Kind was buiten kennisse, en men verwagtte niets anders dan de dood.
De Lieden van de Kunst, die voor my 't Kind gezien hadden, hadden 't onderzoek van 't binnenste van den Mond niet verwaarloosd; men had door de gewoone middelen den slokdarm gesondeerd, en zeker bevonden, dat dit deel vry was. Uitwendig de hals beschouwende en betastende, vond ik van vooren een klein rood vlakje, gelykende naar de beet van een Vloo, onmiddelyk onder 't ringwys kraakbeen; diep onder deeze plaats kon men voelen een zoort van kleine knoop, ter grootte van eene Linze, komende over een met 't kleine vlakje, en biedende een meer dan natuurlyke weerstand: 't gevoel 'er van kon niet duidelyker zyn, wegens de dikte der boven leggende deelen. Ik nam aanstonds 't besluit, om de huid en de vetrok op deeze plaats door te snyden. Door 't inbrengen van den vinger in de insnyding, nader gekomen zynde aan 't knobbeltje, 't welk ik op dezelfde plaats bleef voelen digt by de luchtpyp, maakte ik de insnyding nog dieper, door een tweede sneede met de bistoury te doen: waar door ik de Kraakbeenige ringen van de luchtpyp ontblootte. Ik gevoelde met de nagel, een te rug springende oneffenheid, welk ik te vergeefs tragtte te vatten, met de gewoone Tangetjes in 't verbinden gebruikelyk. Ik had gelukkig by my Tangetjes, om de hairen uit te rukken, deeze dienden my om dit Lighaam te vatten: ik haalde hier mede, tot myne en die der Omstanders groote verwondering, voor den dag, een groote kopere spelde zonder hoofd, meer dan vyftien lynen lang, welke de luchtpyp doorboorde, van de slinker naar de rechter zyde. Ik zal niet trachten te verklaaren, hoe dit vreemd lighaam zo diep heeft kunnen doordringen. De Spelde, zo als men naderhand te weeten gekomen is, was aan 't einde van de snoer van de Zweep vast, waar mede 't Kind speelde. Te willen onderzoeken, hoe de Spelde van de Zweep is los gemaakt, en de Kop 'er afgeraakt, die dezelve vast hield, en vervolgens zich aan den hals zo diep ingedrongen heeft, dat op een linie na geheel in de luchtpyp ingegaan was,
behoort niet tot de Kunst; 't is voor my genoeg 't gebeurde te verhaalen, met byvoeging van de zwaare toevallen, hier door veroorzaakt, en de middelen die dezelve hebben doen ophouden. De roode stip, die maar even de doorgang van de Spelde aanduidde, is 't eerste voorwerp van myne aandacht geweest, en ik besloot tot eene insnyding, om dat ik diep onder dit vaste punt standvastig iets gevoelde. Daarby, de droevige staat van 't Kind, waar van 't verlies zeer naby was, vereischte eene