Lierzang ter inwijinge van het nieuw gebouwde Orgel, in de groote of St. Stevens Kerk te Nijmegen, door L. Stoppendaal P.Z. Te Middelburg by W. Abrahams, en te bekomen te Nijmegen by A.v. Goor 1776. In gr. octavo 12 bladz.
ONder de algemeene vreugde te Nymegen over een nieuwgebouwd Orgel, in de aanzienlykste Kerk deezer Stad, kwam de Heer Stoppendaal regtydig met deezen Lierzang te voorschyn, welke geschikt is, naar den aart van 't onderwerp. Hy bedient zig, zeer wel ter snede, van deeze gelegenheid, om zynen Stadgenooten onder 't oog te brengen, hoe zy, een nieuw Orgel en eene nieuwe beryming der Psalmen bezittende, ook den nieuweren zangtrant te Rotterdam ingevoerd, en elders nagevolgd, in zwang behoorden te brengen. - Hy laat zig deswegens niet ongepast aldus hooren.
Mijn dierbre Vaderstad! vermaekelijk Nijmegen!
Als 't hoofd van Gelderland en Batoos stad begroet!
Gij vind uw' hartewensch op deezen tijd geboet!
Gij moogt gepaste vreugd met uwe burgren pleegen!
Uw orgel is voltooid, volmaakt in allen deel,
En prijkt, en praelt, en pronkt, als 't prachtigst kunstjuweel! -
Nu de edle Poëzij vorst Davids harpgezangen
Op nieuw in vloeiend rijm, naer wensch, heeft ingevoerd;
Dat godlijk dichttresoor, dat onze zielen roert!
Waet na elk heeft gehaekt met uitgerekt verlangen;
Nu word door 't Orgelspel des Scheppers majesteit
Van onzen dankbren mond met meerder vuurs verbreid!