Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
een' Os gewond was. By myne aankomst verhaalden de Ouders my dat dit Kind staande voor Ossen, voor een Wagen ingespannen, door een van deeze Dieren met de hoornen gestooten was in den Onderbuik, doorgaande tot in de holte van den Buik; dat 't Dier daarop 't Kind tot boven zyn hoofd had opgeligt, en dus vast gereegen gehouden, tot dat de Ouders, door 't sterk schreeuwen van den Jongen gewaarschouwd zynde, daar na toe kwamen loopen, en hem met alle mogelyke voorzichtigheid losgemaakt hadden; dat ze 't Kind vervolgens, op een wagen neergelegd, naar huis hadden vervoerd, waar ik 't zelve vond, leggende op een slegt bedde. Hy werd door hevige Kolykpynen met geduurige neigingen tot braaken, gesolterd; zyn Pols was zeer zwak. By onderzoek bevond ik dat de hoorn van den Os inderdaad was doorgegaan tot in de holte van den buik aan de linkerzyde, vier duimen boven 't darmbeen. Uit de Wond was naar buiten doorgedrongen een aanmerkelyk gedeelte van de dunne darmen, welke ik reeds vond koud te zyn, en overdekt, gelyk als ook 't overige van den buik, met bloed, en met een zwartagtige kleevende stof, die ik herkende voor een pap van Boekweit gekookt, 't welk de Jonge voor zyn ontbyt genomen hadt; dit was gemengd met 't vocht der Ingewanden. Ik wischte met warmen wyn de uitgekomene darmen af, om 'er de gemaakte scheuring in te ontdekken. Ik vond inderdaad dat de Nuchterendarm (Jejunum) van de eene zyde tot de andere doorboord was, 't geen 'er tusschen beiden van vooren bevat was toonde een sterke kneuzing, ter lengte van een duim; zynde veel meer rood ontstoken dan 't overige gedeelte van den darm. Ik maakte de aanhegting by ieder opening met drie steeken. Ik verwyderde de uitwendige Wond, overeenkomstig de opzwelling en verstopping, die my beletten de wederinbrenging van 't gedarmte: ik bragt daarom de darmen weder in, 't welk de pynen en neigingen tot braaken deedt ophouden. Ik plaatste over den geheelen buik een stooving met Olyven-olie, hebbende niets beter; en bedekte den Buik en de Wonde met drukdoeken, natgemaakt in olie en wyn; ik lag een sterk vereenigend verband aan, zonder drukking. Ik ordonneerde hem een zeer strenge leefregel, en ried hen den Lyder den volgenden dag in ons Hospitaal te brengen, waarvan de zorg, ten opzichte van 't Heelkundige, my aanbevoolen is, 's Morgens, den 17 December, kwam men my zeggen, dat hy 'er gekomen was: ik begaf my 'er aanstonds naar toe, en vond hem met veel Koorts en eene hevige aandoening, en een harde Pols, die geen tekenen gaf van 't | |
[pagina 54]
| |
groot verlies van bloed 't welk 's avonds plaats gehad had. Ik liet hem Aderlaaten, schreef een verzagtend lavement voor, en verbond de Wond, waaraan ik niets buitengewoons bespeurde, met een eenvoudig Digestif: en daarover drukdoeken natgemaakt in wyn, olie en wondwater; dringende telkens sterk aan op een strenge leefregel en overvloedig drinken van dunne dranken. 's Avonds de staat van de Ziekte dezelfde zynde, herhaalde men de laating. De Zuster van 't Gasthuis verhaalde my dat 'er een natuurlyke gebonden afgang op gevolgd was, en dat hy buiten 't lavement een rykelyke ontlasting gehad had; ik verbond hem weder als 's morgens. Den 18den, hield de Koorts nog aan sterk te zyn; men deed hem voor de derde reis aderlaaten, en gaf hem een lavement met een afkookzel van de Kina en Terpentyn, ontbonden in de dooijer van een ey, 't welk hy niet lang by zich hield, en geene ontlasting veroorzaakte. Ik verbond hem tweemaalen daags, zo als den voorgaanden dag. Den 19den, was de Koorts minder sterk, en de Pols zachter. Men diende hem twee lavementen toe, die geen meerdere uitwerking hadden dan dat van den voorgaanden dag: ik verbond hem tweemaalen als te vooren. Op den 20sten, waren 'er hevige toevallen, de Buik was sterk aangedaan, en de Lyder had hevige aanvallen van Kolyk-pynen, met galachtige braakingen verzeld. Verzachtende windbreekende lavementen, olieagtige dranken, werden zonder eenig nut gebruikt: men voegde 'er tegen den avond eenige druppen Laudanum Liquidum by, die een weinig verligting toebragten. 't Verband was 't zelfde, uitgezonderd dat ik verzachtende stoovingen, in plaats van die met wyn en wondwater, liet gebruiken. Den 23sten, had de Lyder een goeden nacht gehad. Dewyl hy klaagde over een kwaaden smaak in den mond, gaf ik op zyn tong acht, die sterk beslagen was; 't welk, in aanmerking neemende de sterke verheffing van den voorgaanden avond, my deed denken dat zulks veroorzaakt werdt door kwaade stoffen. 't Kwam my voor dat 't dienstig zoude zyn een weinig Cassia en Manna met oly te geeven. Maar, omtrent twee uuren na dat hy 't eerste glas 'er van genoomen had, was de Lyder sterk aangedaan; de Kolyk-pynen kwamen wederom; de buik zwol desgelyks, met een zonderling geluidmaakende beweeging, en niet lang daarop, als de Lyder klaagde dat hy nat was, vond ik al 't linnen van 't Verband bevogtigd met Cassia en Gal, zo dat ik niet kon twyfelen, of 't Geneesmiddel was wederom uit de Wond uitgekomen; dit overtuigde my dat de kneuzing die ik by myn eerst be- | |
[pagina 55]
| |
zoek gevonden had, tot eene verzweering was overgegaan, waardoor dus 't verlies der vaste deelen vermeerderd was, 't welk een zeer ongunstige uitkomst voorspelde. Eenige pynstillende druppen scheenen ondertusschen de toevallen te doen bedaaren; de buik, zonder eenige ontlasting, slonk weder tegen den avond; de randen van de Wond scheenen zeer verheeven en ontstooken. Ik verbond na gewoonte, en de verzachtende olieagtige drank herhaald zynde, deedt den Lyder wederom een goeden nacht hebben. Den 22sten was 't linnen en 't bed zelfs nat, en 't Verband was opgevuld met Chylstoffen; de Lyder had geen afgang nog ontlasting van pis; de lavementen deeden geene uitwerking. Ik verbond op dezelfde wyze als te vooren. Tegen den middag moest men wederom veranderen van linnen, zo nat was 't geworden. De Wond was zeer ontstooken; ik was genoodzaakt 't Verband 's avonds voor de derde reis te herhaalen. Van den 23 December tot den 3 January bleef de staat van den Lyder dezelfde, 't gebruikte vocht kwam weder uit de Wond voortvloeijen, niettegenstaande 't gebruik der lavementen, en drie verbanden ieder dag. De nacht tusschen den 1sten en 2den January was ondertusschen merkelyk beter, 't linnen was minder nat, en 't Verband was zo zeer niet met stoffe belaaden. Den 3den ontlastte zich de pis overvloedig door den natuurlyken weg; de Wond was minder ontstooken, de randen zo zeer niet opgezet; ik bragt 't Verband toen tot twee maalen daags. Den 4den kwam 'er een natuurlyke ontlasting zonder lavement, 't linnen was ten naasten by droog, daar was geene ontlasting van vreemde stoffen door de Wond. 't Plukzel was met een goede etter bezet, de Wond stond wel, en de Pols was gemaatigd: dit alles samen gaf ons groote hoop van herstelling. Den 5den had de Lyder een goeden nacht, veel gewaterd, en rykelyk afgang gehad. De Pols was ten naasten by natuurlyk, en de Wond vertoonde zich goed, met een overvloedige goede etter. Den 6den was de staat van den Lyder nog beter, en men kon op 't aanhoudend verzoek hem niet weigeren een dunne Soup in den morgen, welke men 's avonds herhaalde. De Lyder sliep den 7den zeer gerust: de ontlasting was overvloedig, ook had hy rykelyk gewaterd. De Wond beterde van dag tot dag, en zette zich aan de uiteinden reeds tot heelen, waar op men een weinig meer voedzel aan den Lyder toestond. Den 9den de Lyder toeneemende in beterschap, stond men hem toe de leefregel der herstellenden; ik verbond hem nu maar éénmaal daags. De Wond is vervolgens vry schielyk ge- | |
[pagina 56]
| |
heeld; en wy hebben 't genoegen gehad den Lyder den 15 February met verwondering geneezen te zien van een kwetzuur, die, op zich zelven beschouwd, van zeer kwaade gevolgen konde zyn; 't gevaar van sterven reeds over zynde, scheen dezelve egter een sistuleuse verzweering te dreigen, waar tegen hem de balsemike gesteldheid der vochten, en de verwonderlyke hulpmiddelen van de natuur, byzonder in jonge gestellen, beschermd hebben; brengende weder tegen onze verwagting voort een wederaangroeijing van 't gescheurde en verëtterde gedeelte van den darm. De behandeling is geschied onder 't opzicht, en met raad, van m. verchere de Zoon, Geneesheer van 't gemelde Hospitaal: en onder 't bestier van de drie Zusters van 't Gasthuis, die zulks met recht is toevertrouwd. |
|