| |
| |
| |
Verhandeling over de kunsten en letteroefeningen.
(Uit het Engelsch.)
Unerring Nature, still divinely bright,
One clear, unchang'd, and universal Licht,
Life, force, and beauty must to all impart
At once the source, and end, and test of Art.
pope.
KUnst is den Mensch natuurlyk eigen, en de kundigheid, welke hy, naa veele jaaren beoefenens, verkrygt, is enkel de voortzetting en volmaaking van eene bekwaamheid, die hy oorspronglyk bezat. Vitruvius vindt de beginzels der Bouwkunde in de ruwe gedaante eener Scytische hutte. De Oorlogskundige heeft in den Slinger en den Boog de eerste voortbrengzels van zyn beroep. Terwyl de Kanoe van eenen Wilden den Scheepsbouwer eene schets zyner handteering geeve. De Geschiedschryver en de Dichter ontdekken de oorspronglyke stukken van hunnen Letter-arbeid in de vertelzels en de zangen, welke de oorlogen, de liefdensgevallen en de verbaazende gebeurtenissen van de Menschen, in den ruwsten staat, vermelden en verheffen.
De Mensch, geschikt om zyne natuurlyke bekwaamheden aan te kweeken, zyn omstandigheden te verbeteren, ontmoet gedurig onderwerpen om zyne aandagt op te vestigen, zyn verstand te werk te stellen, en te arbeiden. Zelf dan wanneer hy geen byzonder voordeel beooge, worden zyne vermogens versterkt door bezigheden, waar mede hy alleen zich zelven schynt te vergeeten en den tyd te korten. Zyn rede en zyne driften worden dus ten voordeele van de Zamenleeving werkzaam. Zyn vindingryk vernuft houdt zich bezig met het opspeuren van voedzel en het verzorgen van de gemakken des leevens; de omstandigheden van zyn ouderdom en van het land, waar in hy leeft, regelen zyne byzondere najaagingen. Zo dat de stappen, welke hem ter volmaakinge opleiden, veelvuldig zyn, en wy durven niet bepaalen, wie den grootsten lof verdient, of hy die den eersten stap tot eenige Kunst doet, of hy die 'er de laatste hand aan legt.
De Letter-Oefeningen, zo wel als de handwerklyke Kunsten zyn, derhalven, de natuurlyke voortbrengzels van 't
| |
| |
menschlyk hart; zy zullen van zelve voortkomen, waar de Mensch zich in gelukkige omstandigheden geplaatst vindt; en, onder zommige Volken, heeft men niet meer noodig na den oorsprong der Letter-Oefeningen te zoeken, dan om uit te vinden van waar zy, in een staat van voorspoed en vryheid, zich aan vermaaken en uitspanningen overgeeven.
Wy kunnen, 't is waar, de Kunsten beschouwen als iets vreemds, iets bykomends by de menschlyke natuur; doch daar is geene Kunst, of dezelve komt in 't menschlyk leeven te passe, en die, niet, in de eene of andere omstandigheid, waar in zich het Menschdom gesteld vondt, ten middel strekte tot het bereiken van eenig nut oogmerk. De zugt tot eigendom gaf gelegenheid tot de Handwerklyke Kunsten en tot den Koophandel; 't vooruitzigt van onderhoud en winst heeft dezelve aangemoedigd en voorgezet. Het verstand, de verbeeldingskragt, en 't hart, deeden de Letter-Oefeningen en fraaije Weetenschappen gebooren worden. Zy zyn de oefeningen van een gemoed 't welk zyn eigen vermaak en bezigheid zoekt, zy worden opgekweekt door omstandigheden, die den Mensch toelaaten zichzelven te genieten, of in ongestoorde rust de dagen te slyten.
Het voorledene, het tegenwoordige en het toekomende neemt den Mensch even zeer in, zy worden tot alle bezigheid aangedreeven, die hunne denkbeelden bezig houden of uitbreiden. Verhaalen van wezenlyke of vercierde gebeurtenissen, Redeneringen, die de verbeeldingskragt gaande maaken, of het hart roeren, blyven eeuwen lang 't voorwerp van aandagt en bronnen van vermaak. De gedagtenis der menschlyke bedryven, door overlevering, of geschrift, tot de nakomelingschappe overgegaan, is eene natuurlyke voldoening van de drift der nieuwsgierigheid, der verwonderinge en van de zugt tot vermaak.
Voor dat 'er veele Boeken geschreeven, en de Weetenschappen grootlyks gevorderd waren, heeft men zomtyds volmaakte voortbrengzels van 't Vernuft gevonden. De Opsteller derzelven kan 't behulp der Geleerdheid missen, wanneer zyn verhaal of onderwerp voorhanden zynde dingen betreft, als de daaden en characters van Mannen, met welke hy geleefd en in wier verrigtingen en lotgevallen hy gedeeld heeft.
Met dit voordeel is de Dichter 't eerst gereed om de vrugten van zynen geest voort te brengen, en in de loopbaane van die Kunsten te loopen, welke geschikt zyn om de verbeelding te streelen en de dristen te roeren. - Geen Volk bykans zo onbeschaafd of het heeft zyne Geschiedkundige ry- | |
| |
men, die het bygeloof, de geestdryvery, en de roem der voorouderen vermelden. Zy scheppen vermaak in verzen, of om dat de maatklank natuurlyk eigen is aan de taal van 't hart, of om dat zy, onkundig van de Schryfkunst, gehouden zyn het oor te baate neemen, zullen zy iets het geheugen indrukken, om het dus gemaklyker te herhaalen, en de gedagtenis dier dingen bestendig te maaken.
Wanneer wy de taal hooren, welke de Wilden, by plegtige gelegenheden, gebruiken, blykt het dat de Mensch van de Natuur iets van het Poëtische heeft. 't Zy in 't eerst gedrongen door gebrek aan woorden, en schaarsheid van eigene uitdrukkingen, of vervoerd door 't vermaak der verbeeldinge, gestreeld door de overeenkomsten der voorwerpen, bekleedden zy hunne denkbeelden met verbloemde en oneigenlyke spreekwyzen. ‘Wy hebben,’ dus zal een Americaansch Redenaar zich uitdrukken, ‘wy hebben den boom des Vredes geplant, en den heirbyl onder den wortel begraaven; wy zullen voortaan onder de schaduw rusten; wy zullen met vereende kragten de keten, die de Volken zamenbindt, blinkend maaken.’ Van deeze en dergelyke verbloemde uitdrukkingen bedienen zich deeze Volken in hunne openbaare Redenvoeringen. Zy hebben desgelyks reeds die leevendige beelden, die stoute vryheid van uitdrukking aangenomen, welke men naderhand bevonden heeft, zo wonder wel geschikt te zyn om de schielyke invallen der verbeelding, en het vuur van een door drift ontstooken gemoed uit te boezemen.
Vergt men ons te verklaaren hoe de Menschen Dichters en Redenaars konden weezen, zonder het behulp der Geleerdheid en Oordeelkunde? Wy mogen, op onze beurt, vraagen, hoe de Lichaamen door hunne eigene zwaarte konden vallen, voor dat de wetten van Zwaartekragt in boeken opgetekend waren. De Ziel, zo wel als 't Lichaam, heeft wetten, die in de bedryven der Menschen doorstraalen, en die de Geleerde, naa dat hy ze gezien heeft, optekent.
De natuurlyke verbintenis die 'er waarschynlyk plaats heeft tusschen de vervoeringen van eene verhitte verbeelding, en de indrukken, die welgeregelde klanken veroorzaaken, brengt te wege, dat, onder onbeschaafde Volken, elk verhaal in verzen opgezongen, of tot een liedje gemaakt wordt. De vroegste Geschiedenissen van alle Volken zyn eenvormig in deeze byzonderheid. De Priesters, de Staatkundigen en de Wysgeeren, in de eerste eeuwen van Griekenland, gaven hunne lessen en voorschriften in verzen.
| |
| |
't Is, egter, zo zeer niet te bevreemden, dat de opstellen in Dichtmaat, by alle Volken, de eerste waren, als het vreemd voorkomt, dat een styl, schynbaar zo moeilyk, en vreemd van 't algemeen gebruik, bykans zo algemeen, het eerst van alle de volkomenheid bereikt heeft. De beroemdste Dichters hadden de Geschiedkunde niet te baate, en vonden zich bykans versteeken van de overlevering zelve. De kunstlooze zang van eenen Wilden, het in heldenstyle opgestelde verhaal van een Bard, heeft zomtyds een voortreflyke schoonheid, die door geene verandering van taal verfraaid, of, door het beschaaven der oordeelkunde, verbeterd kan worden.
In dit gewaande nadeel van eene beperkte kundigheid, en eene ruwe bevatting, heeft de eenvoudige Dichter indrukken, die dit gebrek ruim vergoeden. De beste onderwerpen der Dichtkunde, de characters van den wreeden en den braaven, den edelmoedigen en onverschrokkenen, groote gevaaren, beproevingen van dapperheid en getrouwheid, doen zich op aan zyn oog, of worden hem door overlevering, die hem zo wel als de waarheid vuur in blaast, dewyl hy ze voor waarheld aanneemt, opgeleverd. Hy vindt zich niet genoodzaakt gelyk een virgilius en een tasso de denkbeelden van eene langvoorheen verloopene eeuwe voor den geest te roepen. Longinus behoeft hem niet te leeren, dat hy zich moet te binnen brengen wat een ander zou gedagt, of op welk eene wyze hy zyne denkbeelden zou uitgedrukt hebben. De eenvoudige gemoedsaandoeningen van Vriendschap, Wraak en Liefde zyn de beweegingen van zyn eigen hart, en hy heeft niet noodig 't werk van een ander na te maaken. Eenvoudig en kragtig in zyne bevattingen en aandoeningen, weet hy van geene verscheidenheid van gedagten of van styl, om zyn oordeel te misleiden of af te matten. De aandoeningen zyns harte drukt hy uit met woorden door het hart opgegeeven, hy kent geene andere. Dit is oorzaak, dat, daar wy ons verwonderen over 't oordeel en de vindingrykheid van virgilius en andere laatere Dichteren, deeze uitdrukkingen niet op homerus passen. Schoon de gedagten van den Vader der Dichteren zo wel vernuftig zyn als verheven, kunnen wy ons in geen vroeger tydperk stellen om zyne kundigheden, of de beweegingen van zyn hart, na te gaan. Hy schynt door aanblaazing te spreeken, en niet door vinding in de keuze zyner denkbeelden en uitdrukkingen, veel eer door een bovennatuurlyke aanblaazing gedreeven dan door oordeel geleid.
| |
| |
De Taal der vroegste eeuwen is, in 't eene opzigt, eenvoudig en bepaald, in een ander opzigt, vol verscheidenheid en vry. Zy staat vryheden toe, welke den Dichteren van laateren tyde geweigerd worden.
In die nog onbeschaafde eeuwen, waren de Menschen nog niet onderscheiden in verschillende rangen, zy leefden op dezelfde wyze en hadden ééne uitspraak. Een Bard vondt zich niet gedrongen zyne taal te schikken, naar de byzondere wyze van spreeken, heerschende onder deezen of geenen rang van Menschen. Hy behoefde niet op zyne hoede te weezen, tegen de ruwheid van taal, den Handwerksman en Landbouwer eigen, noch tegen de gemaaktheden van Schoolvossen en Hovelingen, om het juiste midden te treffen, en vry te blyven van laagheid, styf heid of bastaardy. De naam van elke zaak, van elk denkbeeld is bepaald, en, indien zyne bevattingen met de waardigheid der natuure over een kwamen, hadt ook zyne uitdrukking eene zuiverheid, welke niet van zyne keuze afhing.
Met deeze schynbaare bepaaling in de keuze der woorden, hadt hy de vryheid, om de gewoone wyze van woordschikking voorby te gaan, en hy kon, in eene taal, door geene regels vastgesteld, zodanig een rolling van toonvallen maaken, als best voegde aan de hartstogt, welke hy verkoos uit te drukken. De vryheid, door hem genomen, scheen, wanneer zyne gedagten verheven, en zyn styl daar door bezield was, veel eer eene verbetering der Letterkunde, dan eene overtreeding haarer regelen. Hy schreef, aan de volgende eeuwen, taal en styl wetten voor, en gaf een rigtsnoer, volgens 't welke de Naakomelingschap oordeelde.
Dan, welke ook de oorsprong moge geweest hebben van de vroege neiging der Menschen tot de Dichtkunst, of de voordeelen, aan de beoefening van deezen Tak der Letterkunde verknogt; 't zy de vroegtydige rypheid der Poëtische stukjes ontstaa, door dien deeze Kunst het eerst beoefend werd, of door dien dezelve eene bekoorlykheid hebbe, in staat, om Menschen van een leevendigen en vuurigen geest, best bekwaam om de Welspreekenheid in hunne moedertaale voort te zetten, te verrukken. 't Is aanmerkelyk, dat wy, niet slegts in die Landen, waar de Letter-Oefeningen en Kunsten uit den oorspronglyken ader voortvloeijende, en dus in eene natuurlyke opeenvolging voortgingen; maar ook te Rome, en in Europa, daar men reeds vroeg zich op de navolging van vreemde voorbeelden toelei, Dichters van elk Volk hebben, die met vermaak geleezen worden; terwyl de Schryvers in
| |
| |
ondicht van dezelfde Eeuw, en agter den bank gesmeeten zyn.
Sophocles en euripides hebben den voorrang van de Grieksche Geschied- en Zedekundige Schryveren; niet alleen naevius en ennius, die de Romeinsche Geschiedenis in verzen beschreeven; maar lucilius, plautus, terentius en wy mogen 'er lucretius byvoegen, gaan voor cicero, salustius en caesar; dante en petrarcha laaten de Onrymschryvers van Italie agter zich; corneille en racine hebben, in Frankryk, de eeuw van beschaafde Ondichtschryvers voortgebragt; en wy hadden in Engeland niet alleen spencer en chaucer, maar ook shakespeare en milton, toen de Geschiedschryvers, en Opstellers van boeken over de Weetenschappen, nog in hunne Kindsheid waren; en die onze aandagt alleen waardig zyn, uit hoofde van de zaaken en stoffen die zy verhandelen.
Hillanicus, die onder de eerste Schryvers, in ondicht, in Griekenland gerekend wordt, en even voor herodotus leefde, of een Tydgenoot van hem was, begint zyne Geschiedenis met de verklaaring, dat zyn voorneemen strekte, om de Historie te zuiveren van de buitenspoorige verbeeldingen en vercieringen der Poëten. 't Gebrek aan verhaalen op genoegzaam gezag gegrond, met betrekking tot lang voorledene verrigtingen, heeft hem zo wel als zynen onmiddelyken Opvolger verhinderd, aan de waarheid al dat voordeel te geeven, 't geen dezelve, met regt, van een Schryver in Ondicht mogt verwagten. - Men treft, desniettegenstaande, tydperken aan, in welke zodanig een voorslag, als die van hillanicus, zeer aangenaam zou weezen. Wanneer, naamlyk, de Menschen zich met Staatkunde bezig houden, of op den Koophandel uitleggen, begeeren zy zo wel onderweezen, als aan 't hart geraakt te worden. Zy vinden belang in de kennis van het voorheen gebeurde. Zy bouwen, op dien grondslag, hunne aanmerkingen, welke zy op de tegenwoordige zaaken toepassen; zy wenschen van verschillende kanten onderrigting te ontvangen omtrent zaaken, waar aan zy reeds bezig zyn, of ten oogmerke hebben zich toe in te laaten.
De zeden der Menschen, hun doorgaande handel en de Staatsgesteltenis, leveren den Zede- en Staatkundigen Schryver stoffe op. Zuivere eerlykheid, rechtheid van gevoelens, en nauwkeurigheid in 't voorstellen, schoon in eenen gemeenzaamen styl, maaken de Letterverdiensten van dusdanige Schryvers uit, en door meer het verstand, dan de verbeelding en de
| |
| |
driften aan te doen, ontmoeten zy eene bejegening, welke overeenkomt met het onderwys, 't geen zy verschaffen.
De talenten der Menschen worden op veelerlei soort van zaaken te koste gelegd; hunne onderzoeklust strekt zich uit tot onderscheidene onderwerpen. Kundigheid is in elk deel der burgerlyke zamenleevinge noodig, en een volstrekt vereischte in 't beoefenen van Kunsten. De Natuur- Zede- Staat- en Geschiedkunde vinden elk hunne Voorstanders; de Dichtkunst zelf, die zich als eertyds bezig houdt met de verbeelding te streelen en de hartstogten te roeren, vertoont zich in verscheide gedaanten.
Zonder het behulp van uitlandsche voorbeelden, of het leeren van Schoolen, is men verre gevorderd. - De Wagen van thespis werd in een Schouwspel veranderd, niet om de Geleerden te behaagen; maar om het Gemeene Volk te Athenen te vermaaken, en de prys der Dichtkunste werd, zo wel voor als naa het uitvinden der regelen, door dit Volk den besten toegeweezen. De Grieken kenden geen taal dan hunne moederspraake: indien zy Geleerden wierden, was het alleen door zich toe te leggen, op het beoefenen van 't geen hun eigen Land had voortgebragt. De kinderagtige beeldenspraak, welke men zegt, dat zy uit Asie ontleend hebben, was van zeer luttel diensts om hunne zugt tot de Letteren aan te kweeken, of hun gelukkig in de beoefening derzelven te doen slaagen.
Wanneer de Geschiedschryver zich getroffen voelt door gebeurtenissen, die hy als oor- en ooggetuigen bygewoond, of van getrouwe Menschen gehoord heeft; wanneer hy door dit opmerken, of door zyne driften, aangezet wordt om ze te verhaalen; wanneer de Staatsman, die in 't openbaar moet redenvoeren, zich in de noodzaaklykheid bevindt, om met wel voorbedagte en beblokte stukken, in gewigtige gelegenheden, voor den dag te komen; wanneer de dagelyksche ommegang uitgebreid en beschaafd wordt; en wanneer de gemeenzaamste onderwerpen in schryfstoffen veranderen; zal, uit het gewoel des bezigen leevens, een Stelzel van Geleerdheid ontstaan. De Maatschappy zelve is de School, en de daaden der Menschen zyn als zo veele Lessen aan te merken. Een Schryver stelt zyne Aanmerkingen over de voorkomende onderwerpen op 't papier, hy ontleent ze uit geen boeken: en elk voortbrengzel draagt de merktekens van zyn character als een bekwaam Man, en niet enkel van zyne vorderingen als een Letterblokker. Men mag wel vraagen of de moeite, om voorbeelden van vreemden te ontleenen, en met veel moeite de
| |
| |
duistere zinspeelingen in andere Taalen te zoeken, niet veel eer dit vuur blusschen dan ontsteeken, en iemand tot een Schryver van laager rang maaken?
Indien men dus de Maatschappy, als een School der Letter-Oefeningen, moge aanzien, is het waarschynlyk, dat haare Lessen in verschillende Staaten, en op onderscheide tyden, zeer zullen verschillen. Vóór zeker tydperk heeft de Staatkunde en de Oorlog den geest des Romeinschen Volks geheel ingenoomen, zo dat de Letterkunde onbeoefend bleef, en de pennen der Geschiedschryveren en der Dichteren niet op 't papier kwamen. De Inzettingen van Sparta strekten tot eene openlyke versmaading van alles, wat niet verbonden was met de deugden van een heldhaftigen en kloekmoedigen aart: de bekoorlykheden der Verbeeldingskragt, en de cierlykheden van taal, waren, by dit Volk, klein geagt. Hunne lofspraaken, tot lof van dapperheid, zyn by eenigen te boek geslaagen, en men vindt nog Verzamelingen van hunne kortbondige spreuken en sneedige antwoorden; en deeze overblyfzels wyzen uit, dat zy vlug van geest, werkzaam van aart, doch geheel niet gevorderd waren in eenigen smaak van Letterkunde. Bezittende 't geen de weezenlyke gelukzaligheid van de deugden des harten uitmaakt, kenden zy de waarde daar van, zonder zich te bekommeren over ontelbaare voorstellen, van de Menschen uitgedagt, om elke deugd op haare rechte waarde te stellen. Vasthoudende 't geen zy eens wel begreepen hadden, beschimpten zy met schamperheid de dwaasheden des Menschdoms. Wanneer zult gy ze beginnen te betragten? was de vraag van een Spartaan aan iemand, die, reeds hoog bejaard zynde, zich bezig hield met de natuur van deugd en ondeugd te onderzoeken.
Terwyl dit Volk zyne studie bepaalde tot deeze ééne vraag; hoe men best de dapperheid, en de belangelooze genegenheden van het menschlyk hart zou bewaaren en aankweeken; bevlytigden de Atheners, hunne Mededingers, zich om alles te beschaaven. Door de belooningen van geld of eere, welke zy toeleiden aan alle poogingen om 't vermaak, 't genoegen, 't gemak des leevens te vermeerderen; door de verscheidenheid van rangen, waar in de Burgers dier Stad verdeeld waren; door de ongelykheid hunner bezittingen, en de verschillende bevlytigingen in Oorlog-Staatkunde, Koophandel, en voordeel geevende Kunsten, door dit alles maakten zy alles, wat goed en kwaad is in der menschen gesteltenisse, wakker en werkzaam. Allerwegen stondt de weg om uit te munten open. Welspreekenheid, Dapperheid, Krygskunde, alles, met één
| |
| |
woord, spande onder dit werkzaam, scherpzinnig, en woelend volk zamen om de Weetenschappen voort te zetten.
Uit dit voorbeeld mogen wy veilig besluiten, dat, schoon bezigheid zomtyds de Menschen van de Letteroefeningen te rug houdt, afzondering en ledigheid niet altoos de voornaamste vereischten zyn om dezelve te bevorderen. De alleraanmerkelykste poogingen van vernuft en verstand hebben betrekking tot het Menschdom. Zy worden opgewekt door de tegenwoordigheid en de tusschenkomst der Menschen; zy hebben de meeste kragt, wanneer het gemoed aangezet wordt, door de sterkste dryfveeren, nayver, vriendschap, tegenkanting, die plaats hebben onder een moedig en bedryvend Volk. Te midden van de gelegenheden, die een vry en zelf een losbandig Volk in beweeging brengen, worden de Leden van een Gemeenebest in staat gesteld om uit te munten; dezelfde Tooneelen, op welken een themistocles en thrasybulus zich met luister vertoonden, wekten den geest van sophocles en plato op. De vermetelen en de verstandigen vonden gelegenheid om hunne bekwaamheden aan den dag te leggen, en de gedenkstukken der Letterkunde behelzen zo wel de overblyfzels van snoodheid en dwaasheid, als van deugd en wysheid.
Griekenland, in veele kleine Staaten verdeeld, en meer dan eenige andere plaats op den geheelen Aardkloot, door inlandsche oneenigheden en uitlandsche Oorlogen, beroerd, heeft in alle soorten van Letteroefeningen en Kunsten uitgeblonken. Deeze drift sloeg over tot Rome, niet toen dat Gemeenebest ophieldt te oorlogen, toen deszelfs staatkundige twisten gestild waren; maar wanneer 't zelve de zugt tot beschaafdheid paarde met de uitbreidingen der bezittingen: de lust tot Letteroefeningen werd opgevolgd, in weerwil van de beroertenissen, veroorzaakt door den kryg en de partyschappen. Deeze zelfde lust herleefde in 't hedendaagsch Europa, onder de oproerige Staaten van Italie, en breidde zich noordwaards uit, te gelyk met dien geest, welke een schok gaf aan de Gottische Staatkunde; dezelve nam toe, terwyl de Menschen in partyschappen, van burgerlyke en geestlyke benaamingen, verdeeld waren, en twistten over stukken die van 't hoogste aanbelang geagt, en als heilig aangezien wierden.
Door de ondervinding veeler eeuwen, mogen wy ons verzekerd houden, dat ruime begiftigingen aan geleerde Maatschappyen geschonken, en dat het gemak hun verleend, om met rust zich op de Letter-Oefeningen uit te leggen, de geschiktste middels niet zyn, om de uiterste poogingen van den geest
| |
| |
af te vergen. De Geleerdheid zelve, die men aanziet als een voortbrengzel der ledigheid en ruste, kwynde in de schaduw van de afzonderingen in de kloosters. Wanneer de Menschen verwyderd zyn van de voorwerpen, die nutte kennis kweeken, wanneer zy niet bewoogen en aangespoord worden, door de beweegmiddelen, die een werkzaamen en moedigen geest opwekken, kunnen zy niets anders voortbrengen, dan schoolsche wartaal, en de hoop van onverstaanbaare kunstwoorden vergrooten.
Om regtmaatig en overeenkomstig met den weezenlyken staat der dingen te schryven, is het noodig de aandoeningen der Natuure gevoeld te hebben. Hy, die, in zyne bedryven, scherpziende en veel afdoende is, zal waarschynlyk, als hy zich op de Letteroefeningen uitlegt, naar evenredigheid, dat zelfde doorzigt, die zelfde yver, medebrengen; en, schoon het Schryven eene hoofdbezigheid moge worden, en al de bevlytiging vorderen, welke men in eenig ander beroep konne toebrengen, zal nogthans, in dit stuk, de geest en de gevoeligheid van een leevendigen aart 't voornaamste vereischte weezen en blyven.
In 't eene tydperk moge de School haar licht en bestuuring ontleenen van het daadlyk leeven; in een ander, 't is waar, kunnen de overblyfzels van eenen dus werkzaamen geest, veel ondersteuning krygen, door de overblyfzelen der Letterkunde, en door de berigten, die de voorbeelden en de proeven van die betere tyden bewaaren. Maar, op welk eene wyze, de Menschen ook toegerust worden tot groote verrigtingen, het blykt een der schoonschynenste van alle misleidingen te weezen, de volmaaking van 't menschlyk Character te verwagten van enkel bespiegelende oeseningen; terwyl men de hoedanigheden van dapperheid en genegenheid tot het gemeene welvaaren, die zo noodzaaklyk zyn om onze kundigheden, tot een deel van ons geluk, en voor ons van weezenlyk gebruik, te maaken, verwaarloost. |
|