| |
Waarneeming aangaande de geneezing van een borst-teering door een brandmiddel.
Door M. Duplan, M.D.
(Journal de Medecine Tom. XLIII.)
ONder de Ziekten, die tegenwoordig voor ongeneeslyk gehouden worden, komt eene welgevestigde Teering, zonder tegenspraak, de eerste plaats toe; dit is een vooröordeel zo algemeen aangenoomen dat het by veelen de grootste verwondering zoude veroorzaaken iemand van de Teering te zien geneezen. Moet men niet aan dit vooröordeel toeschryven, dat de Geneesheeren zo weinig moeite aanwenden om een middel te vinden ter geneezing van deeze wreede Ziekte? Heeft dit laatste geen oorzaak gegeeven dat deeze Ziekte zo hardnekkig geworden is? - De meeste Menschen zyn niet in staat van een juiste maat in hun oordeel te houden, meest allen slaan ze tot uitersten over. Wanneer een Geneesmiddel een gelukkig gevolg gehad heeft, 't zy om dat het ter rechter tyd
| |
| |
gegeeven is, of om dat de Ziekte tog ten einde liep, zo gebruikt men het onverschillig in alle Ziekten, en indien ik het zo mag noemen, men maakt 'er een Geneesmiddel naar de mode van; in tegendeel, wanneer een Geneesmiddel een ongelukkige uitkomst heeft; 't zy dat 't zy dat 't de fout zy van die geenen die het gegeeven hebben, 't zy dat de Ziekte reeds te verre gevorderd was om geneezen te worden, heeft ieder 'er een tegenzin in, en raadt 't gebruik 'er van af. Op de zelfde wyze is 't gesteld met verscheide Ziekten: hebben ze de Geneesmiddelen die men in staat oordeelde dezelve te overwinnen, wederstaan, 't is genoeg om ze te verklaaren boven 't vermogen van de Kunst te zyn: de Geueesheer is hierop minder yverig in 't vervolg; de Zieke sterft, en zyn dood verschast wederom een nieuw bewys tot staving van 't gevoelen des Gemeens. Dog wanneer men acht slaat op den voortgang welke de Geneeskunst gemaakt heeft in dergelyke zogenaamde ongeneeslyke Ziekten, zal men niet moede worden in 't doen van nieuwe Proeven; 't is te hoopen dat men de geneezing van deeze Ziekte, zo wel als van veele andere, die voorheen geene mindere slachting aanregtten, zal vinden. 't Gevolg 't welk ik in de Ziekte, die 't onderwerp van deeze Waarneeming maakt, gehad hebbe, zal misschien de oplettenheid der Geneesheeren gaande maaken: en eenige onder hen myne geneeswyze, die geen nadeel kan toebrengen, doen volgen. Dezelve is niet nieuw, de Ouden en Hedendaagschen zelfs raaden 't Brandmiddel in deeze Ziekte aan; maar 't geschied zo flaauw, dat 't schynt dat ze 'er alleen van spreeken, om 't niet geheel zyn plaats onder de hulpmiddelen te doen verliezen. 't Zoude hier 't geval zyn, indien ik my wilde schikken naar de Geneesheeren van den eersten smaak, myne geneeswyze te vestigen op eene geestig uitgedagte bespiegeling: dog een dergelyke handelwyze voegt niet eenen waaren Lief hebber van de Kunst, en men kan zich niet met grond vleijen van te vorderen in de waare Geneeskunst, indien men
zich niet bedient van de Ondervinding en de Waarneeming, om daarop zyne redeneering te vestigen. - Is 'er inderdaad eenige waarschynlykheid, dat, als de natuur van den weg geweeken is, ze zal moeten te rug wyken op de hulp die een invallende gedachte aanbiedt, welk haar geheel bestaan verschuldigd is aan eene verhitte verbeelding, die nog dikwils met de reden strydt? Is men niet in staat meer hulp toe te brengen, wanneer men ondervinding hebbende van de uitwerking der Geneesmiddelen, gebruik tevens maakt van de gelegenheid, een
| |
| |
geschikte orde volgt, en tevens een juiste keus doet van 't geen men in 't werk stelt. Dus legt men vaste gronden waarop men zyn gevoelen kan vestigen: dus is men in staat van wel te oordeelen over de afwykingen van de Natuur, en de Hulpmiddelen die hier tegen vereischt worden. Dit is de waare bespiegeling en tevens de Proefondervindelyke Geneeskunde, daar hippocrates zo veel werk van maakte. Ik prijs, zegt deeze beroemde Auteur, de redeneeringen, wanneer ze steunen op zaaken die onder 't bereik der Zintuigen vallen, en die door de ondervinding bevestigd worden. Als dit samen gepaard gaat, maakt het 't Kenmerk uit van een waar Geneesheer: dog die geen, welk zich met bloote bespiegelingen ophoudt, of die alleen maar volgt de slenter van een blinde praktyk, helpt zich zelven in de war. - Maar zo het gevaarlyk is zich te veel aan bloote redeneeringen over te geeven, is 't nog gevaarlyker op de ondervinding alleen te bouwen. De ondervinding betekent niets, dan in zo verre dezelve ondersteund word door een bondige redeneering, die dezelve ophoudt, en 'er al 't bedriegelyke van afzondert dat 'er van buiten bykomt, waardoor iemand zoude kunnen misleid worden. Haar blyft hierdoor alleen 't noodige over, dat in staat is om den ongeloovigsten te overtuigen. 't Is zo waar dat de Ondervinding al haar vermogen van de reden ontvangt, die 'er de juiste waarde aan geeft, dat 't meermaalen gebeurt, dat de een uit dezelfde ondervinding juist het tegengestelde trekt van 't geen 'er een ander in vindt. Men moet dan tot een beginzel vast stellen, in de Weetenschappen en des te meer in 't oefenen van eene Weetenschap van zo veel belang voor 't leeven der Menschen als de Geneeskunst, van geen geloof te geeven aan de Ondervindingen van de bekwaamste Oefenaars der Kunst, voor ze met alle strengheid aan de Reden getoetst te hebben. 't Zyn, zegt de Beroemde pascal,
handelende over een onderwerp nog van meerder belang dan dit, twee uitersten, die even gevaarlyk zyn, te weeten de reden buiten te sluiten, en niets dan de reden te willen toelaaten. Deeze gewigtige waarheid vindt hier natuurlyk zyne toepassing; dog men mag insgelyks, op 't voorbeeld van deezen Grooten Man zeggen, dat 'er in de Geneeskunst twee uitersten zyn, die even gevaarlyk worden, te weeten 't niet toelaaten van de Ondervinding, en niets dan de Ondervinding aan te neemen. - Ik heb deeze kleine uitweiding gedaan om dat ik my verplicht vinde de
| |
| |
leerstellingen van eenige hedendaagsche Auteuren aan te tasten, die zich aan 't Gemeen aankondigen als de eenige waare Oefenaars der Kunst, eveneens als de onfeilbaare Godspraaken, dewyl ze niets voortbrengen, zo ze zeggen, dan volgens de Ondervinding. Maar hoe kwalyk begrypen dergelyke Geneeskundigen de kracht van 't woord Ondervinding! Laaten ze zich niet verbeelden dat men niet veilig kan oordeelen over de waare of valsche kracht aan een Geneesmiddel toegeschreven, zonder 't duizendmaalen door een klaare Ondervinding beproefd te hebben; wat heeft men niet al verwonderlyke en ongelooflyke uitwerkingen opgegeeven van verscheide Geneesmiddelen, die tegen de Reden scheenen te stryden? Ondertusschen heeft de tyd, een Overwinnaar van alles, allengskens deeze begoogelingen in rook doen verdwynen; de Reden heeft weder de overhand gekregen, en men heeft geleerd tot welk een graad de ondervinding alleen in staat was de beste vernuften te verblinden. Maar laat ons komen tot de Waarneeming. - 't Woord Teering beteekent tegenwoordig een kwynenden staat, waarin de deelen verwelken en uitdroogen; en schoon de geenen, die ons de wet voorgeschreven hebben, altyd geloofd hebben dat 't een onfeilbaar gevolg was van eene Verzweering in de Longen, vertoonen evenwel de Waarneemingen, en 't openen der Lyken, ons dezelve onder een andere gedaante. Deeze Verteering, die ontstaat uit ongesteldheden van 't Bloed en de Longen, is vergezeld van een lastigen hoest, van een ongemakkelyke ademhaaling, en van eene uitteerende Koorts, die zich verheft, wanneer de Natuur poogingen doet tot 't verteeren van 't voedzel, en van verscheide andere toevallen, die verknocht zyn met de Teering. Deeze twee genoemde oorsprongen, 't Bloed en de Longen, werken samen tot 't voortbrengen van deeze Ziekte. De werktuiglyke deelen van 't Lighaam zouden gaaf zyn, indien 't bloed, ongesteld zynde, 'er niet 't samenstel van in wanorde bragte; en dit zelfde bloed zoude nog langen tyd zyne
voordeelen kunnen behouden, indien de vaste deelen zyne aanvallen konden wederstaan, of indien dezelve de kwaade indrukselen 'er van niet behielden. Dog al die zwakheden ontstaan van de noodzaakelykheid van den onderlingen invloed van deeze deelen, en men kan niet anders verwagten of 't bloed, met een Teeringagtig beginzel aangedaan, loopt zo menige maalen door de Longen, tot dat 't zyne gesteldheid kan mededeelen, en tot dat deeze insgelyks op hun beurt de ziekelyke gesteldheid wederom aan an- | |
| |
dere deelen te rug geeven. - 't Is ondertusschen niet altyd noodzaakelyk, dat, om de Teering te veröorzaaken, 't bloed altoos besmet moet zyn met eene kwaade stoffe, of dat 'er eenig oorspronglyk smet plaats heeft. De Longen, alleen maar een weinig verstopt zynde, geeven dikwyls hier aanleiding toe, en om 't beter uit te drukken, de een heeft te veel invloed op de ander, zonder dat men in staat is van een eerste aandoening te kunnen ontdekken, dewyl 't bloed meer een levendigmakend beginzel opdoet in de Longen dan in 't Hart, of in eenig ander deel van ons Lighaam door 't geen de lucht 'er aan mededeelt, die een levendigmaakend beginzel 'er aan geeft. 't Bloed kan ligt van hoedanigheid veranderen, wanneer 't niet met een vollen sprong kan loopen door eene menigte vaatjes die door elkander samen geweeven zyn, die zich niet genoeg kunnen verlengen, by gebrek van eene genoegzaame ruime uitzetting. Dog 't is niet gewoon te zien dat een leevendig en sleurig bloed zo ligt bederft in de Longen, wanneer de spieren 'er van nog hunne veerkracht behouden; wy kunnen wel niet ontkennen dat 'er niet veelmaalen in dit Ingewand, of in de vochten van hen, die aan deeze Ziekte onderheevig zyn, eene heimelyke gesteldheid gevonden wordt, die hen daar voor vatbaar maakt; zo dat men byna gedwongen wordt van te besluiten dat de Teering is een langzaame uitteering van 't geheele Lighaam, veroorzaakt door eene verandering in 't bloed, en door de ongesteldheden die zich door de Long
verspreid hebben, dezelve worden daar na toe gevoerd en onderhouden door 't bloed. Indien dit al niet altyd gebeurt, geloove ik tog met grond dat het al de gemeenste oorzaak uitmaakt van deeze Ziekte. 't Bloed brengt aan en laat over in de Longen een Stoffe die geschikt is om dezelve ongesteld te maaken: door zyn verblyf aldaar word ze scherp, waaruit de Ontsteeking, de Verzweering, &c. ontstaat. 't Is vooral tegen dit soort van Teering dat ik 't Brandmiddel aanprys. Men ziet ligt dat dit Hulpmiddel in staat is van die kwaade stoffe af te leiden, en 't bloed 'er van te zuiveren; men kan dit niet zo vaardig nog zo krachtdaadig bewerken, door de algemeene Middelen, zo als ze hedendaags byna overal in gebruik zyn. Men moet ze evenwel met 't Brandmiddel samen voegen als twee vermogens die dezelfde uitwerking bedoelen. De volgende Waarneeming schynt ons gevoelen te bevestigen, die, schoon zeer waarschynlyk, evenwel geen gezach kan verkrygen, dan na dat ze aan de regels van de Ondervinding getoetst is geweest.
| |
| |
Waarneeming. Eene Dogter van de Parochie van Escox, agt en dertig jaaren oud, van een middelmaatige gestalte, zynde van een galachtig en bloedryk temperament, gevoelde sedert eenigen tyd een drukkende pyn in de borst, die haar zeer hinderlyk was; eene bezetting, 't welk op de minste beweeging zeer vermeerderde: hierby kwam een kleine hoest, gevolgd nu en dan van bloedige fluimen. Ze bespeurde nog van tyd tot tyd eene prikkeling, die haar zeer ontrustte, zonder dat ze kon bemerken dat de Veranderingen eenige de minste deel in haar ongemak hadden. Ze nam weinig voorzorg tegen deeze omstandigheden, en gebruikte in langen tyd geene Geneesmiddelen 'er tegen; ondertusschen wierden de toevallen van dag tot dag zwaarder. De fluimen namen toe in hoeveelheid, en werden zout van smaak, lymig en etterig. De Koorts voegde zich hierby; de stem werd heesch, de ademhaaling was meer belemmerd; de pyn en zwaarte in de borst namen toe. Dit was de staat der Ziekte waarin ik haar vond, de eerste reis dat ik haar zach. Alle deeze toevallen samen genomen deeden my gelooven dat 'er reeds een Verzweering in de Longen plaats had. Myn Geneeskundig oogmerk was het tot rypheid te brengen en te doen doorbreeken. Met dit oogmerk raadde ik haar een melk-diëet aan, de beweeging van 't paarderyden, warme baden, en borstontlastende Middelen. Deeze Middelen hadden een zo gelukkig gevolg als ik 'er van kon verwachten; want 'er verliepen geen agt dagen, of de Lyderes, na bykans een uur lang een sterken hoest doorgestaan te hebben, gaf binnen weinig tyd een groote menigte van een zeer stinkende stof op, die zeer naar hef van wyn geleek. Ik deed daarop alle poogingen om 't bloed te bevryden van door deeze stoffe besmet te worden, de etter zo schielyk als mogelyk te doen ontlasten, en de randen van de Verzweering te zuiveren en te doen heelen. Ik schreef haar dranken voor die een aangenaam zuur en zout bevatten, waarvan de Lyderes veel gebruikte; de
witte Borstsyroop uit de Apotheek van Parys, een melk-diëet, en verzachtende Middelen. - De Lyderes bleef twee geheele maanden aan deezen Leefregel. De hoest verminderde eenigzins, de ademhaaling werdt vryer, en de Koorts verminderde ook. Daar kwam evenwel geen eetenlust: de mond van binnen was met een korst bezet en stinkende, de stoelgangen waren zeer bedorven en leelyk, ik purgeerde haar voor een tweede reis: dog haar omstandigheden beterden hier door niet. Ik liet haar 15 dagen lang Ezelinne melk gebruiken; dog 'er kwam geene verandering. Eenige dagen hierna werd
| |
| |
de Pols zeer zwak, de Lyderes was zeer onrustig, en zweette des nachts; schielyk hierop volgden de zwakheid en vermagering in den sterksten graad. Ik liet de Lyderes zachte ontlastingen doen hebben door een afkookzel van Tamarinden, Cremor Tartar, en Rhabarber; voor haar drank gaf ik haar 't witte afkookzel van Sydenbam. De Pols bleef by aanhoudendheid zwak. Niet tegenstaande deeze Hulpmiddelen, nam de Koorts nog meer toe; 't zweeten was overvloediger, en de uitteering volkomen. Ik nam myn toevlucht tot een Brandmiddel, 't geen ik tusschen de Schouderbladen liet plaatsen. De ettermaaking was hier zeer overvloedig; binnen weinige dagen begonnen de sluimen in de zelfde reden te verminderen als de ettermaaking toenam; de borst werd ruimer, en de Pols won een weinig in krachten aan: 't zweeten hieldt op, en maakte plaats voor een zachte en geruste slaap: de trek tot eeten kwam schielyk wederom; de Lyderes won weder aan in krachten, en haare gezondheid werd gelukkig weder hersteld door 't gebruik van dit Hulpmiddel, waarby ik voegde de mineraale Wateren van Canterets. |
|