Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKort begrip der verschillen tusschen Groot-Brittanje en de Americaansche volkplantingen gereezen.HEt Parlement van Engeland, de Noord-Americaansche Volkplantingen willende dwingen tot eene blinde onderwerping, en eene slaafsche gehoorzaamheid aan alle zyne Besluiten, is niet alleen, gelyk wy hier boven getoond hebbenGa naar voetnoot(*), van de rechte beginzels der Staatsgesteltenisse en natuurlyke billykheid afgeweeken; maar schynt, daarenboven, de belangen haar toevertrouwd verlochend, of veeleer verraaden, te hebben. Dit zullen wy thans wat nader ontvouwen. | |
[pagina 18]
| |
Aan de Maatschappy en de byzondere Leden van dezelve, het grootste goed of 't meeste geluk, toe te brengen, moet het voornaamste doelwit weezen van allen Staatsbestuur, en is, in 't byzonder, de hoofdwet, welke de Engelsche Burger den geenen voorschryft, dien hy aanstelt; om, in zynen naam, te handelen in de Volksvergaderingen. De middelen, om dit voornaame doelwit te bereiken, hebben met de tyden veele veranderingen ondergaan. De oude Volken, en boven al de Romeinen, hebben hunne heerschappy over onmeetlyke Landen uitgestrekt en zich verscheide Volken onderworpen, zonder den bystand des Koophandels. Het bearbeiden van hun Land, het vervaardigen van eenige groove Manufactuuren, enkel ten noodigen gebruike geschikt, de strengheid hunner Zeden, hunne uitsteekende ervaarenheid in de Krygskunde, hun Geestdrift voor den naam van Romein, en eindelyk de roem, dien zy stelden om voor 't Vaderland te sterven, maakten hnn Meester van bykans de geheele bekende Wereld. De oorlog veroorzaakte, in dien tyd, geene groote kosten; en de zwaarste wapens, in de sterkste en afgerigtste handen, verzekerde hun altoos van de overwinning. De Koophandel bloeide by de andere Volken, die het oorlogszwaard der Romeinen niet konden wederstaan. De rykdommen weeken voor magt; en wel verre van 't zelve te kunnen geeven of te vermeerderen, bragten zy dikwyls tot den val toe. Van hier de oproerige instellingen der Lacedemoniers, en de versmaading der Rykdommen daar den Burgeren ingeboezemd. - De tyden hebben andere veranderingen veroorzaakt; en nieuwe kunsten een nieuw stelzel ingevoerd. Alle Volken van Europa kennen tegenwoordig dezelfde wapens, houden dezelfde krygstugt, en volgen dezelfde Oorlogkunde. De Oorlogen gaan gepaard met eene verbaazende geldspilling; en de best gevulde beurs is de zekerste waarborge van een' gelukkigen uitslag. De Rykdommen alleen maaken, om zo te spreeken, heden ten dage de magt uit. Te deezer oorzaake vinden de Manufactuuren en de Koophandel de kragtigste aanmoediging, by alle Europische Volken, uitgenomen twee. Deeze laatstgemelden haalen, uit verafgelegen Mynen, met eene gemaklykheid, die hun yver ontzenuwt, de schatten, waar van de anderen, om stryd, het grootste deel, door den Koophandel, zoeken magtig te worden. Door dit middel heeft Holland, met een grondgebied, 't welk op verre na geen genoegzaamen voorraad van leevensmiddelen aan de Inwoonderen kan opleveren, de aanvallen van Dwinglandy en Bygeloof, grootmoedig en gelukkig, afgeweerd. Eene door kunst ge- | |
[pagina 19]
| |
maakte magt, gebooren uit den Koophandel, stelde den Nederlander in staat om talryke vlooten te bemannen en toe te rusten, sterke Legers op de been te houden, en met voordeel te vegten tegen Volken door de natuur veel vermogender. Groot-Brittanje schynt in Kunsten en Manufactuuren, uitgebreidheid van Koophandel, en de middelen welke het bezit om dien te vergrooten, alle andere Volken te overtreffen. Zyn Credit, het gewoone hulpmiddel van een Handeldryvend Volk, vult de schatkist, stelt het in staat ter goedmaaking van jaarlyksche en buitengewoone onkosten van zestien of achttien millioen Ponden St., noodig tot den jongsten Oorlog, zo schadelyk voor Groot-Brittanjes Vyanden, en zo roemryk voor 't zelve. Indien de koffers van dit Ryk ledig geweest waren, zou het noit 90,000 Mannen op de Vlooten en in de Havens gezien, noch in zyn belangen een magtig Bondgenoot overgehaald, of Krygslieden onderhouden hebben, die de Britsche Heerschappy, in verscheide deelen der Wereld, uitbreidden. Het is, derhalven, blykbaar, dat de Koophandel de grondslag is van Engelands magt, dat het daar van alle zyne voordeelen ontleent. 't Is de Koophandel die het in bezit stelt van de helft der Americaansche wereld, die de Landbouw en de Kunsten in 't hart des Lands kweekt. De Koophandel alleen kon dit Ryk in dien luistervollen staat ophouden, waar toe het gekomen was by den Vrede van Versailles in 't Jaar 1763, de inbreuken herstellen, die geduurige geldopneemingen gemaakt hadden, en om zyn invloed in de Staatkunde van Europa staande te houden of zelf te vergrooten. Eindelyk, door den Koophandel te verminderen, vermindert het noodwendig zyne Rykdommen, en, by gevolge, zyn magt en vermogen. Naa agt geslaagen te hebben, op het aanbelang des Koophandels in het Britsche Ryk, op den overvloed en 't geluk, welke dezelve verschaft aan de Inlanderen, op de meerderheid en magt, die daar uit buiten 's Lands gebooren wordt; naa de overweeging van de veelvuldige middelen om dien zenuw van den Staat te versterken en te verbeteren, en hoe voordeelig en zelf onvermydelyk noodig dit was, zou men nauwlyks kunnen gelooven, dat het Parlement een zo aangelegen onderwerp uit het oog heeft kunnen verliezen, en, in de tegenwoordige tydsomstandigheden, een Volk, 't welk aan 't zelve zyn belangen toevertrouwd heeft, bloot stellen, om, in één slag, een derde zyns Koophandels te verliezen, en tevens alle | |
[pagina 20]
| |
hoop van dien oit te kunnen herstellen. Dit ondertusschen te betoogen valt gemaklyk als wy het oog slaan op de Registers der uitgevoerde Waaren aan 't Parlement blootgelegd, en een oogenblik staan blyven op de schadelyke gevolgen, welke uit de Besluiten dier Vergaderinge kunnen voortvloeien. Wy zullen het hoofdzaaklyke opgeeven van 't geen Mr. glover des overgeleverd heeft aan 't Huis der Gemeente. De Koophandel der Volkplantingen begrypt drie voornaame Takken - de Eerste is die der West-Indien, of der Eilanden van den Americaanschen Archipel, - de Tweede die van het Noorder Vaste Land, - en de Derde, welke onmiddelyk van de twee andere afhangt, is die van Africa. De Registers, van welke wy gesprooken hebben, vertoonen ons, wat de Uitgevoerde Waaren, in die drie Takken, onderscheiden bedraagen van het Jaar 1740 tot het Jaar 1774, en dus in een tydsbestek van vier-en-dertig jaaren: welk tydsbestek men vervolgens afdeelt in twee andere tydperken, welks eerste zich bepaalt by 't begin des laatsten Oorlogs. - De Uitvoer van den eersten Tak, geduurende de zeventien eerste jaaren, was meer dan 12 Millioenen Ponden St. 't geen 's jaarlyks boven de 700,000 Ponden St. beloopt. De zeventien laatste jaaren leveren meer dan 19 Millioen Ponden St. op: en dus 's jaarlyks boven de 1,100,000 Ponden St. waar uit blykt, dat de vermeerdering van het tweede Tydperk boven het eerste staat als 11 tot 7. Een derde deezer Koopwaaren komt van vreemden, en het overige rechtstreeks uit Groot-Brittanje. Wat het Noorder Vaste Land betreft, komt het eerste Tydperk op 17 Millioen Ponden St., 't geen een jaarlyksche Uitvoer maakt van één Millioen. Het tweede Tydperk bedraagt, in 't geheel, meer dan 40 Millioen, en veel meer dan 2,300,000 Ponden St 's jaarlyks: de vermeerdering derhalven boven het eerste Tydperk staat als 23 tot 10; drie vierde der Koopwaaren leverde de Hoofdstad, de andere vierde kwam van Vreemden. Belangende Africa, welks Koophandel Engeland aan de Volkplantingen verschuldigd is, het geheel beloop, in de eerste zeventien jaaren, komt digt by de 3 Millioen, en 's jaarlyks 180,000 Ponden St.; in de tweede zeventien jaaren klimt het op tot 8 Millioen, dat is 's jaarlyks 470,000 Ponden St. Het verschil staat, overzulks, als 47 tot 18. Twee derden der Koopwaaren leverde Engeland, de rest kwam van Buitenlanders. | |
[pagina 21]
| |
Deeze vermeerdering, in den Uitvoer, levert een onwederspreeklyk bewys op, dat de Rykdommen, door welke kanaalen zy ook, in de Volkplantingen, liepen, altoos weder in de Hoofdstad kwamen, daar den vlyt vermeerderd, den nayver opgewekt, en duizenden van Gezinnen, op de heilzaamste en voordeeligste wyze voor den Staat, te werk gesteld hebben. De ontginning van nieuwe landeryen op de Eilanden, de verbetering der oude, door middel van het geld, in den oorlog daar gelaaten, en het credit, 't welk de Volkplantingen in de Hoofdstad vonden, breidden dermaate het vertier der Engeksche koopwaaren, in die Landen en in Africa, uit, dat, naa den vrede van Versailles, tot den aanvang van 't Jaar 1774, de Invoer van Zuiker, alleen in Engeland, 't welk, zonder die Eilanden, deeze aanmerklyke Koopmanschap van den Buitenlander zou hebben moeten ontleenen, 170,000 vaten beliep; eene vermeerdering van 800,000 Ponden St. bedraagende. De verteering veel grooter geworden zynde op het vaste Land van Noord America, vermeerderde het vertier der Europische koopwaaren naar evenredigheid. Dit geld keerde geheel en al vroeger of laater, in de Jaaren 1764 of 1765, in de Hoofdstad weder: en, gelyk de Eilanden door Zuiker en andere voortbrengzels het hunne hadden toegebragt, zo verschafte Noord-America, door Graanen, eenen nieuwen onderstand. Engeland zag zich, zints meer dan tien jaaren, om redenen, die zeer bezwaarlyk zyn op te geeven, genoodzaakt, Graanen, voorheen in overvloed uitgevoerd, van vreemden te koopen. De onmoogelykheid van dien tak des Koophandels leevendig te houden, maakte een jaarlyksche aftrek van 600,000 Ponden St. in den Uitvoer van dat Ryk. De Noord-Americaansche Volkplantingen bragten de Engelschen weder op Handelplaatzen, waar zy anderszins niet meer zouden hebben kunnen verschynen; zy strekten den handel van jaar tot jaar, van haven tot haven, uit, en, door het vertier der nieuwe middelen van bestaan, die zy zichzelven verzorgd hadden, moedigden zy de Manufactuuren der algemeene Moeder aan, vermeerderden en verbeterden dezelve, en vermenigvuldigden teffens de inkomsten hunner eigene Landeryen. Eindelyk, de Uitvoer van de Hoofdstad bedroeg, in de drie laatste jaaren, meer dan tien en een halve Millioen Ponden St., of 's Jaarlyks, drie en een halve Millioen. Indien wy by deeze somme voegen, 1,300,000 Ponden St., welk de jaarlyksche Uitvoer der Eilanden, geduurende de drie laatste jaaren bedraagt, en 700,000 Ponden St. voor Africa, zullen wy zien, dat het gansche beloop des Uitvoers van de Hoosd- | |
[pagina 22]
| |
stad in die Volkplantingen, vyf en een halve Millioen, staande de drie laatste jaaren, bedraagen hebbe, en dat drie vierde van die koopwaaren geleverd zyn door de Engelschen zelve, en de andere vierde alleen door Buitenlanders. Laat ons dit stuk vergelyken met den Uitvoer van Engeland in alle de deelen der Wereld. Deeze Uitvoer, om slegts twaalf jaaren op te klimmen, kwam 's jaarlyks op vyftien Millioen: maar dewyl wy ons bepaald hebben tot de drie laatste jaaren, ten opzigte van den Koophandel der Volkplantingen, zullen wy alleen den algemeenen Uitvoer, geduurende dat tydsbestek, in aanmerking neemen: deeze beloopt 's jaarlyks zestien Millioen. Het is, derhalven, duidlyk, dat de vyf en een halve Millioen, die de Uitvoer der Volkplantingen bedraagt, meer dan een derde maakt van den algemeenen Uitvoer der Engelschen. Daarenboven levert de Tabak, de Ryst, de Zuiker, enz. der Volkplantingen, aan de Engelschen, een groot deel der Scheepsbevragtingen voor de vreemdelingen. Men mag dit op één Millioen stellen; daar twee andere Millioenen uit Engeland, na de voornaamste Volkplanting, Ierland, gevoerd, byvoegen: dan zal het geheel dier sommen, met de vyfen een halve Millioen, den Koophandel der Volkplantingen, tot den Algemeenen Handel doen staan als 8½ tot 16. Een stuk van aanbelang, 't welk, buiten tegenspraak, de ernstigste overweeging verdient van een Volk, 't welk, door Mededingers omringt, geene misslagen ongestraft kan begaan. Alle de Staaten van Europa, even zeer aan werkzaamheid overgegeeven, en byzonder op Manufactuuren gesteld, zyn steeds gereed, om zich te bedienen van de minste voordeelen, welke zich aanbieden, en eenen magtigen Mededinger alles te ontrukken wat zy kunnen. Engeland heeft reeds, in zekere omstandigheden, de gevaarlyke uitwerkzels hier van ondervonden: en moet verwagten dat het, op nieuw, daar voor is blootgesteld. Tot tegenwoordig heeft het iets gehad om zich te troosten, wegens het verlies van eenige gedeelten zyn Handels, te weeten, den Koophandel der Volkplantingen, altoos bewaard door de oude en heilzaame maatregelen: het heeft dien, van tyd tot tyd, zien toeneemen, invoege dat dezelve tegenwoordig meer dan de helft uitmaakte van den ganschen Handel, met een vooruitzigt, vergrooting en verbetering: doch, indien het door eene verregaande dwaasheid en onregtvaardigheid zich daar van beroove, kan niets zodanig een verlies boeten. Zelfs op de veronderstelling, dat het lydend deel, door de byeenvoeging der Noord-Americaansche Volkplantingen, slegts | |
[pagina 23]
| |
een derde van 't geheel maake, en geene onmiddelyke betrekking tot de andere takken hebbe, waagt Engeland, zich aan dat verlies blootstellende, niet alleen het voordeel des gelds; maar ook zyn bolwerk van verdeediging, zyn magt van aan te vallen, zyne kunsten, zyn vlyt. Dit derde gedeelte van zyn geheelen Handel, de eenige grondslag zyner Heerschappye; dit derde gedeelte in zichzelve het beste, ééns verlooren zynde, sleept noodwendig met zich, het verval van een deel zyns vermogens en van 's Volks schat, de vermindering van gemeene inkomsten, en van de waardy der landen, de vermenigvuldiging der schattingen, een altoos aangroeiende last in een Staat, die ten val neigt, en eindelyk, eene verzwakking der zeemagt, en der bevolkinge, veroorzaakt door de geduurige uittochten van nutte Burgeren, die de stut en steun zullen worden van landen, welke zy ten dienste willen staan, en de zwakheid des Vaderlands bloot leggen aan 't oog der magtige Mededingeren, die niets meer ter harte neemen, en niets yveriger zoeken, dan de vernedering hunner partye. Engeland zal, naa het verlies der Noord-Americaansche Volkplantingen, en zelfs terwyl het bezig is met die te doen bukken, in de Antilles, niet dan schade en ramp ondervinden. Het lot dier Eilanden zal jammerlyk zyn in dien toestand: meer dan 400,000 Slaaven, die dezelve bewoonen, en hunne Heeren, niet kunnende bestaan, zonder de leeftogt, hun door de Noord-Americaansche Volkplantingen gezonden, zullen zich in de uiterste verlegenheid gebragt zien, als die gemeenschap zal afgebrooken weezen: 100,000 Negers, by voorbeeld op de Caribdische Eilanden, geschat op ten minsten 4 Millioen Ponden St., zyn blootgesteld aan 't deerlyk lot, om van honger te sterven. Die het dreigend gevaar ontkomen, zullen alleen bevryd weezen, om zich leevensmiddelen te verschaffen, en genoodzaakt het bebouwen der landen te staaken; en Groot Brittanje dus noodwendig beroofd worden van die ryke voortbrengzelen, of gedrongen, zich die door vreemde handen te bezorgen. De jaarlyksche Invoer van die Eilanden bedraagt, in 't ruwe gerekend, meer dan 4 Millioen Ponden St., 190,000 vaten Zuiker, Rum, en andere voortbrengzels, welker vervoeren eene zeer groote menigte Schepen vragt verzorgt. - De Koophandel, die Schotland met de Volkplantingen dryft, staat omtrent in dezelfde evenredigheid als die van Engeland, tot den algemeenen Koophandel diens Ryks. Het verlies moet, gevolglyk, in dezelfde evenredigheid weezen. - Men mag hetzelfde van Ierland zeggen. Dit Ryk trekt 's jaarlyks voor 2,400,000 Ponden St. aan Koopwaaren, zo uit Enge- | |
[pagina 24]
| |
land als uit Schotland: en betaalt een gedeelte met Linnen en Wolle, en het overige met waaren door vreemden handel verkreegen. Uit de Registers blykt het, dat in het Jaar 1771, het gewerkte en te koop gestelde Linnen, in dit Koningryk 2,150,000 Ponden St. bedroeg, en de gesponne uitgevoerde Wol 200,000 Ponden St. Die groote tak des Handels, welke aan eene zo verbaazende menigte Burgers bezigheid verschaft, hangt van Noord-America af. Het Vlas, 't welk dit Land niet meer kost dan 40,000 Ponden St., is de grondslag van de Iersche Manufactuuren. Wat de tollen en andere belastingen betreft, ontvangen van de voortbrengzelen uit de Eilanden en het vaste Land van Noord-America aangebragt, deeze bedraagen in 't geheel, naa aftrekking van alle onkosten, omtrent één en een halve Millioen Ponden St., 't welk eene vermindering van die zelfde somme oplevert, dat is, een tiende en een half van de openbaare inkomsten. Hier zoude de schrandere locke den eigenaar der landen kunnen doen opmerken, dat zyn eigendom het ledige van de openbaare inkomsten moet aanvullen, dat hy het zyne moet toebrengen, tot het bestaan en onderhoud van eene menigte behoeftigen, of tot eene volkomene verzwakking vervallen. Dit zyn de weezenlyke en onwaardeerbaare voordeelen, die het Parlement in de waagschaal zet, en mogelyk het volk zal doen derven, door medeburgers aan zyne harde wetten te willen onderwerpen, en hun van de vryheid te berooven; en door de streelende hoop van een toekomende aanwassende voorspoed, aan 't lot der wapenen bloot te stellen. Te vergeefsch hadt het Hof zich gevleid, met een spoedig slaagen in deeze onderneeming; te vergeefsch hadt men verondersteld, dat alles af hing van de maatregelen, die men tegen de Volkplantingen nam, en dat de Hoosdstad eens Landschaps, voor oproerig verklaard zynde, zich terstond zou onderwerpen aan eenige Regimenten derwaards gezonden: dat dit middel mislukkende, de andere Landschappen, door een oude jaloersheid aangezet, wel verre van zich in dit geschil te mengen, in tegendeel het onheil dier Stad, ten hunnen voordeele, zouden weeten te wenden; dat zy, dit nog niet slaagende, nooit zo verre zouden komen, om onderling eene algemeene Vergadering te beleggen, om de zaak als eene gemeene zaak te handhaaven; de uitslag nogmaals dit vertrouwen wedersprooken hebbende, wilde men, dat de leden van dusdanig eene vergadering niet zouden overeenstemmen, en nimmer tot een eenpaatig besluit komen: de voorstanders der | |
[pagina 25]
| |
Dwinglandye, op nieuw in hunne verwagting bedroogen, maakten zich diets, dat het gerugt alleen, van dwingende middelen, of het enkel aanvangen van derzelver te werkstelling, de stoutsten zou doen te rugge wyken, de heethoofdigsten en vuurigsten te neder zetten. Het eenpaarig, onveranderlyk en moedig gedrag der Americaanen heeft steeds deeze ydele veronderstellingen omverre gestooten. Dit handeldryvend Volk heeft natuurlyk gedagt, in America alleen met Kooplieden te doen te hebben, en dat eene stremming van den Handel, geduurende eenige maanden, een genoegzaam dwangmiddel zou weezen, om hun allen tot onderwerping te brengen. In de daad, de bezitting eens Handelaars, 't zy dezelve hem geheel of gedeeltlyk toebehoore, is persoonlyk in een Pakhuis opgeslaagen, en, in tyden van oorlog, aan verwoesting blootgesteld: de omstandigheden van zodanig een eigendom, de overleggingen door voorzigtigheid ingeboezemd, en de begeerte, om de oogmerken te volbrengen der zodanigen, die hem hunne goederen hebben toevertrouwd, laaten zelden plaats over voor de noodige onverschrokkenheid, om geweld met geweld tegen te staan: daarenboven beheerscht eene geheel andere drift zyne ziel. Hier uit volgt, dat de Kooplieden, enkel als zodanigen aangemerkt, zich terstond zouden onderworpen hebben, en nog zouden onderwerpen, als zy durfden. Maar, men vondt 'er andere Mannen. De Yeomannerie van Engeland, die oude rang van Burgers, die te vrede met de vaderlyke erfbezitting, door hunne zorge bebouwd, onafhanglyk leefden, en de zoetigheden van de vryheid op het land smaakten, zo onkundig van praal als van laffe verwyfdheid, dit geslacht van Menschen, thans in deeze landen uitgestorven, schynt in Noord-America weder te voorschyn gekomen: derzelver getal gaat zelf dat der andere Inwoonderen te boven: en in hun berust de voornaamste sterkte van dit vaste Land. Zy alleen, ontrust door het schriklyk opkomen en aannaderen der Dwinglandye, hielden de Kooplieden tegen, en beletten hun de Vryheid, als een stuk van Koophandel, aan te merken. Burgers, by duizenden vergaderd, met geestdrift in 't harte, in de hand het Smeekschrift, de Bill der Regten, en de Acten der Vaststellingen houdende, Acten in hun oude Vaderland buiten de mode, en bykans onbekend, maar spreekende op nieuw onder hun, even of ze eerst aan 't licht kwamen; Menschen, bezield met denzelfden geest als hunne Voorvaders, geestdryvende geessels op den eenen, en schrikbaarende verwoesters der Dwinglandy op eenen an- | |
[pagina 26]
| |
deren tyd; Menschen, even onkundig van dwaaze vermaaken als van verderflyke verkwisting, bleeven gewapend, op een grond, hun van hunne Vaderen overgeleverd, onvervreemdbaar, niet blootgesteld aan eene volstrekte verdelging, en gevolglyk den eigenaar aanzettende tot eene heldhaftige verdeediging; Menschen, by wien alles zamenliep, om hun onverschrokken te doen worden, wier verbeeldingskragt steeds werd aangezet, en verhit door Regtsgeleerden en Geestlyken, die onophoudelyk de zoete naamen van Vrybeid, Vaderland, en Onafhanglykheid hethaalden: dusdanige lieden zyn de tegenstanders, tegen welke Groot-Brittanje over zee een handvol volks gezonden heeft. Deeze kloekmoedige verdeedigers hunner haartsteden, gelyk aan de dappere bewoonders der Batavische Moerassen, hebben zich vereenigd, om de poogingen der Dwinglandye af te weeren, en hun Vaderland te verlossen van de laage werktuigen der eigendunklyke magt, die het op de vryheid hunner Medeburgeren gemunt hebben. Zy zullen hun misschien ten eenigen dage over deeze stoutheid straffen, of veel eer hun dat dierbaar goed, 't welk zy hun thans willen ontweldigen, weder geeven. Het stremmen van allen Koophandel zal aan deeze Landschappen slegts weinig ongelegenheids baaren. Het staat vast, dat de Volkplantingen in de Jaaren 1773 en 1774, voorraads genoeg opgelegd hebben tot teerkost voor drie Jaaren. Met het Algemeen Congres veronderstellende, dat het getal der Volkplantelingen by één genomen, drie millioen Menschen bedraagt, zal de hoeveelheid der Koopmanschappen, 't is waar, ‘elk hoofd voor hoofd maatig gerekend’, niet gelykstaan aan de helft hunner verteeringe; maar de andere helft wordt op twee wyzen bezorgd; ten opzigte van de ryken, door ter sluik ingebragte goederen, en, ten aanziene van de menigte op 't Vaste Land verspreid, en op groote afstanden van zee, door de middelen, die men op 't Land in Engeland te werk stelt, te weeten, door den huislyken vlyt der Inwoonderen. Men kan twee soorten van Manufactuuren onderscheiden: de eene werkzaam, geregeld, uitgevoerd onder het bestuur van eenen Opzigter, en op de markten te koop geveild: de andere aan het land verbonden; stilzittende, onbekend, maar uitgebreid: deeze is de vrugt van de winterbezigheden der Huisgezinnen, onledig in 't vervaardigen van huislyke noodwendigheden, en zeldzaam te koop geveild. Het is op deeze laatstgemelde wyze, dat de Yeomannerie van Noord-America in zyne behoeften voorziet. De Huislyke Manufacturen zyn van veel meer aanbelangs in deeze gewes- | |
[pagina 27]
| |
ten dan ergens elders, en verschaffen dus voorraad aan een groot getal Inwoonderen. De Manufactuuren, geschikt, om als Koopwaaren openbaar ter markt gebragt te worden, zyn nog verre van de volmaaktheid; doch de noodzaaklykheid zal hun welhaast leeren, zich, met voordeel, te bedienen van de stoffen, die in hunne magt zyn: en de geestdrist zal binnen kort aan hunne werken al het cieraad byzetten. - De stremming des Handels zal, derhalven, niet schadelyk weezen, dan voor den Rang der Kooplieden. Zy voorzagen het, en zouden zich onderworpen hebben, als het hun mogelyk geweest was; doch die menigte van kleine onafhanglyke eigendombezitters wederhielden hun. Deezen gevoelden ook dit verlies; maar zo weinig, dat zy zelfs eenige voldoening smaakten in die kleine offeranden aan de liefde des Vaderlands te mogen doen: daarenboven versterkten zy zich dagelyks in hun besluit, door deeze alleen erkende waarheid, dat America, als een openbaar schuldenaar van de Hoofdstad, by dit toeval moest winnen. Eene gelykstaande en hardnekkige volharding, aan de zyde der Hoofdstad, in haare onregtmaatige eischen, en aan de zyde der Volkplantingen, in de regtmaatige verdeediging hunner regten en vrydommen, heeft, derhalven, de twee Partyen opgewekt, om zich onderling te schikken, ten aanval en ter verdeediginge. De wederzydsche Vyandlykheden laaten niet toe te twyfelen, aan het vast genomen besluit om de beslissing hunner geschillen aan de wapenen over te laaten. - Maar welk een gelukkige uitslag kan zich het Hof belooven? Heeft het vergeeten, hoe groot de dapperheid is der Krygslieden, door de Volkplantingen geworven, in den laatstgevoerden Oorlog, dat zy daar aan de bemagtiging verschuldigd is, van de meeste Landen nog in haar bezit? Indien Noord-America, toen 24000 Mannen in haaren schoot gevonden heeft, om de zaak der Engelschen te verdeedigen, hoe veel te meer zal zy die tegenwoordig vinden, daar de Volkrykheid bykans verdubbeld is, om haare eigene zaak te handhaaven, en het dierbaarste aller goederen, de Vryheid, op welke de Inwoonders altoos zo zeer gezet geweest zyn, te beschermen en te bewaaren? Wanneer wy nauwkeurig letten op de groote volkrykheid der Volkplantingen, op den aart en de zeden der Ingezetenen, op de drift ter Vryheid, die hun bezielt, op den haat en wraaklust, door tien jaaren verdrukking in hun gewekt en geworteld, de vaste en nauwe verééniging, die onder hun stand | |
[pagina 28]
| |
grypt, de voorzigtigheid en wysheid, door hunne Vergadering tot nog betoond, de gehoorzaamheid en volmaakte onderwerping aan de besluiten, in dezelve genomen, de onderlinge bystand, die de Volkplantingen elkander verleenen, hunne overvloedige voorraad van leevens- en krygsbehoeften, den bystand, dien zy van andere Magten kunnen ontvangen, de gesteldheid hunner Landstreeken, waar de Kreeken, moerassen, en ontelbaare engten, onbekend aan hunne Vyanden, de krygstugt moeilyk en de dapperheid nutloos maaken, de strengheid der Wintersayzoenen, die de Europeaanen dubbel knellen, de gevaaren, welke zy loopen, in zich van de kusten te verwyderen, door de zwaarigheid, die 'er is in eene bestendige gemeenschap en verstandhouding aldaar te hebben, de nutloosheid van een ontzaglyke Vloot, om Volken te bestryden, die niet na de heerschappy ter Zee dingen, de geringe hoeveelheid van Krygslieden, die Groot-Brittanje elke reis na die Landen kan zenden, in vergelyking van de Krygsmagt, steeds in de Volkplantingen weder opkomende, en, eindelyk, de ongelukken en toevallen, die doorgaans een Leger volgen, 't welk zich in een verafgelegen Land op de been moet houden, te midden van Vyanden, bemoedigd door die werkzaamheid en yver, welke altoos, in eerst ontstaande en opkomende Maatschappyen, groote zaaken ja wonderen verrigten: wanneer wy, zeg ik, nauwkeurig letten op alle deeze zwaarigheden, en alles wat zich verder kan aankanten, tegen den uitvoer der ydele Ontwerpen van Groot-Brittanje, kunnen wy niet nalaaten, de nederlaage zyner krygsmagt als zeker aan te zien Hoe groot zal, in dit geval de schande! hoe deerlyk het verlies zyn! Zelfs tegen alle waarschynlykheid, veronderstellende, dat geen der Magten van Europa zich rechtstreeks, noch van ter zyde, in dit geschil menge, en dat Engeland dus, op zyn gemak, zich kan uitputten en van volk en van geld, zyne Legers verdubbelen, die zonder vreeze over Zee zenden, en ten laatsten het zo verre brengt, dat het zynen Medeburgeren een goed ontweldigt, 't welk zy van de Natuur geërfd hebben, in de veragtlykste slaaverny dompelt, en eigendunklyk heerscht over verwoeste Landstreeken: eene overwinning, in de daad, veel schadelyker dan de nederlaage zou weezen! Het is onnoodig uit te weiden over de rampen en onheilen, die daar uit zouden volgen; men gevoelt ze genoeg. |
|