sendst agten; hoewel in die agtbaare en talryke Vergadering, een nog jonge en reeds uitmuntende Kerkvoogd, den Koning de strenge en aandoenlyke taal der kloekmoedige waarheid, en schreiende menschlykheid deedt hooren; noch deeze toebereiding voegende aan de Plegtigheid, noch de Plegtigheid zelve, in al haaren Godsdienstigen luister, zou het voorwerp uwer verbaazinge geweest zyn.
Gy zoudt onzen Goeden Koning, (want één jaar Regeerens heeft hem deezen bynaam verworven), gezien hebben met die ongemaakte houding, welke de opregtheid zyner Ziele uitbeeldt, zonder hoogmoed, zonder trotsheid, zonder ydele eere, te midden van een toestel, zo geschikt om te verblinden, die deftigheid bewaarende, welke aan zynen rang voegt; doch gy weet hoe zeer de verwaandheid hem tegen staat; en hy bleef zich zelven gelyk.
Wat heb ik u, derhalven, meer te zeggen? 't geen onmogelyk is, ik herhaal het, zich te verbeelden en te beschryven. De onverwagte en diepe indruk, die op aller Zielen het oogenblik maakte, waar in de Ryks. Grooten de Kroon van carel den grooten in handen namen, en lodewyk den XVI op 't hoofd zetten; toen vertoonde zich de Koning eensslags omringd van dien edelen stoet, op een verheven plaats, scheidende het choor van den buik der Kerke, waar zyn throon was opgerigt, zittende op denzelven tusschen zyn Adel en zyn Volk. Verbeeld u die schildery!
Nauwlyks hadt het geschal der trompetten, het gelui der klokken, het gebulder des geschuts, de Krooning aangekondigd, of de deuren werden geopend; het Volk kwam, als een inbreekende vloed, de Kerk instroomen, en deedt, op 't oogenblik, de gewelven wedergalmen van het eenpaarig geroep Lang leeve de Koning! de menigte der Omstanderen, die het gansche choor als een halfrond vervulde, herhaalde dit als een echo. Dit geroep, duizendmaalen herhaald en opgezonden uit het binnenste der Kerke, tot het voorplein, deedt het Kerkgezang zwygen, verdoofde den klank der trompetten, het gelui der klokken, en 't geraas des kanons.
Toen was het, dat eene onuitdruklyke deelneeming de gansche Vergadering aangreep, en de traanen uit perste; toen was het, dat aller stemmen, door snikken gestuit zynde, eene onvrywillige beweeging der armen een handgeklap verwekte; 't welk oogenbliklyk algemeen werd. De Adel, het Hof, het Volk, door dezelfde verrukking bevangen, drukte die op dezelsde wyze uit; de vreugde rees ten hoogsten top: men hoorde niets dan eene schielyke beurtlingsche opeenvolging van toejuiching en handgeklap. Deeze sterk spreekende betooningen van blydschap en tederheid verdubbelden, op het oogenblik dat de Broeders des Konings, en de Prinsen van zynen Bloede, vertoond door de oudste Wereldlyke Ryksgrooten, den throon naderden, en van den Koning de kus des Vredes ontvingen. De wensch des Volks, om de volduuring van eene zo dierbaare eendragt, werd aangeduid door de eenstemmigste en tederste vervoering. Eindelyk was 'er, in alles wat men van het Kerkgezang verstaan kon,