Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1776
(1776)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschryving van het Oosten en van eenige andere Landen, door den Heer R. Pococke, Leeraar der Taalen enz. Eerste Deel. Eerste Stuk. Uit het Engelsch overgezet en met Aantekeningen voorzien, door E.W. Cramerus. Met eene Voorrede van R. Schutte Predikant te Amsterdam. Te Utrecht by G.T. en A.v. Paddenburg. Te Rott. by J. Bosch en R. Arrenberg, en te Amst. by M. de Bruyn 1776. Behalven het Voorwerk 219 bladz. in groot quarto.EEn ieder, die zig eenigermaate toegeleid heeft, op het leezen der laatere Geschriften wegens het Oosten, inzonderheid Egypte, het Heilige Land en de daar aan grenzende Gewesten, is meermaals voorgekomen, dat de Schryvers zig beroepen en aanmerkingen maaken op de berigten, welken de Heer Pococke deswegens, na 't voltrekken zyner Reize, door den druk gemeen gemaakt heeft. 't Is derhalve niet vreemd, dat men, andere Geschriften van die natuur vertaalende, ook beslooten heeft, om deeze Beschryving, door dien Heer vervaardigd, in 't Nederduitsch over te brengen, ten einde onzen Landzaaten te beter gelegenheid te geeven, om alles, wat daar toe betrekking geeft, te kunnen naspooren; waar toe ze nu met de afgiste van dit eerste Stuk aanvanglyk in staat gesteld worden. - Het zelve bepaalt zig tot des Autheurs reistogten door Neder- en Opper-Egypte, van welke Gewesten ons hier eene naauwkeurige beschryving gegeeven wordt. - Dezelve begint, na een kort verslag van Egypte in 't algemeen, met des Schryvers waarneemingen, wegens Alexandrie, omtrent één der monden van den Nyl gelegen, en het verdere gedeelte van Egypte, tusschen de twee Nyls- | |
[pagina 572]
| |
armen, gemeenlyk den Delta geheetenGa naar voetnoot(*): behelst voorts een berigt van het merkwaardige door den Autheur opgetekend, geduurende zyne reistogt naar en in Opper-Egypte, tot aan de Watervallen van den Nyl, en het Eiland Phile, op de grenzen van Ethiopie; als mede op zyne te rugreize naar Damiate, aan één der uitloopen van den Nyl; daar hy te scheep gong, om naar Joppe te zeilen, en verder het Heilige Land te bezigtigen. In 't doorbladeren van dit Stuk, zal men terstond gewaar worden, dat de Heer Pococke weezenlyk dien lof verdient, welke hem, als een oplettend, oordeelkundig en in veele weetenschappen ervaaren Man, zeer algemeen gegeeven wordt. Liefhebbers van verschillende oefening vinden in deeze zyne Beschryving een grooten voorraad ter vermeerderinge of bevestiginge hunner kundigheden; vooral dezulken, die zig op de Aardryksbeschryving, de Natuurlyke Historie en de gewyde of ongewyde Oudheid toeleggen. In 't een en 't ander verleent dit Werk een aantal van byzonderheden, die deeze Reiziger met opmerkzaamheid beschouwd, met oordeel overwoogen en naauwkeurig beschreeven heeft; die daarenboven, met wel uitgevoerde Kaarten en juiste Afbeeldingen opgehelderd worden: waar toe ook de kundige Overzetter het zyne toegebragt heeft; zo door eene oplettende behandeling van 't geheele Werk, als als door eene byvoeging van leezenswaardige Aantekeningen. - Om 'er iets uit te berde te brengen, dat onder den algemeenen smaak der Leezers kan vallen, zullen wy ons bepaalen tot eenigen der aanmerkingen van den Heer Pococke, nopens Groot-Kairo, welke Stad, onder de Egyptische Steden, bovenal de oplettendheid tot zig trekt, en die de Autheur met derzelver Regtsgebied zeer juist in Plaat heeft laaten brengen. Zy bestaat nu uit drie Steden, ééne mylGa naar voetnoot(†) van elkander gelegen, naamlyk Oud Kairo, het eigenlyk zogenaamde Kairo en Boulak. - Oud Kairo is zo 't schynt gevolgd op Babylon, dat sommige gevangen, van Babylon aan den Euphraat ontsnapt, gebouwd hebben, en waarschynlyk gelegen heeft op den berg Jehusi, aan 't zuideinde van Oud Kairo, 't welk, naar den ouden naam van Egypte, den naam van Mesr droeg. | |
[pagina 573]
| |
Ook heet het Fostat, zo veel als Tente, om dat Amrou Ben As hier zyne Tente opsloeg, toen hy Babylon belegerde. De tegenwoordige Stad Kairo noemen de Arabiers Kahira, dat zo veel zegt als de Stad, of de overwinnende betekent. Men zegt dat Saladin beide deeze Steden bemuurde. Tusschen de oude en nieuwe Stad was eertyds nog eene derde Stad, met naame Kebasee; doch dezelve is geheel verwoest, en men ziet 'er thans slegts eenige puinhoopen van. Oud Kairo is tot een zeer kleenen omtrek gebragt, en niet boven de twee mylen in 't rond. Het is de haven voor booten, die uit Opper-Egypte komen. Sommigen der Beis hebben hier eene soort van Landhuizen, werwaards zy zig ten tyde der overstroominge van den Nyl begeeven. Hier bezag de Heer Pococke, als de voornaamste merkwaardigheden, de Koornschuuren; het Gebouw, opgeregt om het water van den Nyl in de waterleiding te brengen; de graft van Trajanus, langs welke het water naar Kairo loopt, en naby welker mond de bekende plegtigheid van den Nyl af te snyden, en te openen, verrigt wordt: verder de Koptische Kerken, de Joodsche Synagoge en de Turksche Moskeen; al het welke de Autheur, met eenige nevensgaande afbeeldingen, duidelyk beschryft. Daar benevens geest hy een berigt van het daar tegen over liggende Eiland Roida, met eene beschryving en aftekening van den Mikias, of het huis, in 't welk de pylaar is, waar aan de hoogte van den Nyl gemeeten wordt; mitsgaders van eene plaats, eene halve myl noordwaards van Kairo gelegen, Kassaraline geheeten, die door verscheiden boomgaarden, en een klooster van Turksche Monniken, merkwaardig is. Boulak ligt eene myl verder noordwaard aan de rivier; en ook omtrent zo ver van Nieuw Kairo. Het heeft ongeveer twee mylen in den omtrek, en is de haven voor de vaartuigen, die van den Delta de rivier opkomen. Men vindt 'er een tolhuis, benevens veele pakhuizen en herbergen voor de reizigers; doch voorts is 'er niets merkwaardigs dan een fraai bad. Nieuw Kairo ligt omtrent eene myl van de rivier, strekt zig oostwaard omtrent twee mylen naar het gebergte uit; en heeft nagenoeg zeven mylen in den omtrek. Men zegt, dat de Stad grooter is geweest, dan zy tegenwoordig is, toen zy het middelpunt van den Oostindischen koophandel was. De Heer Pococke beschryft de voornaamste merkwaardigheden zo der Stad als der Voorsteden, naauwkeurig; wel byzonder de Josephszaal, mitsgaders de Josephsput, waar van hy ook juiste afbeeldingen mededeelt; en verder geeft hy een berigt van de voornaamste gebouwen, oude overblyssels enz. | |
[pagina 574]
| |
Wat de straaten en huizen in 't algemeen betreft, dezelven zyn niet aanzienlyk, gelyk veelal in de Turksche Steden. De straaten zyn eng, en meerendeels zo naauw, dat de Inwoonders niet zelden van het eene huis tot het andere een dak over de straat maaken, en 'er een dun dekkleed over hangen, om zig tegen de hette der zonne te beveiligen. De huizen zyn gemeenlyk rondom eene opene plaats gebouwd, en daar maaken zy de beste vertooning. Maar de Turken hebben niets op met de buitenzyde hunner huizen, en besteeden al den sieraad dien zy aan hunne huizen te koste leggen, van binnen aan de vertrekken. Hunne huizen zyn van buiten beneden met steen opgehaald, bestaan boven uit eene soort van traliewerk, somtyds met ongebrande steen opgevuld, en hebben weinig of geen vensters aan de straat. Meerder opmerking verdient de verandering, welke Kairo ondergaat, met het ryzen en daalen van den Nyl; waar van ons de Autheur het volgende verslag geeft. ‘Het kanaal, dat by Oud Kairo uit den Nyl komt, loopt genoegzaam midden door de Stad; doch men kan het alleenlyk van achteren uit de huizen, die 'er aan gebouwd zyn, zien; want, schoon 'er verscheiden bruggen over liggen, staan 'er echter aan weerskanten van die eenige huizen, welke het gezigt van het kanaal onderscheppen. Maar als het droog is, verstrekt het tot eene straat, die door het gemeene Volk veel wordt gebruikt. Ondertusschen is het omtrent dien tyd, als het begint op te droogen, een slechte nabuur; dewyl 'er dan een stank uit opryst, die niet alleen zeer onaangenaam, maar ook buiten twyfel zeer ongezond is voor de geenen, die 'er aan woonen. Als men zich verbeeldt, dat'er hier en daar verscheidene plaatsen of kommen in de Stad zyn, van een vierde tot drie vierde myl in 't rond, en zo gemaakt, dat zy het Nylwater, by de overstrooming der riviere, door kleinere kanaalen derwaard geleid, ontvangen en bewaaren, zal men eenig denkbeeld hebben van de onderscheidene meiren, die 'er, geduurende den meesten tyd des jaars, binnen deeze stad zyn. Men kan zich ook niets fraaiers, niets vermaaklykers verbeelden, dan die groote kommen, met de beste huizen der stad bezoomd, met water gevuld, en des zomers, wanneer de Nyl hoog is, met de keurlykste barken en bootjes van de voornaame Lieden, die 'er zich des avonds met hunne Vrouwen vermaaken, bedekt te zien. Ook ontbreekt het 'er dan niet, gelyk men my verhaald heeft, aan muziek; en somtyds worden 'er kunstvuurwerken by die verlustigingen gevoegd. Alle de huizen rondom zyn, op dien tyd, op eene aangenaame | |
[pagina 575]
| |
wyze verlicht, en alle de vensters vol aanschouwers, om eene zo bekoorlyke vertooning te zien. Dan, een gantsch ander tooneel komt 'er te voorschyn, als het water afgeloopen, en 'er niets dan slik te zien is; doch ook hier op volgt ras weder een vrolyker gezigt van groen koorn, en daarna van een ryken oogst, in 't midden eener groote stad, op die zelve plekken, waar op men eenige maanden te vooren het gewemel van roeien zeiljachtjes zag’. - By dit berigt zullen wy ten laatste nog voegen, het geen de Heer Pococke ons meldt, wegens de volkrykheid der Stad, de Kooplieden en den Handel aldaar. ‘Zy, die de inwooners van Kairo op twee millioenen rekenen, vergrooten, zo het schynt, hun getal merklyk, schoon men het, als zeer geloofwaardig, wil verzekeren, dat 'er zeven duizend menschen op éénen dag aan de pest overleeden zyn, waarvan een naauwkeurige begrooting kan gemaakt worden, uit het getal der baaren, die verhuurd worden om de dooden uit te draagen. Men vindt in deeze stad eene groote verscheidenheid van volk; want de inwooners bestaan, deels uit oorspronglyke Egyptenaaren, onder welken de koptische Christenen te tellen zyn; deels uit Arabieren; deels uit Lieden, die uit Barbarye en de westlyke deelen van Afrika afkomstig zyn; en deels ook uit Berberynen, die in groote menigte uit de gewesten van Nubie komen, en by de inwooners deezer stad dienst zoeken. Zy zyn eene soort van Mulatten, en hebben eene zekere wyze van regeering onder zich; want zy, die uit dezelve landstreek van dat gewest geboortig zyn, verkiezen eenen scheik of hoofd, die voor alle de nieuwe aankomelingen zorge draagt, een dienst voor hun zoekt, en hen, als zy buiten dienst of ziek zyn, van het noodige geld voorziet, waar toe zy eene gemeene kas hebben, en als zy in staat zyn, geeven zy de penningen, hun verschooten, getrouwlyk weerom. Men vindt 'er ook Lieden, die van Turksche atkomst zyn, by voorbeeld, die van Konstantinopel herwaard gezonden worden, om deeze of geene bediening te bekleeden; gelyk ook die welke de Bassas mede brengen, en die zich veelal met hunne wooning hier neder slaan. Maar waarlchynlyk is het grootste deel der inwoonderen van Kairo van het geslacht der Mamelukken, afstammende van die slaaven, die, meestal uit Georgie en de omsiggende Landschappen afkomstig, sedert de Mameluksche regeering, de meeste bedieningen hier bekleeden, en zich door eene gestadig meuwe toevloeijing tot heden toe daarin handhaaven. Ook zyn 'er in Kairo sommige Grieken, eenige Armeniers en veele Jooden. Van de Europeers woonen hier alleenlyk Franschen, Engelschen, en sommige | |
[pagina 576]
| |
Italianen van Venetie en Livorno. De Franciskaanen, van het klooster te Jerusalem afhangende, hebben hier een ruim nieuw gebouwd klooster, dat, terwyl zy met den bouw bezig waren, een en andermaal door het graauw werd neergeworpen, eer zy de voornaamste amptenaars, die geschenken wilden hebben, te vrede konden stellen. Het kostte hun ook inderdaad groote geldsommen, niet alleen ten aanzien van het gebouw zelve, maar ook om alle de groote lieden tot hunne vrienden te maaken. De prior van dit klooster wordt de onderprefekt van Egypte genoemd, terwyl de guardiaan van Jerusalem den tytel van prefekt draagt. Hier is nog een ander klooster van Franciskaanen, die als zendelingen uit Rome herwaards worden gezonden, met een prior, die ook de prefekt van Egypte heet, en drie kloosters van deeze orde in Opper Egypte onder zyn gebied heeft. Deeze ontvangen wel eene geringe ondersteuning uit Rome, doch geneeren zich voornaamlyk van de liefdegaaven hunner Leerlingen. Zy staan onder de bescherming der Engelschen, welke in deeze Landstreeken alle Christenen gereedlyk beschutten. De andere Franciskaanen, benevens de Kapucynen en Jesuiten, die hier ieder een klooster hebben, staan onder de bescherming der Franschen. Als 'er een Engelschman sterft, wordt hy by de Grieken, en, daar geen Engelsch kapellaan is, ook naar de gebruiklykheden der Grieksche Kerke, begraavenGa naar voetnoot(*). De Europeesche kooplieden, hier woonachtig, overweegende bin- | |
[pagina 577]
| |
nen welke naauwe paalen zy beslooten zyn, hebben eene zeer aangenaame verkeering onder elkander. De morgenstond wordt aan de bezigheden besteed, maar het overige van den dag gemeenlyk in vermaaklykheden gesleeten. Men rydt dan dikwyls naar het land en de tuinen, ten noorden van Kairo, daar, op den afstand van eene myl buiten de Stad, weinig of geen gevaar is. Somtyds wordt 'er de geheele dag in vrolykheid doorgebragt. En gelyk op den Christen-, zo staan ook op den Joodschen Sabbath, hunne openbaare bezigheden stil, dewyl de Jooden een groot deel hunner zaaken waarneemen. Als de Nyl hoog en 'er weinig te verrichten is, houden zy gemeenlyk hun verblyf in de huizen, die zy te Oud Kairo en Dsjize hebben. De Vreemdelingen, voornamlyk dezulken, die alleen uit begeerte om de merkwaardigheden des Lands te bezien, herwaard komen, leeven hier zo aangenaam, als de omstandigheden der plaatse maar eenigzins toelaaten. De Heeren van hunne natie betoonen hun niet alleen allerhande beleefdheden, maar neemen hen ook zeer vriendlyk in hunne huizen; en deezen laaten zich gemaklyk overhaalen, om van hunne gulle aanbiedingen gebruik te maaken, dewyl het zeer moeilyk is, op eene andere wyze hier wel bediend te worden. De voornaame handel deezer plaatse bestaat in den invoer van fyne lakenen, tin en lood, en den uitvoer van koffy, zenebladen, eene soort van saffraan om te verwen, vlas en verscheidene drogeryen voor het grootste deel uit Persie komende. Hier wordt ook ruuwe zyde uit Asie ingevoerd, en voornaamlyk tot satynen en eenige zyden stoffen in navolging van die van Indie verarbeid. In sommige plaatsen, naby deeze stad gelegen, zyn fabrieken van grove lywaaten. Men bereidt hier ook suiker van het eigen voortbrengzel des lands, welke noch goedkoop, noch fyn is, uitgenomen die voor het gebruik van den Grooten Heer, welke zeer fyn, maar in eene geringe hoeveelheid bearbeid wordt; en, dewyl deeze soort zeer duur is, vindt men ze niet veel te koop. Sommige fabrieken zyn hier in groote volkomenheid; by voorbeeld het maaken van Turksche stygbeugels, en allerhande paardentuig. Ik merkte ook aan, dat hunne yzeren en koperen ruitswyze gevlochten venstertralien wel zeer goed gemaakt; doch, gelyk ik my verbeeldde, grootdeels van de tyden der Mamelukken waren. Men maakt hier insgelyks houten gedraaid traliewerk voor de vensters, dat zeer kunstig en fraai is. Omtrent Menoufich, in de provincie Delta, worden die fyne matten van geverfde biezen gemaakt, die niet alleen door het geheele Turksche ryk, maar ook naar de meeste gewesten van Europa verzonden wor- | |
[pagina 578]
| |
den. Gelyk bykans in alle de Turksche Landen, zo wordt ook hier zeer keurlyk zilverwerk, tot sieraadjen voor vrouwen en paarden, gemaakt, dat door de Christen kooplieden wyd en zyd vervoerd wordt. De bekwaame gelegenheid tot de scheepvaart maakt Kairo tot eene plaats van grooten koophandel: want weinig kunsten worden 'er hooger opwaard, of, laat ik liever zeggen, in eenig ander deel van Egypte, zelfs maar in taamlyke volmaaktheid geoefsend; zo dat al het Land, ten minste dat, welk verder zuidwaard aan den Nyl ligt, met de meeste gerieflykheden uit deeze groote stad voorzien wordt. En dewyl het borgen onder de Turken niet veel plaats heeft, maar het integendeel zeer zeldzaam is, dat de een den anderen vertrouwt, iets op rekening te handelen, of dat zy hun geld in iemands handen waagen; veroorzaakt dit altyd een zo groote toevloed van volk te Kairo, dat waarschynlyk omtrent een vierde der zielen, die in deeze stad zyn, geene bestendige woonplaats daar in hebben; en, dewyl de vreemdelingen niet schroomen voor de pest, maar in de stad komen, schoon 'er de besmetting heerscht, mag men billyk onderstellen, dat een groot getal der geenen, welke aan die ziekte sterven, bestaen uit Lieden, welken, ter verrichtinge hunner zaaken, dagelyks te Kairo komen’. |
|