde, de Godsdienst maakten, gelyk bekend is, de grondslag uit van die zonderlinge Instelling. Dan hoe Godsdienstig de Grooten, en het Volk toen waren, en, schoon de Gods- | |
[pagina 305]
| |
dienstige begrippen, gegrond of ongegrond, zich mengden in alle menschlyke zaaken; de Oorlog en de Liefde, die getroetelde neigingen, zo geschikt om de Ziel door de zinnen te vervoeren, hadden doorgaans den voorrang boven de onzigtbaare voorwerpen, die aan de overweeging het geluk eens toekomenden leevens aanbooden. Alle de Godsdienstigheden wederhielden onze Helden niet van onophoudelyk bloed te vergieten, en zy dienden veelal hunne Schoonen, met zo veel ja meer yver, dan hun God. Zyn hart en dienstaanbiedenisse eener Zielsvoogdesse toe te heiligen; voor haar alleen te leeven, voor haar na krygsroem en verdiensten te dingen; haare volmaaktheden te bewonderen, en van de algemeene bewondering te verzekeren; naar den Tytel van haar Dienaar en Slaaf te staan; en tot loon van zo veel liefdeblyken, en poogingen om haar te winnen, zich gelukkig te agten als zy zich verwaardigt dezelve te erkennen; met één woord, eene Jongvrouw te dienen als eene soort van Godinne, wier gunsten niets anders kunnen weezen, dan de prys der edelste gevoelens; eene Godinne, die men niet bemint dan met eerbied, gelyk men baar niet moet eerbieden dan met liefde, dit was een der voornaamste pligten van een' Ridder, of van iemand die verlangde een Ridder te worden. De inbeelding werd verhit, door dusdanig een steizel van Liefde. En gelyk het Helden vormde, zo kwamen 'er ook alle de zotternyen der doolende Ridderschappe uit te voorschyn. Indien de Galanterie in de Burgerlyke zamenleeving heerschte, bragten de Troubadours niet weinig toe, tot den aangroei haarer heerschappye, en den roem haarer zegepraal. Bykans allen gaven zy zich over aan het eeren der Jongkvrouwen; deezen door eene natuurlyke aandrift, geenen om het vertoon te maaken, en de meesten uit belang: want het was de weg tot geluk, en de Jongkvrouwen nayverig, om loftuitingen, die haare bevalligheden scheenen te vereeuwigen, bleeven niet in gebreke, den ophemelenden Dichter te begunstigen. De liefdedrift en de vleiery strekten gelykerhand om den Parnas in Provence op te streeven. Dan 'er ontbreekt veel aan, dat de Liefde, ten tyde der Ridderschappe, zodanig geweest hebbe, als de Bedillers der tegenwoordige dagen zich verbeelden! Wanneer de Geschiedenis geen getuigenis droeg van de ongeregeldheden en losbandige zeden, zouden de Werken der Troubadours eene menigte van onwederlegbaare bewyzen opleveren. Onder eenige voorbeelden eener kuische Galanterie, aan de regelen van schaamte en pligt onderdaanig, vindt men duizend trekken van ongebondenheid en wellust; men ontdekt hoe de zinnen het hart vermeesteren; men ziet de huwelykstrouw onbeschaamd geschonden, en zomwylen gansch spoorlooze bedryven met eene hondsche onbeschoftheid gepleegd; in 't kort, dezelfde ondeugden, als 'er tegenwoordig plaats hebben; doch min vermomd onder een eerbaar voorkomen. Van hier is het, dat de Hekeldich- | |
[pagina 306]
| |
ten van veelen deezer Poëten, die den lof der voorgaande tyden vermelden, schoon nog beter hunner berispinge waardig, eene afzigtige schildery maalen, van de losbandigheden hunner Tydgenooten. Zo natuurlyk is het de oude Deugden te pryzen, of zelfs die te veronderstellen, om met te meerder bitterheids de tegenwoordige Ondeugden te gispen! Laat ons den middelweg kiezen, en, zonder onregt te doen, noch door toegeevenheid jegens de dooden, noch door scherpheid tegen de leevenden, de pryzenswaardigen pryzen, en de gebreken van anderen erkennen. De moed, de beleefdheid, de eer, de Galanterie onzer Voorvaderen waren besmet met veele grove ondeugden, bykans onafscheidelyk verknogt aan den onvolkomen staat der Maatschappye: te midden onzer gesleepener ondeugden, schitteren edele deugden uit, die de beschaaving der Zeden, en de beoefening des Verstands, altoos zullen voortbrengen. Een vooroordeel, 't welk ons het bezef der voordeelen, welke wy genieten, zou ontneemen, zou zo laag als schadelyk weezen. Het licht, uit de Geschiedenis der Troubadours getrokken, tot kennis der oude zeden, kan ten minsten dienen om dusdanig een vooroordeel te verdryven. | |
IV.Een groot gedeelte van de Werken der Troubadours betreft de lotgevallen der Eenwe, die zy beleefden, zo geschikt om de geestdrift en de verontwaardiging der Dichteren gaande te doen worden. 't Is noodig hier eene schets van die gebeurtenissen te geeven: een enkele opslag van 't oog zal toonen, dat het aan leerzaame schrysstoffe niet ontbrak. Het was een tyd, waarin de Paussen, die de regels en de voorbeelden der eerste Christen Kerk lang uit het gezigt verlooren hadden, in den naam van god en van den heiligen petrus, alles in rep en roere stelden, en, van een' Hemelschen Godsdienst, een werktuig der onderneemendste Staatkunde maakten. Nu eens de belooningen des Hemels aanbiedende, dan weder de straffe der Helle voor oogen houdende, bragten zy de Volken te onder, deeden zy de Ryken beeven, en de Vorsten op hunne Throonen waggelen. De Kruistochten, waar van gregorius de vii het eerste denkbeeld vormde, waren, van den staatkundigen kant beschouwd, een meesterstuk van de oude Pauslyke oppermagt. Daar door kon een Paus de Onderdaanen van alle Vorsten de wapens doen aangorden; hun uitzenden om Ryken te bemagtigen, die hy schattingschuldig maakte; van het eene einde van Europa tot het andere geldheffingen uitschryven, over welke hy de beschikking hadt; de Staaten van manschap en geld ontblooten, eene zwakheid die te zyner versterking diende; in zeker opzigt de Keizers en Koningen, wier afweezen hem ten voordeele strekte, over zee verbannen; de Kerklyke rykdommen vermeerderen, en bygevolge zyne inkomsten, door het geld, spruitende | |
[pagina 307]
| |
uit den verkoop van eene menigte landeryen, die de Kruisvaarders zeer goedkoop verkogten, om dus de Aflaaten van den Heiligen Kryg te kunnen verkrygen: en, eindelyk, zich listig tot Regter opwerpen over alle burger- en staatzaaken, door de goederen en persoonen, van allen die zich onder den standaard van het Kruis begaven, in Pauslyke bescherming te neemen. Indien de Staatkunde van het Roomsche Hof terstond dit Stelzel niet begreep in de volle uitgestrektheid, het blykt hoe 't niet lang aanliep of het verstondt dit ten vollen: schoon Godsdienstige en zinnebeeldige redenen altoos die ontwerpen bedekten; misschien zo wel voor 't oog der Paussen, als voor dat der betoverde Volkeren. Wy vinden, in de Gedichten der Troubadours, honderd voorbeelden van de geestdrift der Kruisvaarten, en der beuzelagtige beweegredenen, die dezelve onophoudelyk weder ontstaken: dan zomtyds hooren wy dezelve doorstryken met eene stoute vrymoedigheid, die wonder afsteekt by de algemeen heerschende vooroordeelen. En hoe zouden 'er, na zo veele ongelukkig afgeloopene Kruistochten, waar van Europa allen heil gewagt hadt, geen Mannen geweest zyn, redelyk genoeg om daar beter over te oordeelen, en vry genoeg om hun gevoelen te zeggen? De Kerklyke magt, uit haare eigene natuure zo eerwaardig, en zo hoogstnuttig, als ze wyslyk en pligtmaatig wordt gehandhaafd, stelde zich bloot voor de gevaarlykste aanvallen, door misbruiken, die de volken met verontwaardiging begonnen te vervullen. Hier uit ontstonden de Aanhangen, in onze Zuidlykste Landschappen, bekend onder de verschillende naamen van Manicheen, Waldensen, Albigensen &c. Hun heftig uitvaaren tegen de Geestlykheid bragt zo veel, als hunne gevoelens, toe tot den wreeden oorlog, welken men hun verklaarde ten bederve des Graafs van Toulouse. Dus lang hadden de Kruistochten ten oogmerk gehadt de vyanden van den Christlyken Naam te verdelgen. Maar Christenen, voor vyanden der Kerke gehouden, scheenen nog geschikter voorwerpen, om door 't yvervuur opgeofferd te worden, en hunne Overheid het waagende hun te beschermen, of veel eer te dulden, maakte de Paus, niet te vrede met zyne vervloekingen uit te donderen, het tot een Godsdienstpligt en een middel tot verkryging van de zaligheid, de wapens op te vatten, om dien Graaf van zyn Staaten te berooven. Ik roer hier maar even aan dien schandlyken Kruistocht, vermaard door zo veele onregtvaardigheden en wreede bedryven, zo nadeelig voor raimond den VI, en raimond den VII, Graaven van Toulouse, ondanks hunne nederige onderwerpingen, altoos gevolgd van bedrieglyke vryspraaken; doch zo nuttig voor het Hof van Rome, 't welk van de Landen, hun ontnomen, een Vorstendom in 't hart van Frankryk oprigtte. Veelen der Troubadours, | |
[pagina 308]
| |
die deel gehad hebben, in deeze burger oorlogen, of als medekrygers, of als deelgenooten der verdrukten, hebben ons daar van zeer weetenswaardige byzonderheden naagelaaten. De Geestlykheid dier ongelukkige Landschappen, toen door de woede der geestdryverye vervoerd, en overgegeeven aan krygszugtige driften, bedreef de schriklykste spoorloosheden, en de Monniken gaven hun geenzins toe. De opkomende Inquisitie vertoonde zich wel draa met bloed bezoedeld; doch in het verbranden haarer slachtofferen, schuldigen en onschuldigen onder één gemengd, zette de Poëten dier Landschappen aan, en allen die gevoelig waren voor de aandoeningen der Menschlykheid. Hoe dikwyls heeft de Godsdienst rede tot zugten, om dat de Bedienaars dezelve in Dwinglandy veranderen! Welk een roem voor de gezonde Letterkunde, dat zy den Godsdienst ontheeven heeft van die blaam; de voorschriften van Christlyke Liefde, tegen de vooroordeelen eener bloeddorstige Geestdryverye overstellende! Ja, in de ruwste Eeuwen zelfs, zyn de Fraaije Letteren dikwyls begunstigers en weldoeners des Menschdoms geweest. Ondertusschen voeren de Opperpriesters voort, met door gewelddaadige middelen te heerschen. De Friesterschap was geduurig met het Keizerryk in tweestryd. Fredrik de I, die groote Keizer, hadt 'er de gevaarlykste slagen in ontvangen, en de opstand der Steden in Lombardyen, zamenverbonden om zich zyner heerschappye te onttrekken, was voornaamlyk het bedryf der onderneemingen van 't Hof te Rome. Een gering voorteken van de stormen die innocentius de III, gregorius de IX, innocentius de IV, en anderen, eerlang zouden verwekken tegen frederik den II, en de overige Keizers uit den Swabischen Stam . Naa eene lange opéénvolging van schandelyke tooneelen, naa banvonnissen, door haat uitgesprooken, alle strekkende om den Keizer te ontthroonen, werd hy staatlyk asgezet op eene Kerkvergadering te Lions, waar de Paus het besluit voorschreef. Verloor hy zyne Kroon niet het was dewyl hy moeds genoeg bezat om die te verdeedigen. Zyne Opvolgers waren ongelukkiger. De Paussen vervolgden aan den eenen kant Keizer conrad, Zoon van frederik, en beroofden, van den anderen kant, dit Huis, te Rome zo gehaat, van de beide Sicilien. Engeland wist zich niet van hunne aanbiedingen te bedienen. De broeder van lodewyk den heiligen, reeds Graaf van Provence, slaagde beter, indien men de bemagtiging van Napels voor een groot geluk mag houden; een bemagtiging, bevestigd door den regterlyken moord van Koning conradin, en des Hertogs van Oostenryk, en gevolgd van zodanige aanstootlyke buitenspoorigheden, dat de Siciliaansche Vesper's 'er bykans de eenige vrugt van zyn. Wanneer wy zien, dat de Troubadour figueira, en eenige ande- | |
[pagina 309]
| |
ren, met losgelaaten woede, uitvaart tegen Rome, tegen de bedienaars en naavolgers der onregtvaardigheden van dat Hof, zal men moeten toestemmen, dat, hoe vreemd ook deeze stoutmoedigheid voorkomt in die bygeloovige eeuwen, de Geschiedenis dit raadzel zeer gemaklyk verklaart. Laat ons, by deeze gedenkwaardige gebeurtenissen, waar op de Dichtstukken der Troubadours dikwyls staan, de geschillen van Frankryk met Engeland voegen; de verééniging van verscheide Fransche Landschappen met een mededingende Kroon; de gevangenneeming van richard den I, by zyne wederkomst uit Palestina; de vermeestering van philip-augustus op joannes, den Opvolger van richard, gemaakt; de tegenelkander aangekante belangen der Troubadours van verschillende Partyen: welke bronnen van Geschiedkundige byzonderheden! Maar de ommewentelingen, in de Landen zelve, waar zich de Troubadours onthielden, veroorzaakt, verschaffen, onafhangelyk van alle de overige, een ruime stoffe aan hunne gezangen. Deeze landen begreepen, behalven Dauphine en Provence, de drie groote Graafschappen Toulouse, Barcelone en Poitou, met het Hertogdom Aquitanie. Daar hadt het Leenroerig stelzel, gelyk op andere plaatzen, onder een schyn van orde en ondergeschiktheid, een weezenlyke verwarring ingevoerd, tusschen den Opper-Leenheer, den Leenman en den Achter-Leenman, die in geduurigen stryd waren. Deeze ommewentelingen, met derzelver gevolgen, de belangen van groote en kleine Hoven, wekten de geesten op, en de Troubadours speelden zomtyds in dezelve eene gewigtige rolle. 'Er is een tyd geweest, waar in de Hoven van Aragon, van Poitou, van Provence, om stryd, de Zanggodinnen begunstigden. De erkentenis zweeg niet stil: en, indien een gedeelte der Troubadours hunnen yver betoont voor de Prinssen van Toulouse, wy vinden hier van de duidelyke reden in de gunsten deezer Vorsten en hunner Voorvaderen. Doch derzelver zaak verdeedigende tegen de Geestlykheid, door haat, uit Godsdienstige begrippen herkomstig, ondankbaar en onregtvaardig geworden, volgden zy de aandrift van gevoeligheid en belang. Hoe zeldzaam is het, in dergelyke omstandigheden, zich binnen de paalen van verstand en billykheid te houden. Ik ben niet ingenomen met een gunstig vooroordeel voor de Troubadours, zy verdienen, over't algemeen, meer blaams dan lofs. Gelyk de volgende afdeeling; handelende van de onderscheidene soorten van Dichtwerken, door hun opgesteld, zal uitwyzen.
(Het Vervolg by de eerste gelegenheid.). |
|