Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVerdediging van de Eer der Hollandsche Natie. Tweede, veel vermeerderde, Druk. Met des Autheurs Portrait. Te Amsterdam by Yntema en Tieboel 1776. Behalven de Voorreden 119 bladz. in groot octavo.MEt de afgifte deezer tweede uitgave van dit Geschrift, verklaart zig de Eerwaarde Engelberts openlyk voor den Opsteller eener Verdeediginge der Natie, die hem ter eere strekt. Wat hem tot het vervaardigen van dit Stukje bewoog, en hoe treffelyk hy zyn onderwerp uitgevoerd hebbe, is reeds voorheen door ons gemeldGa naar voetnoot(*); des ons tegenwoordig alleen gewag staa te maaken, van de Narede, met welke deeze tweede uitgave vermeerderd is, en die ruim 70 bladzyden be- | |
[pagina 599]
| |
slaat. Zvn Eerwaarde heeft, toen het herdrukken van zyn Geschrift in overweeging kwam, op goeden grond, geen toestemming kunnen geeven aan het voorstel van die Verdeediging uit te breiden; maar verkoos liever, by die gelegenheid, 'er eenige bedenkingen aan te hegten, die, terwyl ze de Verdeediging wettigen, tevens strekken om onzen Landsgenooten onder 't oog te brengen, hoe ze hunne eer, door hun gedrag, behooren te handhaaven; waarop hy met zeer veel nadruk aandringt. - Dit laatsie is zelfs wel de voornaamste inhoud der Narede, waarom wy ook inzonderheid op dat gedeelte staan zullen blyven. - Na het beautwoorden van eenige mindere aanmerkingen over de dugtigheid zyner Verdeediginge, komt hy vervolgens tot de gewigtigste bedenking desaangaande. ‘Is, zegt men, de afbeelding onzer natie in dezelve niet veel te vleijend? zoo ze immer aan het origineel beantwoordde, hoe kan men dezelve op deezen tyd toepassen, daar de Natie zulk eene merkelyke verbastering ondergaan heeft’. In beantwoordinge hier van wil hy opgemerkt hebben, dat zyn gegeeven nationaal character volkomen passe op den regtaartigen Nederlander, dien hy onder 't oog had; en dat men met regt op zodanig eene wyze van eene Natie kunne schryven, schoon 'er onder dezelve, even als onder andere Volkeren, verscheiden gebreken plaats hebben. Hy toont te gelyk aan, dat hy, indien zyn plan zulks vereischt had, onbetwistbaar, nog veel meer tot lof der Natie zou hebben mogen schryven. Dit geeft hem aanleiding, om in deezen daar over uit te weiden; ter aanmoediginge van den Nederlander in 't algemeen; en wel byzonder, om hem te doen nagaan, hoe haatlyk het zy, dat onze Natie, in weezenlyke verdienste vooral niet minder dan eenig ander Volk, zig slaafsch onderwerpt aan of schikt naar de zeden en gebruiken van andere Volkeren, om de hunnen te verwisselen tegen dezulken die niet beter zyn, en in verscheiden opzigten een nadeeligen invloed hebben. Zyn Eerwaarde belchouwt dit Stuk van alle zyden, en doet ten klaarste zien, dat 'er geen de minste rede zy, om zulk eene volgziekte, en bewondering van het vreemde, te verschoonen; en integendeel de regtmaatigste rede om zulks op het ernstigste te wraaken - Dit doet hem, onder anderen, een leevendig Tafereel van derzulker gedrag, met het haatlyk gevolg daar van, maalen, een Tafereel te treffend, om het hier geen plaats te geeven. ‘Gaat dan heen, (dus vangt hy aan,) Gaat heen, en ontleent de stof en vorm uwer klederen, by aanhoudendheid, | |
[pagina 600]
| |
van vreemde natiën; - stelt hunne Fabrikeurs, hunne Tailleurs, hunne Coëffeurs rykelyk te werk, en laat uwe arme Landsgenooten eindelyk geen ander toevlugt, dan u agter na te bedelen; - regelt uwe byëenkomsten, uwe vermaaken, uw meubilen, uwe dine's en soupe's naauwkeurig naar het voorschrift van vreemden; en laat hunne intendants, hunne koks en knegten u onderrigten en bedienen; opdat wanneer gy met bezoeken van vreemden of inboorlingen, die u gelyken, vereerd wordt, niemand hunner eenig aanstootelyk overblyfsel van het styve Hollandsche ontmoette; maar zich verbeelden mag, dat hy zich in zyn natuurlyk of aangenomen Vaderland bevindt. Leest, denkt en schryft niet, dan Engelsch en Fransch, en herhaalt geduurig dat uwe moedertaal te lomp is, en uwe nationaale Schryvers, vooral wanneer zy zich van dezelve bedienen, veel te laf zyn voor een man of vrouw van de Bon ton, om zich in de eerste naïf te kunnen uitdrukken, of met deezen te kunnen amnseeren. - Betrouwt uwe kinderen alleen aan vreemde pedagoogen en gouverneurs, opdat zy van kindsbeen af toch weinig van onze taal en zeden mogen aanneemen, en geen zucht voor het Vaderland en deszelfs lompe inboorlingen weder in hun opwakkere: maar Duitschland, Zwitserland, Engeland, Vrankryk, Vrankryk voor al! het voorwerp hunner agting worde en blyve. Laaten uwe zoons zoo opgevoed worden, dat dezelve een weidsche vertooning in de waereld maaken, en uwe dochters, dat ze met luister op Salets en Assemblèes verschynen kunnen, zonder dat de een zich ophoudt met eenige weezenlyke oeffeningen, of de andere zich kwelt met huisselyke bezigheden, als veel te laag voor lieden van geboorte en vermogen. Gaat zelfs heen en neemt in alles de grondbeginselen van anderen over, hoe vreemd en gevaarlyk dezelve ook van de welmeenendsten uwer natie mogen geagt worden; zelfs in den Godsdienst. Of is de Godsdienst anderen geene aandagt nog moeite waard? is dezelve, hoe zeer naar den hedendaagschen smaak en zeden hervormd en verbeterd, hoe zeer in voorschriften verminderd en verzagt, is dezelve hun nog haatelyk; en zyn de voorhoven, al wierden ze zoo wyd uitgebreid, dat Heidenen en Turken, na eenige beschaaving, behoudens hunne grondbeginfelen 'er met genoegen in verkeeren mogen, hun nog te benaauwd: laat denzelven in 't geheel vaaren; laat dien voor het domme gemeen of ouderwetsche burgers over; houdt u verzekerd, dat men, niet te kerk gaande, echter even goed, ja beter te schatten is. Vermoeit uw hersenen nimmer | |
[pagina 601]
| |
met het onderzoeken van de bewyzen voor den Godsdienst, hoe gewigtig dezelve ook by anderen mogen gerekend worden; maar houdt u alleen op in eenige verdrietelyke oogenblikken met de oppervlakkige, en dikwerf vrolyke vertoogen regen den Godsdienst, om u tegen alle aanvallen van het gewisse te wapenen. Laat de Geestelykheid in algemeene verdenking en haat by u zyn. Vaart voort, en vernietigt met den Godsdienst alle zedelyke verbintenissen: noemt het onderscheid tusschen deugd en ondeugd een herschenschim: dat getrouwden en ongetrouwden zoo vry, zoo vrolyk, zoo galant met elkanderen verkeeren als mogelyk is: dat geene bezigheden, geene bekommernissen voor het tegenwoordige of toekomende, hunne vermaaken stooren, de pragt en weelde verminderen; al zouden zy zich zelven, en allen, die hun behooren lief en waard te zyn, al zoudenze duizend ongelukkigen onschuldigen mede in het verderf sleepen. - Zoo zultge, eindelyk, alle de zeden en deugden uwer Voorvaderen afgezworen, en by uwe gebreken de grondbeginselen en leevenswyze van het slegtste gedeelte uwer nabuuren aangenoomen hebbende, zeker naar hun gelyken, of liever hun overtreffen. Maar wat dan? zy zullen u agten! in geenerley wyze: zelfs zy niet die uwe ondeugden pleegen, die 'er u toe aangemoedigd hebben, zy kunnen u niet agten, zy zullen met den onnozelen Hollander den draak steeken. Gy zult, na dat gy meer en meer veragterd zyt, geene voorwerpen meer van afgunst, maar van algemeene versmaading en bespotting, ja by alle braaven eene afgryzinge zyn: en eindelyk, geheel ontaard, geheel verwyfd door vreemde zeden, geheel verzwakt door de weelde, van zelf die Volken in de hand vallen, voor welker wapenen gy door uwe deugden en kloekmoedigheid voorheen onverwinlyk waart’. Aan dit voorstel hegt hy eene ernstige waarschouwing tegen zulk een gedrag, met beredeneerde aanmerkingen over dat onderwerp, en dit leidt hem verder ter beantwoordinge van het bovengezegde, wegens de verbastering der Natie. Hy erkent dezelve, overeenkomstig met het geen hy nopens het opgemelde gedrag gezegd heeft; maar hy beweert tevens, dat het nationaal character, voorheenen door hem geschetst, nog heden stand houdt; en dat het bederf by de meesten zo ver niet doorgedrongen zy, of 'er is nog raad, nog mogelykheid, ter herstellinge en behoudenisse. Ten dien einde vermaant hy alle welmeenenden hunne uiterste vlyt daar toe aan te wenden, en laat zig eindelyk deswegens indezervoege hooren. | |
[pagina 602]
| |
‘Laat ik 'er nog byvoegen, dat, in den jaare drie-en-zestig, wanneer ik myne Verdeediging schreef, de hoogmoed, dertelheid en overdaad nog op verre het hoofd zoo zigtbaar, zo onbeschaamd niet hadden verheft, als in deezen tyd; dit is het laatste, dat ik tot verdediging van myne Verdediging; en het laatste dat ik teffens tot uwe waarschuwing bybreng, myne Landsgenooten, om u op uwe hoede te doen zyn. Kunnen twaalf jaaren zulk eene aanmerkelyke verandering te wege brengen, wat zal het dubbel, het driedubbel getal van jaaren kunnen uitwerken! ô Gy, in wier muuren de Mode haaren troon heeft opgerigt, haare dwinglandy oefsent; voor de gevaarlykste afgoden, zoo even gemeld, tempelen en aitaaren gestigt zyn, zyt dubbel op uwe hoede; treedt te rugge, zoo gy voorneemens waart met eene volstrekt verblinde, en betoverde menigte uwe knieën te buigen, uwe offerhanden toe te brengen; treedt te rugge, eer gy u zelven, eer gy uwe steden in een onoverkomelyk verderf inwikkelt, en ook uw Vaderland, wanneer deszelfs voornaame welvaardsbronnen zyn opgedroogd, met al deszelfs inwooneren, ook onschuldige inwooneren spoedig ongelukkig maakt!’ Wyders besluit zyn Eerwaarde dit Geschrift met eenige heilzaame raadgeevingen, welker opvolging hy den Nederlanderen aanpryst ter handhaavinge van de Eer der Natie, door zig in 't Burgerlyke, en te gelyk in 't Godsdienstige, onder 't aankweeken van nutte Kunsten en Weetenschappen, zo te gedraagen, dat het blyke, dat de Natie haare eigen waarde recht leert kennen. Dit doende, zegt hy, ten slot; ‘zullen ous de agting, de eerbied der Wyzen en Deugdzaamen van alle tyden en volkeren niet ontgaan, en, dat alles insluit, wy zullen voor ons, en voor onze nakomelingen, een zeker geluk bewerken’. Heeft de Eerwaarde Engelberts, met zyne Verdeediging, een algemeenen lof behaald, deeze zyne nu daarby gevoegde Narede vordert niet minder de toejuiching van alle rechtgeaarte Vaderlanders. 'Er zyn, ja, onsmaaklyke waarheden in, doch 't zyn onbetwistbaare waarheden; en ze worden voorgesteld op eene wyze, welke niemand in 't byzonder kwetst, en een ieder, die ze met oplettendheid leest, moet overtuigen, dat 's Mans overdenkingen gegrond zyn. - Nederlands Inwoonders kunnen hier leeren, wat hun te doen, wat hun te laaten zy, om den ondergang van ons Gemeenebest af te wenden, en deszelfs heil te bevorderen: dit wordt hun onder 't oog gebragt, niet in de taal van een stroeven Zeden- | |
[pagina 603]
| |
meester, of die van een afgetrokken denkend Wysgeer, maar in de taal van iemand, wiens hart vervuld is met liefde voor zyn Vaderland, die 't geluk van zyne Landsgenooten bedoelt, en daarom de pen opvat, terwyl 't nog tyd is, om den Lande dienstig te weezen; 't welk hem de hoogagting van alle Vaderlandlievenden moet doen wegdraagen. |
|