Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
De voornaamste leevensgevallen van Topal Osman.Osman aga ging, in den Jaare MDCXCIX, den ouderdom van vyfen-twintig jaaren bereikt hebbende, uit het Serail, waar hy het ampt van Martotos Bachi of Opzigter der Rydtuigen; hadt waargenomen. Een heimlyken last van den Grooten Heer na Egypte gekreegen hebbende, nam hy zyn weg tot aan Seyde te Land, waar hy, om de Arabieren, die het onveilig maakten, te ontwyken, zich verpligt vondt in een Saique, na Damiate bestemd, scheep te gaan. In deezen korten overtocht ontmoette ongelukkig een Spaansche Bark, van Majorca ter Kaap vaarende, de Saique. Deeze moest voor overmagt bezwyken, en osman aga werd, met het zwaard in de hand, schoon aan arm en been gevaarlyk gewond, gevangen genomen. De Zeeroover, wiens schip in het gevegt geleden hadt, liep te Malta in, om te herstellen. Osmans wonden waren nog gevaarlyk. Hy is 'er ook kreupel van gebleeven, en heeft daar van den bynaam van topal, zo veel als de kreupele, volgens het gebruik der Turken, behouden. Zo ras de Zeeroover in de Haven kwam, ging de Heer vincent arniaud, bygenaamd l'hardy, een Inboorling van Marseille, Captein der Haven van Malta, amptshalven aan 't boord van den Kaaper. Hy zag den ongelukkigen osman in ketenen, die hem deezen zonderlingen voorslag deedt. 'Bestaa eens een treflyke daad, Myn ‘Heer! los my, gy zult 'er niets by verliezen.’ Arniaud, verwonderd over deezen voorslag, vroeg den Kaper Captein wat hy eischte voer losgeld van deezen Slaaf? - ‘Ik moet 'er duizend SequinenGa naar voetnoot(*) voor hebben, antwoordde de Zeeroover. - Arniaud zich tot osman wendende, zeide: Ik zie u voor de eerste maal van myn leeven, ik ken u geheel niet, en gy stelt my voor, op uw enkel woord, duizend Seqtinen tot uw losgeld te betaalen. - Wy doen, hervatte osman, ‘beiden wat ons voegt. Wat my betreft, ik ben in boeijen, het is natuurlyk, dat ik alles aanwende om myne vryheid weoer te krygen. Wat u belangt, gy hebt reden om myne goede trouw in twyfel te trekken; ik heb niets om u eenige zekerheid te geeven dan myn woord, en gy geen grond om daar op te betrouwen: ondertusschen, zult gy, die hag willende waagen, ik herhal het nog ééns, des geen berouw hebben.’ De Heer arniaud vertro met gunstige denkbeelden van topal osman, en, 't geen nog mer te bevreemden is, zy werden door overdenking niet uitgewisch. Hy ging den Groot-Meester verslag | |
[pagina 33]
| |
doen van 't geen hy amptshalven moest berigten, kwam weder aan boord, en betaalde den Kaper-Captein het losgeld voor topal, waar op hy hem deedt overbrengen aan boord van een Fransche Bark, hem toebehoorende; daar zondt hy den gelosten een Geneesen Heelmeester, en alle noodwendigheden. Osman bevondt zich welhaast buiten gevaar. Hy stelde daar op zynen Weldoender voor na de Levant te schryven, om het uitgeschooten geld te innen. Doch betuigde teffens, te gelooven de edelmoedigheid zyns Verlossers niet te misbruiken, als hy hem eene gunste verzog: hier in bestaande, om hem, op zyn woord, te rug te zenden, en het geheel en al op zyne goede trouwe te laaten aankomen. Arniaud was niet ten halve edelmoedig; maar betoonde die in de grootste maate op dit verzoek van topal; naa hem op de minzaamste en heuschte wyze behandeld te hebben, gaf hy hem die eigenste Bark, op welke hy hem hadt doen overbrengen, om 'er, naar welgevallen over te beschikken, en 'er mede te zeilen, werwaards het hem goed dagt. Osman kwam als slaaf op Malta, was denzelfden dag gelost, en vertrok, acht dagen daar naa, op een schip, waar over hy geboodt. Hy kwam behouden te Damiate, om den Nyl op na Cairo te vertrekken. Daags naa zyne aankomst, deedt hy duizend Sequinen aan den Captein van de Bark tellen, om aan zynen Verlosser ter hand gesteld te worden, en gaf den Captein een geschenk van vyfhonderd Piasters. Hy volvoerde den last des Grooten Heers, keerde weder om 'er verslag van te doen, kwam te Constantinopole, en was zelfs de boodschapper van het nieuws zyner Slaavernye. De dankbaarheid van osman bepaalde zich niet aan die eerste beweegingen; hy hieldt aan met 'er zynen Weldoender blyken van te geeven, door eene onafgebrooke briefwisseling, en het zenden van geschenken. Zyne erkentenis strekte zich uit tot de geheele Fransche Natie. Geene gelegenheid liet hy voorby slippen om aan alle Franschen, die iets met hem te doen hadden, de doorslaandste bewyzen eener zonderlinge genegenheid te geeven. Tot Seraskier van Morea benoemd zynde, belastte hy den Franschen Consul, aan den Captein arniaud te schryven, en hem berigt van deeze verheffing te geeven, en tevens te verzoeken, dat hy een' zyner Zoonen wilde zenden, dien hy thans grootlyks kon bevoordeelen. Een der Zoonen van arniaud, dezelfde die ons deeze berigten heeft ter hand gesteld, trok na Morea; en, geduurende de twee of drie jaaren, die hy by den Seraskier bleef, vergaderde deeze groote schatten, zo door de geschenken hem toegevoegd, als door de gemakken en voordeelen, die hy hem in den Koophandel verleende. Topal osman, Beglier Bey van Romelie, een der grootste Landvoogdyen des Ryks, geworden zynde, trok Captein arniaud, reeds zeven en zestig jaar oud, met zyn Zoon, in 't Jaar MDCCXXVII, na Salonika, en ging den Beglier-Bey te Nyssa, waar hy zyn ver- | |
[pagina 34]
| |
blyf hieldt, bezoeken. Zy werden op het gunstrykst en tederst ontvangen. Osman vertoonde, in hunne tegenwoordigheid, de praal zyner grootheid, omhelsde hun, deedt hun Sorbet en Reukwerk toedienen, en op de Sopha zitten; eene zonderlinge gunste van de zyde eens Pacha's van den eersten rang; boven al, wanneer dezelve beweezen wordt aan een Christen. Afscheid van den Pacha neemende, betuigde de oude arniaud ‘dat hy hoopte, vóór zyn dood, hem te Constantinopole als Groot Visir te begroeten’! Dit was meer een wensch dan hoop; de uitkomst der zaake maakte 'er eene voorzegging van. De Groot Visir ibrahim pacha, naa twaalf of dertien jaaren gerust eene post, aan zo veel onrusts blootgesteld, bekleed te hebben, kwam deerlyk om in een Oproer, in 't Jaar MDCCXXX. In minder dan één Jaar tyds hadt hy drie Opvolgers. In de Maand September des volgenden Jaars, werd osman geroepen om een post te bekleeden, zo gevaarlyk in zich zelve, en nog hachlyker geworden in de tegenwoordige omstandigheden. Hy wist nog niet tot welk een post hy geroepen was, wanneer hy op weg na Constantinopole den Captein arniaud deedt weeten, dat hy en zyne Kinderen topal osman konden vinden, waar ook het Werelds geluk hem been voerde. Naa zyne aankomst te Constantinopole, verzogt hy den Franschen Afgezant, op nieuw aan Captein arniaud te schryven, en zyn ouden Patroon te verzoeken, hem te komen zien; hem tevens aanmaanende geen tyd te verzuimen, dewyl een Groot-Visir, doorgaans, maar zeer kort die waardigheid bekleedt. Arniaud nam deezen raad in agt; en kwam, in de maand January des Jaars MDCCXXXII, met zyn' Zoon, te Constantinopole. Zo ras de Groot-Visir van hunne aankomst verwittigd was, zondt hy een Vertrouwde, om hun te zeggen, dat hy hun des anderen daags, naa de middag, zou opwagten. Men dagt, dat hy hun een afzonderlyk gehoor in stilte zou verleenen, om niets te doen 't welk zyne waardigheid kwetste, door Christenen een onthaal te geeven, strekkende om de Grooten der Porte tot jaloursheid te verwekken, of den geest des oproers, nu maar even aan 't bedaaren, weder te doen opstuiven. Vader en Zoon begaven zich, den volgenden dag, op 't bestemde uur, na 't Paleis van den Groot Visir, met de geschenken, van Malta mede gebragt; bestaande in verscheide kassen Oranje-appelen; in Citroenen, Bergamotten, en verscheide soorten van ingelegde lekkernyen; in Oranje-boomen met blad en bloezem; in Canaryvogels, waar op de Turken zeer gezet zyn, en 't welk veel meer dan dit alles betekent, in twaalf Turken uit de slaaverny te Malta gelost. Alle deeze geschenken werden, op last van den Groot-Visir, in orde geschikt en ten toon gesteld. De oude arniaud, nu twee en zeventig jaaren oud, werd, tenevens zyn Zoon, tot den Groot-Visir ingeleid. Hy ontving hun in 't byzyn van de aanzienlykste Ryksbedienden, met betuigingen van de tederste genegenheid. | |
[pagina 35]
| |
‘Gy ziet’, sprak hy, zich tot de rondsom staande Turken wendende, en hun de geloste Slaaven vertoonende, ‘gy ziet uwe Broeders in vryheid gesteld, naa in slaavernye gezugt te hebben. Deeze Fransche Heer is hun Verlosser’. - ‘Ik ben’, liet hy 'er op volgen, ‘een Slaaf geweest, gelyk zy; ik was met ketenen belaaden, geslaagen, gewond, ziet daar den Man, die my gelost, my behouden heeft; ziet daar myn Patroon; vryheid, leeven, staat, alles ben ik hem verschuldigd. Hy heeft, zonder my te kennen, duizend Sequinen voor myn losgeld betaald; my, op myn woord, laaten vertrekken; my een Schip gegeeven om heen te vaaren werwaards het my behaagde. Waar is, zelfs een Muzulman, in staat om dergelyk eene daad van edelmoedigheid te doen?’ Alle de Omstanders hielden het oog op den Grysaard gevestigd, die de handen van den Groot Visir in de zyne klemde. Alle de Bedienden van den Groot Visir, alle zyne Huisgenooten, zeiden tot elkander. ‘Ziet daar den AgaGa naar voetnoot(*), den Patroon, van den Visir; ziet daar den Losser van onzen Meester!’ De Groot Visir deedt aan den Vader en Zoon verscheide vraagen, ten opzigte van den tegenwoordigen staat hunner zaaken, en over de verliezen in den handel geleden. Naa hunne antwoorden, met alle goedgunstigheid, aangehoord te hebben, uitte hy deeze Arabische spreuk: Allab-Kerim. ‘De Voorzienigheid van god is groot!’ ‘Zy heeft’, voegde hy 'er nevens ‘my in staat gesteld om uw lot te verzagten’. Hy liet, vervolgens, voor hun oog beschikking maaken, over de medegebragte geschenken, waar van hy terstond het meerendeel zondt aan den Grooten Heer, aan de Valide (de Sultane Moeder) en aan den Kislar-Aga (het Opperhoofd der Zwarte Gesneedenen.) De twee Fransche Heeren, met vriendschaps betooningen door den Groot Visir ryklyk begiftigd, namen afscheid van hem. Osman hadt last gegeeven, om voor hun een verblyfplaats in zyn Paleis gereed te maaken. Hy berispte hun vriendlyk, als hy vernam, dat zy weder na het Paleis des Franschen Afgezants zouden gaan, en beval den Tolk hun, van zynent wege, den Afgezant aan te bevelen, en te verzekeren, dat by hem verpligt zou weezen voor alles, wat hy ten hunnen opzigte deedt. Zeker straalt 'er eene grootheid van Ziel door, in de af beelding die topal osman van zyne slaaverny gaf, in de openbaare bekentenisse zyner vernederinge, en der verpligtingen aan zynen Verlosser. Men hebbe wel in aanmerkinge te neemen, welk eene verregaande veragting de vooroordeelen van den Godsdienst, en van de Opvoeding, de Turken inboezemen van alles wat geen Musulman is, en | |
[pagina 36]
| |
bovenal van de Christenen, om al de schoonheid en edelheid te bezeffen van dit bedryf, voor 't oog zyns ganschen Hofgezins. De Zoon van den Groot Visir ontving vervolgens de Fransche Heeren byzonder in zyn Paleis. Hy omhelsde hen, en behandelde ze met dezelfde gemeenzaamheid, die zyn Vader, nog Pacha te Nyssa zynde, betoond hadt, en deedt hun belooven, dat zy hem meermaalen zouden komen zien. Weinig tyds voor hun vertrek, hadden zy een ander afzonderlyk gehoor by den Groot Visir, waar in die Staatsdienaar, geene pligtpleegingen in agt behoevende te neemen, zyn rang vergat om alleen te bedenken, wat hy zynen Weldoender verschuldigd was. Topal osman herstelde, door zyne wakkerheid en standvastigheid, den overvloed, de goede orde en de bediening des regts te Constantinopole, waar, zints het oproer tot zyn Grootvisierschap, de ongebondenheid en wanorde niet hadden kunnen beteugeld worden, waar 't gebrek en de duurte der leevensmiddelen zeer hoog liep. - In gevolge hier van sinertte het allen welmeenenden en braave Burgers, als hem, in de maand Maart, des Jaars MDCCXXXII, zyne bediening ontnomen werd. Topal osman, die deeze staatsomwenteling voorzien hadt, verdroeg dezelve met de grootste bedaardheid. Naa het te rug geeven van het Zegel des Ryks, uit het Serail komende, zag hy alle zyne Aanhangers en Huisgenooten verslaagen en ontsteld. ‘Waar over treurt gy’, was zyn woord; ‘heb ik u niet gezegd, dat de Groot Visir zyn post niet lang bekleedt? Al myne ongerustheid was een open te vinden, om 'er gelukkig af te raaken. God zy geloofd, men heeft my niets te verwyten; de Sultan is voldaan over myne diensten; ik gaa gerust en wel te vrede heen. Vervolgens gaf hy last tot een Dank-offerande, deelde geld aan zyne Bedienden uit, en geboodt hun zich te verblyden. Hy dagt ook, in dit oogenblik, aan zynen Weldoender, wel bezeffende dat dit voorval deezen hartzeer zou baaren. ‘Dat men hem zegge’, voegde hy 'er nevens, ‘dat hy zich getrooste; ik hoop hem nog eens te zien, verklaar hem, dat hy my steeds denzelfden zal vinden. Men schryve na Salonica, dat men nauwlettend zy, om hem de hoeveelheid koorns, door my bevolen, toe te schikken; indien ik bemerk, dat 'er ééne maate aan ontbreekt, zal ik doen zien, dat ik nog leeve’. Hy gaf eenige andere bevelen, zyne huislyke zaaken betreffende, en vertrok na Trebisonde, over welk Land hy tot Pacha benoemd was. Weinig dagen daar naa ontving hy, op zyn' weg, nieuwe bevelen om na Persie te gaan, in de plaats van Ali-Pacha, thans Groot Visir geworden. O man ging getroost zyn Opvolger tot Groot Visir verheffen, zelfs het ampt van Seraskier bekleeden, in welke hoedanigheid hy zynen Vaderlande misschien meer diensts gedaan heeft, dan hy zou hebben kunnen doen, als hy Groot-Visir gebleeven was. |
|